I van Burgemeester en Wethouders heel goed indenken. I Als het college in aanmerking neemt wat plaats had I voor 1 Juli en het niets anders wist dan dat er tot dien I datum 570 gevallen waren geweest en het verwachtte I dat dit aantal aanmerkelijk minder zou worden, dan heeft I het volgend halfjaar geleerd, dat er inderdaad een aan- I merkelijke vermindering is gekomen. Maar dan is dat I laatste aantal van 226 toch altijd nog meer dan drie I maal zooveel als vroeger het aantal gevallen was voor I het geheele jaar. Ofschoon ik mij dus kan indenken in den gedachtengang van het college, kan ik het met de appreciatie niet geheel eens zijn. Als inderdaad het aan- j tal gevallen, die behandeld moeten worden, zoo blijft, 1 dan moeten Burgemeester en Wethouders absoluut niet zeggen dat het presentiegeld ruim voldoende is; dan vind ik een presentiegeld van hoogstens 100.per lid niet hoog, dan worden er in deze gemeente wel hoo- gere gegeven. Ik kan niet aannemen, ook niet als wij als maatstaf aannemen de werkzaamheden over het tweede halfjaar, dat het presentiegeld zoo hoog is. Of schoon ik dus den gedachtengang van Burgemeester en Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 januari 1923. houdende met het geheel. Het was te voorzien dat het de eerste paar maanden het drukst zou loopen. En dat is het ook geweest. Maar in het laatste halfjaar is het aantal gevallen van 570 tot ruim 200 terug geloopen. De commissie is 1 Juli aangesteld, opdat Burgemeester en Wethouders eerst eens zouden kijken hoe het met de drukte liep en zij daarover een overzicht hadden. Zij vinden nu een bedrag van 1250.voor het geheele jaar ruim genomen. Zij hebben niet volstrekt rekening gehouden met de eerste 6 maanden maar met een over zicht over het geheele jaar. En dan vinden zij, inclusief de drukkere werkzaamheden, dit bedrag hoog genoeg. Als er weer nieuwe kinderen op school komen, krijgt de commissie natuurlijk weer meer drukte. Maar als de commissie dan even gewerkt heeft, zit de vrees en de schrik er al weer zoo in, dat het aantal gevallen hard minder wordt. En dan vinden Burgemeester en Wet houders dat dit bedrag meer dan voldoende is. De heer Visser gelooft toch dat met het antwoord van den wethouder zijn betoog niet ontzenuwd is. De wethouder zegt dat met wat de commissie werkelijk over een jaar verdient, het werk voldoende is betaald. Nu is het bedrag van 1200.als zoodanig het bedrag dat als maximum gegeven kan worden of anders: voor 50 vergaderingen is het bedrag 100.voor ieder. Nu is de commissie voor het eerste jaar vanaf 1 Juli niet 1200.betaald, maar 600.terwijl zij het volgende jaar 1200.zal krijgen. Maar het zou toch met het oog op de werkzaamheden over het eerste jaar en ook over het eerste halfjaar toch billijk zijn geweest als toen aan de commissie ook de volle vergoeding over het geheele jaar was toegekend. Als men een vergelijking trekt binnen de grens van dit jaar en het komende jaar, dan kunnen Burgemeester en Wet houders redeneeren, zooals zij willen, maar de kwestie is, dat er voor een half jaar niet is betaald. Die factor zal de wethouder eerst moeten ontzenuwen. Hij zegt dat bij het vaststellen van het presentiegeld als crite rium is genomen dat de leden in de vergoeding een compensatie vinden voor het werk in het afgeloopen jaar. Dat is knap, spreker zou dat niet kunnen. Wanneer hij een overeenkomst of een contract met iemand zou afsluiten, die een jaar bij hem in dienst is en hij zou zeggen: het eerste halfjaar betaal ik U niet, maar als je een 15 of 16 jaar bij mij in dienst blijft zal ik rekening houden met dat eerste halfjaar dan zou dat niet een practische methode zijn, iets wat althans niet practisch zou kunnen worden ingevoerd. Wat spreker wou zeggen is dit, dat de commissie het volgend jaar 1200. krijgt bij minder arbeid. Nu heeft zij minder dan 1200.— ontvangen de commissie is over het eerste halfjaar niet betaald. De heer Oosterhoff is niet heelemaal bevredigd door het antwoord van Burgemeester en Wethouders. Zij zijn begonnen met te zeggen dat sommigen zich tegen dit voorstel hebben verzet en doen het nu voorkomen alsof spreker dat zou hebben gedaan op grond van de cijfers, alsof hij niet tevreden zou zijn met het bedrag der ver goeding. Dat is de kwestie echter niet, of de vergoeding 1200.is of niet. Maar sprekers vraag was of de vergoeding niet over het volle jaar had moeten worden uitbetaald en daarop heeft hij geen antwoord gekregen. Sprekers vraag was of de nieuwe commissie niet had moeten worden benoemd met ingang van 1 Januari, op hetzelfde oogenblik van het in werking treden der nieuwe wet en of de vorige commissie dan geen recht heeft om haar in vergoeding der werkzaamheden, die haar zonder belooning zijn opgedragen, tegemoet te komen. Spreker is het met den heer Visser eens dat over het eerste halfjaar aan de commissie geen vergoeding ge geven is en wil het voorstel doen om alsnog het eerste halfjaar naar den maatstaf van de nieuwe regeling uit te betalen. De Voorzitter wil beginnen met een misverstand uit den weg te ruimen. De heer Oosterhoff vraagt: was de oude commissie door invoering van de nieuwe wet automatisch ontbonden op 1 Januari of niet? En indien de commissie automatisch ontbonden was, had dan de nieuwe commissie niet met ingang van 1 Januari moeten optreden? Nu is de kwestie dat, toen de nieuwe leer plichtwet in werking trad, sommigen meenden dat dit wèl, anderen dat dit niet het geval was. Burgemeester en Wethouders hebben toen den Minister van Onderwijs gevraagd wat de bedoeling was omtrent de commissie en de Minister heeft daarop het volgende bericht ,,Ik heb de eer U te berichten, dat artikel 21, vijfde lid, der Leerplichtwet weliswaar beoogt, dat de com missie tot wering van schoolverzuim telkens in haar geheel aftreedt, doch dat uit die bepaling niet volgt, dat de op 31 December 1921 in functie zijnde com- missiën geacht moeten worden van rechtswege ont bonden te zijn. Intusschen is er geen bezwaar tegen, dat de ge meenteraden de bestaande commissiën ontbinden en nieuwe instellen, waarin dezelfde leden als die daarin tot dusverre zitting hadden, worden benoemd. Op deze wijze wordt bereikt, dat die commissie na drie jaren in haar geheel aftreedt." Hierbij stond dus op den voorgrond dat de oude commissie niet automatisch verviel en deze gemeente heeft dan ook deze gedragslijn gevolgd. Op 18 Mei 1922 hebben Burgemeester en Wethouders den Raad het voorstel gedaan om de oude commissie, die niet auto matisch ontbonden was, met 1 Juli te ontbinden, om met ingang van 1 Juli een nieuwe commissie te benoe men en om deze te geven het presentiegeld, dat toen is vastgesteld. Spreker wil dus beginnen met op den voorgrond te stellen dat het een raadsbesluit is, waar tegen op het oogenblik, voornamelijk door den heer Vis ser, zoo erg wordt geageerd, dat het daarvoor, hoewel niet te laat dat is het eigenlijk nooit maar dan toch wel erg laat is en dat deze bestrijding in de ver gadering van 13 Juni meer op haar plaats was geweest dan nu. Maar men kan ten slotte natuurlijk altijd tot in keer komen. Spreker heeft dus hiermee meteen den heer Visser geantwoord, dat de oude commissie op 1 Januari niet automatisch werd ontbonden, maar dat deze heeft voort bestaan tot 1 Juli 1922. De Raad heeft dat zelf ook onder punt a van het voorstel in de vergadering van 13 Juni beslist, dat een nieuwe commissie zou worden aange steld en de oude werd ontbonden op 1 Juli. Nu zegt de heer Visser dat het hier geen juridische kwestie is, maar een practische kwestie. Spreker gelooft ook dat het hier geen juridische kwestie is De heer Visser: Dat staat in het prae-advies. De Voorzitter: Er staat in het prae-advies even op gemerkt dat aan een ontbonden commissie moeilijk een vergoeding kan worden toegekend, want de kwestie is: de commissie is ontbonden op 1 Juli. Nu zijn in de nieuwe commissie ongeveer dezelfde leden gekomen, maar het is een nieuwe commissie; daarin zit bovendien nog een ander lid en verder is nog één oud lid niet be noemd. Op 1 Juli 1922 was dus de oude commissie weg en nu zegt het prae-advies alleen dat aan een ont bonden commissie moeilijk een vergoeding kan worden toegekend. Dat is, wat hier staat en dat kan ook moeilijk worden tegengesproken. De heele loop van zaken is deze. Hier had in de verschillende prae-adviezen van 18 Mei en 14 December misschien iets meer moeten staan, dan was het den raadsleden duidelijker geworden, dat met de vaststelling van een presentiegeld van 2.per lid en per verga dering geen compromis is gesloten met de commissie, maar een compromis in de vergadering van Burge meester en Wethouders. Van de thans ontbonden com- Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Januari 1923. I missie, die met 1 Juli is ontbonden en waarin ongeveer dezelfde menschen zitting hadden als in de nieuwe com missie, was een verzoek ingekomen tot verhooging van de bureau- en administratiekosten en verder tot invoe ring van een presentiegeld. Naar het oordeel van Bur gemeester en Wethouders werd echter een vrij hoog presentiegeld gevraagd. Dit vrij hooge presentiegeld werd gemotiveerd door overlegging van een staat, waar uit bleek, dat de commissie het eerste halfjaar verbazend veel werk had gehad. Burgemeester en Wethouders meenden echter dat na dien tijd, als het eerste werk was gedaan, dat werk wel wat zou luwen en dat is in de practijk ook gebleken. Burgemeester en Wethouders wilden eigenlijk nog lager gaan dan 2.maar ten slotte is het presentiegeld van 2.per lid en per ver gadering onderling bij Burgemeester en Wethouders een compromis geweest. Zij hebben gezegd: goed, laten we I het op 2.stellen, maar laten we dan ook beginnen op 1 Juli 1922, dus bij de nieuwe commissie. Dat is in I geen van beide prae-adviezen, van 18 Mei en van 14 I December, naar voren gekomen en dat is toch de aan- I leiding geweest van dit voorstel. De redeneering, die hier door verschillende sprekers is gevolgd, is, op papier beschouwd, volkomen waar cle ontbonden commissie is voor de diensten, die zij vanaf 1 Januari tot 1 Juli heeft gepresteerd, eigenlijk niet gehonoreerd, althans niet voor het meerdere werk, dat zij heeft gedaan. Maar het compromis bij Burgemeester .1 en Wethouders is geweest: laten wij voorstellen 2. 3 per lid en per vergadering. De meeste leden van Burge- 1 meester en Wethouders vonden dat eigenlijk nog te hoog I in verband met wat in de toekomst zou komen. Burge meester en Wethouders hebben echter ten slotte gezegd: laten we het op 2.stellen, het werk wordt nu ook I veel minder, en het dan doen ingaan, als de oude com- I missie is ontbonden. Burgemeester en Wethouders heb- I ben ook voorgesteld ongeveer dezelfde menschen in de I commissie te benoemen; ik meende dat er op voorstel I van den heer Dijstra nog een achtste lid is bij gekomen. I Als men het op papier beschouwt dan is de oude com- I missie niet gehonoreerd voor het werk, dat zij heeft ge- I daan, maar naar het oordeel van Burgemeester en Wet- I houders werd de nieuwe commissie zeer voldoende ge- I honoreerd en als wij van het begin af hadden moeten I salarieeren, dan was waarschijnlijk het voorstel van Burgemeester en Wethouders minder geweest. .Misschien dat hiermee eenig misverstand uit den weg -ij is geruimd. Ik wil nogmaals zeggen: de Raad heeft dit n besluit zelf genomen en het is dus geen besluit van Bur- gemeester en Wethouders, dat de heeren aanvallen. Als V zij hier een steen willen gooien, dan gooien ze die naar I zichzelf. De heer Oosterhoff: Ik kan mij in den gedachtengang Wethouders kan begrijpen, kan ik niet met de redenee ring meegaan, dat met het presentiegeld aan de nieuwe commissie wordt goed gemaakt, wat de oude com missie te min heeft gekregen. Ik wil heel graag aanne men dat er een juridisch bezwaar is om aan een ont bonden commissie een vergoeding te geven, doch om dat te ondervangen zou ik dit voorstel willen doen „voorstel om aan de leden der nieuwe commissie tot wering van schoolverzuim vergoeding te geven voor verrichte werkzaamheden gedurende het eerste halfjaar van 1922 naar den nieuwen maatstaf." De heer Jansen krijgt uit deze heele bespreking en uit de prae-adviezen den indruk dat de oude commissie op 1 Januari weliswaar niet automatisch is ontbonden, maar dat toch Burgemeester en Wethouders er mee bekend waren dat de arbeid der commissie het eerste halfjaar geweldig zou toenemen. Dat is ook duidelijk gebleken en nu heeft spreker niet begrepen, waarom iuist de datum van 1 Juli voor benoeming van de nieuwe commissie is gekozen, terwijl de geweldige arbeid al vanaf 1 Januari was ontstaan De Voorzitter Dat hebt U zelf mee gedaan. De heer Jansen: Neen, want ik ben er die vergadering niet geweest. Maar ik ben toch van oordeel dat wij op zoo'n besluit terug kunnen komen. De Raad mag dat ook wel eens een keer doen het is door het college al zoo vaak gedaan als er een abuis heeft plaats gehad en vast staat dat er arbeid is gepresteerd en pas daarna een vergoeding in het leven is geroepen. De heer Visser: De Voorzitter zegt aan het begin van zijn betoog dat de oude commissie niet automatisch is vervallen en dus kan ik ook aannemen dat zij over het eerste halfjaar heeft bestaan. Nu iets over de com pensatie. In den loop van het eerste jaar wordt betaald een bedrag van 600.en het volgende jaar 1200. E)at maakt dus een verschil van 600.per jaar. Re kenen we nu maar over de eerste 5 jaren dan wordt dat dus een bedrag van 3000.altijd nog om te dek ken dat verschil van 600.en 1200.Want zoo zal het practisch zijn. De volgende jaren wordt 1200. betaald en nu 600.Men zegt dat de commissie iets als compensatie moet hebben. Maar als dat zoo enkele jaren loopt, dan kan die compensatie een zeer hoog bedrag worden. Wat de Voorzitter zegt van gooien met steenen naar een raadsbesluit, misschien zal het in dit geval te Iaat wezen, maar, zooals de Voorzitter zelf al zegt, is het altijd nog tijd om tot inkeer te komen. De Voorzitter wil opmerken dat, als het voorstel- Oosterhoff wordt aangenomen, Burgemeester en Wet houders deze vergoeding misschien niet kunnen hand haven. Men weet nu dat het presentiegeld van 2. er op was gebaseerd, dat het 1 Juli zou ingaan en dat Burgemeester en Wethouders daarmee niet zouden zijn gekomen als het 1 Januari had moeten ingaan. Is het daarom niet beter eerst principieel uit te maken of aan de commissie over het eerste halfjaar nog een vergoe ding zal moeten worden gegeven en dan over het bedrag te spreken Want dan verandert de zaak, misschien niet voor den Raad, maar wel voor Burgemeester en Wethouders. Zooals het presentiegeld is voorgesteld, is dit een compromis geweest bij Burgemeester en Wet houders. Door het college is toen gezegd dat het dan ook pas op 1 Juli, met de nieuwe commissie, zou ingaan. Met den datum te veranderen verandert dus de zaak voor Burgemeester en Wethouders; misschien voor den Raad niet, maar dat is een tweede kwestie. De heer IJ. de Vries: Ik zou graag, waar het laatste betoog van den heer Visser blijkbaar niet wordt beant-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 4