12 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Januari 1923. een gedeelte van het kadastrale perceel gemeente Leeuwarden sectie G no. 3646, gelegen achter de Patri- moniumbuurt; de rest van dat perceel is als volks tuintjes uitgegeven. Er bestaat o. i. alle aanleiding om eerstgenoemd gedeelte, nu het niet voor den gemeente dienst noodig is, weer productief te maken. Berekend naar den huurprijs der volkstuintjes, 3.50 per Are, zou Jongedijk 30.80 voor het perceelsgedeelte dienen te betalen, waarmede hij genoegen neemt. De huurtijd kan op vijf jaar worden gesteld, maar dient in elk geval te eindigen op het tijdstip, waarop de rest van het per ceel niet meer voor volkstuintjes wordt gebruikt. Tusschentijdsche opzegging dient, evenals het geval is met andere gemeente-eigendommen, mogelijk te zijn. Wij geven U dus in overweging te besluiten: I. de huur van het perceel bouwland nabij Schop- pershof, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie G, no. 2829, groot 2.80.10 H.A., aangegaan door dr. A. A. Eecen met P. Werkhoven krachtens overeenkomst van den 20 December 1918, en thans loopende ten voordeele der gemeente, gerekend met ingang van 1 Januari 1.1. te ontbinden en den laatste, gerekend met 'dien datum, dat perceel opnieuw voor den tijd van vier jaren, eindigende 1 November 1926, te verhuren voor den prijs van vijf honderd vijfentwintig gulden 525. per jaar op de voorwaarden, in hoofdzaak overeen komende met die, in het bestaande contract opgenomen; II. aan J. Jongedijk alhier te verhuren het perceeltje bouwland, groot 880 M2., gelegen achter de Patri- moniumbuurt, gedeelte van het kadastrale perceel sectie G no. 3646, met ingang van 1 Februari e.k. voor ten hoogste vijf jaar, eindigende alzoo uiterlijk 1 Februari 1928, voor de som van 30.80 per jaar en onder de nader door Burgemeester en Wethouders te stellen voorwaarden. De beraadslagingen worden geopend. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi zegt dat zij na tuurlijk in dit opzicht niet weer haar standpunt behoeft bloot te geven, ofschoon zij met dit voorstel beter kan meegaan wat het tweede gedeelte betreft wel heele- maal dan met dat in de vorige vergadering, omdat deze huurder volgens het advies van den deskundige der gemeente voor de volgende 5 jaar niet alleen voor een lageren huurprijs in aanmerking zou komen, doch ook blijk geeft dat hij het land goed onderhoudt. Spreek ster zal nu geen stemming vragen maar alleen aantee- kening in de notulen, dat zij geacht wil zijn te hebben gestemd tegen punt I van het voorstel. Ten aanzien van het tweede gedeelte wil spreekster vragen hoe het eigenlijk staat met de schooltuintjes. Zij heeft gelezen dat dit land vroeger werd gebruikt voor schooltuintjes; waarom wordt het nu plotseling weer verhuurd? De heer Tulp (wethouder) kan antwoorden dat de leiders bij de schooltuintjes niet meer die leiding op zich konden nemen. Oorspronkelijk is gedacht dat het een klein toezicht zou zijn, maar later is gebeken dat de leiders zich 4 of 5 avonden in de week disponibel moesten stellen. Dat kunnen de leiders niet; de eene kon het niet om zijn gezondheidstoestand en de andere had het te druk. Op sprekers verzoek hebben zij ge tracht opvolgers te vinden, maar ondanks veel zoeken zijn zij daarin niet geslaagd. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi zou dus tot de conclusie moeten komen dat hier voortaan van school tuintjes geen sprake meer zal zijn. Maar zou het, voor daartoe wordt overgegaan, misschien niet de moeite loonen om per advertentie of op een andere geschikte manier gegadigden op te roepen voor leiders? Spreek ster zou het erg jammer vinden dat alleen door het be danken van de leiders een zoo nuttige instelling zou verdwijnen. Zij meent ook dat er door de kinderen veel en graag gebruik van de schooltuintjes werd gemaakt. De heer Tulp (wethouder) deelt mede dat de 2 lei ders het oorspronkelijk belangeloos hebben gedaan en dat zij later samen een bedrag van 300.als vergoe ding hebben gehad. Maar de leiding vraagt heel veel tijd en als er geen menschen kunnen worden gevonden, die het belangeloos of tegen een kleine vergoeding wenschen te doen, dan vreest spreker wel dat deze in stelling zal verloopen. Burgemeester en Wethouders willen nog wel trachten leiders te krijgen, maar er zijn daartoe reeds pogingen aangewend, tot nog toe evenwel vruchteloos. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders, met inachtneming van de opmerking van mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, die geacht wil zijn tegen punt I van het voorstel te hebben gestemd. 6 (Agenda no. 7). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van eene verordening, hou dende voorwaarden waarop kunnen worden aangegaan regelingen met andere gemeenten omtrent de toelating van leerlingen vandaar op inrichtingen van middelbaar onderwijs (bijlage no. 6). De heer Tulp (wethouder): Ik zou den Raad willen meedeelen dat de ontworpen verordening (bijlage no. 6) nog een kleine aanvulling behoeft. Bij de aangifte van de leerlingen voor de gemeente lijke H. B. S. met H. H. S. is nl. aan de ouders en voogden van buiten Leeuwarden wonende leerlingen medegedeeld dat het schoolgeld voor dezen zou worden bepaald op 50 boven het bedrag dat voor de leer lingen uit deze gemeente zou worden geheven, behou dens goedkeuring door den Raad. Wij deden dat met het oog op de door U toen vast gestelde schoolgeldverordening voor het gymnasium, waarin diezelfde bepaling voorkwam. Zooals U bekend is werd die verordening, op aan drang van de regeering, op dat punt gewijzigd. Intus- schen zouden wij de gedane toezegging ten opzichte van eerstgemelde inrichting willen gestand doen en stel len U daarom voor artikel 7 der overgangsbepalingen te lezen, zooals aan den Raad nader per cyclostyle-cir culaire is medegedeeld. Het door Burgemeester en Wethouders gewijzigde artikel 7 luidt als volgt Art. 7. Voor de leerlingen welke vóór 1 Januari 1923 tot de school van middelbaar onderwijs voor meisjes waren toegelaten is, gedurende den geheelen schooltijd, de bijdrage in haar geheel verschuldigd voor hen, die bij den aanvang van het leerjaar 1923/24 behooren tot de le klasse voor 3/4 voor die, welke bij den aanvang van het leerjaar 1923/24 behooren tot de 2e klasse voor 2/4 voor die, welke op dat tijdstip behooren tot de 3e klasse voor {4 voor die, welke op dat tijdstip behooren tot de 4e klasse, terwijl voor die, welke op dat tijdstip behooren tot de 5e klasse, geen bijdrage verschuldigd is. Dezelfde regeling als in het vorige lid geldt voor de leerlingen der hoogere burgerschool met 3-jarigen cur sus met aansluitende hoogere handelsschool met 2-ja- rigen cursus, voorzoover zij vóór 1 Januari 1923, doch niet reeds bij den aanvang van den cursus 1921/22 waren toegelaten. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Januari 1923. Voor deze laatsten wordt, voorzoover zij elk jaar naar een hoogere klasse zijn of worden bevorderd bij gebreke waarvan de regeling van het vorige lid geldt de bijdrage bepaald op 50 van het voor hen verschuldigde schoolgeld, met dien verstande dat het bedrag niet hooger worde gesteld dan bij toepassing van het vorige lid en het volgend artikel zou worden verkregen. Bij de toepassing van de beide voorafgaande leden worden de H. B. S. en de H. H. S. als een geheel be schouwd. Voor de leerlingen welke vóór 1 Januari 1923 tot de middelbare avondhandelsschool waren toegelaten, is, gedurende den geheelen schooltijd, de bijdrage in haar geheel verschuldigd voor hen die bij den aanvang van het leerjaar 1923/1924 tot de le klasse behooren, de halve bijdrage voor hen, die op dat tijdstip be hooren tot de 2e klasse, terwijl voor hen, die op dat tijdstip tot de 3e klasse behooren, geen bijdrage verschuldigd is. De beraadslagingen worden geopend. De heer Oosterhoff zou een paar vragen willen doen naar aanleiding van dit voorstel. Met het beginsel, dat er aan ten grondslag ligt, kan hij zich wel vereenigen ook hem wil het voorkomen dat het niet meer dan billijk is dat de leerlingen uit de buitengemeenten een school geld betalen, dat de gemiddelde kosten per leerling on geveer dekt. Maar hij meent te weten en hij zou dat graag van het college hooren dat binnen een niet al te langen tijd een rijksregeling te wachten is, waarbij aan de eindexamens dezer scholen zekere rechten zullen worden toegekend, dezelfde als aan een opleiding aan een 5-jarige H. B. S. Spreker zou nu deze vraag willen doen, of het ook bekend is of in deze regeling tevens het schoolgeld van leerlingen uit de buitengemeenten wordt vastgesteld. Mocht dat te voorzien zijn, dan zou spreker aan Burgemeester en Wethouders willen vragen of het niet beter is, die regeling af te wachten. Hij ziet als gevolg van deze voorgestelde regeling een leegpom pen van de middelbare scholen. Spreker meent te weten ciat die voor een groot deel worden bezocht door leer lingen van buiten, dikwijls van niet zeer vermogende ouders b.v. door predikantskinderen en we weten dat de predikant tegenwoordig niet het meest luxueuse ambt bekleedt. Spreker ziet nu aankomen, doordat de buitengemeenten de kosten, die zij moeten betalen, op de ouders der leerlingen willen verhalen, dat de meeste leerlingen de scholen zullen verlaten. Als nu toch binnen langeren of korteren tijd een rijksregeling komt, dan zou spreker het beter achten te wachten op die rijksregeling, waarbij de buitengemeenten worden gedwongen de ouders tegemoet te komen in het schoolgeld. Als een dergelijke regeling inderdaad te verwachten is, dan zou spreker willen voorstellen deze zaak aan te houden tot dat oogenblik. Ofschoon het spreker verder voorkomt dat de bedoe ling wel duidelijk is, zou hij toch de vraag willen stellen of deze regeling ook is bedoeld voor kinderen uit ge meenten buiten deze provincie. Zij zal toch gelden voor alle gemeenten, waaruit kinderen worden gezonden De heer Tulp (wethouder) kan den heer Oosterhoff antwoorden dat de rijksregeling reeds is getroffen voor de door het Rijk gesubsidieerde scholen en voor de R. H. B. S. Die regeling is ook aanstaande voor de niet gesubsidieerde scholen, maar wanneer zij afkomt is niet te zeggen. De heer Oosterhoff wil deze verordening niet invoeren, opdat onze scholen niet zullen worden leeggepompt, maar opdat onze kas niet zal worden leeggepompt stellen Burgemeester en Wethouders voor deze veror dening wel vast te stellen. Komt de rijksregeling, dan kan het punt misschien opnieuw onder de oogen worden gezien. Wat de laatste opmerking van den heer Oosterhoff betreft, kan spreker wel meedeelen dat deze verordening ook zal gelden voor leerlingen uit gemeenten buiten deze provincie. De heer Oosterhoff heeft uit het antwoord van Bur gemeester en Wethouders meenen te mogen opmaken dat inderdaad een rijksregeling binnen langeren of kor teren tijd te wachten is en dat daarin ook de school gelden zullen worden geregeld, althans de bijdragen, van de buitengemeenten. Spreker herhaalt nu of het niet jammer zou wezen dezen maatregel te treffen, waar men de wetenschap heeft dat de buitengemeenten, die niet genegen zijn tot betaling der bijdrage, deze op de ouders zullen ver halen en als gevolg hiervan dus wel is te voorzien, dat een massa leeringen de scholen zullen verlaten. Tegen den tijd dat de rijksregeling komt en daardoor de bui tengemeenten worden gedwongen om de ouders tege moet te komen, zal men de scholen dus half leeggepompt hebben. Zou men dan niet practischer werken, wanneer de rijksregeling binnen niet al te langen tijd toch komt en Burgemeester en Wethouders deelen mee dat zij in de maak is, waarom men ze toch binnen niet te langen tijd mag verwachten deze maar eerst af te wachten? Spreker acht het beter dat de gemeente dan nog maar voor een enkel jaar schade lijdt en afwacht de regeling, die in uitzicht is. Als die dan niet voldoet kan men altijd nog een nadere regeling treffen. Spreker zou bang we zen dat men met deze regeling de scholen van de ge meente van een deel harer bevolking ontdoet, terwijl men misschien, als men een paar jaar had gewacht, daaraan tegemoet zou kunnen komen, doordat men dan de middelen heeft om de gemeenten voor de buiten leerlingen te laten betalen. De heer Tulp (wethouder)De groote kwestie is wanneer komt het wetsontwerp af We weten allen wel dat, als er ontwerpen in Den Haag in de maak zijn, het dan kort en lang kan duren. Burgemeester en Wet houders vinden het veiliger om, zoolang de rijksregeling niet is afgekomen, een matig schoolgeld van de buiten leerlingen te heffen. Op deze basis zullen de leerlingen ook niet gauw de scholen verlaten, want als zij naar een R. H. B. S. gaan moeten zij het tóch betalen naar die regeling hebben wij deze gemaakt. Wij kunnen nu wel wachten, maar waarom zullen wij dien menschen 1111 een cadeautje geven Als zij naar de R. H. B. S. gaan, moeten zij tóch betalen. Ik zie heelemaal geen reden voor uitstel. In verhouding betalen de menschen van buiten veel minder dan de menschen hier. De men schen van buiten hebben alleen het schoolgeld te be talen, de menschen hier in de stad betalen in hun be lasting ook mee aan de scholen. Dat is toch onbillijk tegenover de stadgenooten. De heer Oosterhoff Ik ben het in beginsel met Bur gemeester en Wethouders volkomen eens ik meen ook dat op den langen duur een dergelijke regeling niet moet bestaan. Maar ik zou het jammer vinden nu deze rege ling te treffen, terwijl er een rijksregeling zal komen. Ik weet wel, dat staat niet vast, maar voor de gesub sidieerde scholen is die regeling er al, de wetgever werkt aan de andere, dus ligt het voor de hand dat die niet een reeks van jaren zal uitblijven. Die mag 1 of 2 jaar nog uitblijven, maar men mag toch verwachten dat de regelingen achter elkaar zullen worden afgewerkt. Ik weet wel dat Burgemeester en Wethouders de regeling van de R. H. B. S. hebben gevolgd, maar ik zou bang wezen, niet dat de ouders hun kinderen nu naar de R. H. B. S. zullen sturen daar heb ik niet aan gedacht maar heel eenvoudig dat zij het niet meer kunnen betalen en dan dus hun kinderen ook daar niet heen zullen sturen. Was het nu nog maar dat het maar enkele kinderen van buiten betrof, maar dat is

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 3