30 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Februari 1923.
huizen op den hoek bij het Stadsziekenhuis en verbe
tering van de Keizersgracht enz. niets heeft te maken.
De heer Dijstra vraagt of het noodzakelijk is of niet.
Spreker kan den heer Dijstra eigenlijk alleen dit ant
woorden: Burgemeester en Wethouders vinden het wèl
noodzakelijk, anders hadden zij het niet voorgesteld.
Het is echter een punt, waarover men twisten kan.
Burgemeester en Wethouders geven volkomen toe dat,
indien alleen het perceel van mej. Weber wordt gea-
moveerd en er verder niets wordt veranderd, men de
zaak wel zal helpen, maar niet, zooals men ze kón
helpen met verlenging van de Amelandspijp. Die ver
lenging zou kosten meebrengen, maar spreker weet niet
of dat nu wel zoo veel zou kosten. Burgemeester en
Wethouders hebben ook gesproken over verandering
van de Meelbrug zoo, dat deze geschikt werd voor rij-
verkeer, n.l. door het draagvlak, dat op 't oogenblik
waterpas ligt en met een trapje moet worden bereikt,
een zekere helling te geven en het een beetje te ver-
breeden. Dan was men er al.
Waar het Burgemeester en Wethouders nu om te
doen is, is spreker weet niet of het hun gelukt
amotie van het pand van mej. Weber om daarmee te
trachten zooveel mogelijk te ontlasten het verkeer tus-
schen Amelandspijp en Wortelhaven. Dit is een ver
keerspunt, waar zooveel opstopping is, doordat men
eigenlijk den geheelen overkant niet kan berijden met
bespannen voertuigen, motorrijtuigen en fietsen, dat de
vraag gewettigd was of het niet mogelijk is dat verkeer
te ontlasten. Een gevolg van wat is voorgesteld is dan
het tweede punt: ontlasting van het verkeer in de Ko
ningsstraat. De Raad zal zich herinneren dat er onlangs
een adres is geweest van bewoners uit die buurt om
het mogelijk te maken of het daarheen te leiden dat de
Koningsstraat slechts in één richting mocht worden be
reden. Het verkeer is daar nu eigenlijk zoo, dat, wanneer
er van den eenen kant een wagen in gereden is, een
aan den anderen kant moet wachten of terug moet. Het
college heeft toen geen vrijheid kunnen vinden om dat
te doen, omdat men dan enkel zou zijn aangewezen op
de Korfmakersstraat. Maar als werkelijk de mogelijkheid
bestaat om het huis van mej. Weber te amoveeren, zou
het ook mogelijk zijn het verkeer in de Koningsstraat
in één richting te leiden. Dan kon het verkeer langs de
verbreede Handelskade in één richting worden geleid,
terwijl men door Koningstraat en Korfmakersstraat het
verkeer ook zoodanig kon leiden dat deze straten niet
meer van weerskanten kunnen worden ingereden. Bur
gemeester en Wethouders geven echter toe dat, zoolang
de Meelbrug nog alleen maar bestaat met trapjes, zij
voor het geheele rijverkeer ongeschikt is en men niet
krijgt de verbetering, die Burgemeester en Wethouders
graag willen.
De heer Dijstra vraagt nog of het niet mogelijk is
een begrooting over te leggen. Dat is zeer zeker mogelijk
en die kan in dezen al heel gemakkelijk worden opge
maakt daarop komt eenvoudig wat de afbraak van het
huis van mej. Weber waard is en de bestrating, zoodat
die begrooting niet heel moeilijk is samen te stellen.
Als de Raad er prijs op stelt en voorloopig de machtiging
tot amotie wil geven, dan willen Burgemeester en Wet
houders die begrooting wel overleggen. Burgemeester
en Wethouders meenden echter, waar het hier allen be
trof het amoveeren van een pand en het bevloeren van
het vrijkomend stukje grond, dat het niet noodig was
een begrooting daarvan over te leggen.
De heer Westra heeft eigenlijk hetzelfde liedje ge
zongen als de heer Dijstra is amotie van het huis op
het oogenblik wel noodig Zooals gezegd, spreker
meent van wel.
De heer Fransen vindt het, in tegenstelling met an
deren, uitstekend dat Burgemeester en Wethouders
hebben besloten beide panden te koopen. Het is
altijd verkeerd, als men een pand voor een straat noodig
is, dat men alleen dit en niet het achtergelegen pand
koopt, omdat dit laatste later zooveel in waarde zal
vermeerderen.
Ten opzichte van wat de Voorzitter zegt omtrent een
weg door den nieuwen aanbouw in het oosten der stad
en verder langs Keizersgracht, Ziekenhuis en Nieuwe-
weg,meent spreker zeer zeker dat zijn indruk juist is,
dat indertijd naar voren is gebracht dat bij den beteren
verbindingsweg, die hier kon worden gemaakt tusschen
Groninger- en Overijselschen straatweg, ook gebruik
kon worden gemaakt van den verbindingsweg langs
Gasfabriek en Kazerne. Dat is uitdrukkelijk naar voren
gebracht. De Vlietsterbrug is, zooals de Voorzitter al
zegt, geen verbinding; men kan het vervoer niet leiden
over Vlietster- en Boomsbrug en langs het benauwde
stukje tusschen Weerklank en Noordvliet. Er is ook wel
gesproken over een verbinding door het oosten der stad
naar het zuiden, maar spreker meende toch dat er een
ander idee voorzat bij den Raad om een verbinding te
krijgen tusschen den Groningerstraatweg en de Schrans
dan dat van 't oogenblik Dat is echter een kwestie,
waarover men later misschien kan spreken. Op 't oogen
blik is daar nog geen sprake van.
De heer Dijstra: Het is nu wel tamelijk duidelijk ge
worden wat eigenlijk de bedoeling is: er moet daar
een amotie plaats hebben van het pand van mej. Weber
en daardoor zou een verbreeding plaats hebben, waaruit
voortvloeide dat het verkeer in de Koningsstraat iets
werd ontlast. Maar ik heb toch den totaal-indruk ge
kregen dat de aankoop van deze panden is bedoeld,
om een goede verbinding te krijgen tusschen het oosten
der stad en den Overijselschen straatweg en dan lijkt
het mij toe dat amotie niet eerder aan de orde is dan
nadat het geheele plan rijp is voor uitvoering.
De Voorzitter zegt ook, als ik hem goed heb verstaan,
dat de Meelbrug nu reeds zou kunnen worden veranderd,
om op die manier een ontlasting te krijgen van het
verkeer langs de Voorstreek, waar de ruimte te beperkt
is. Maar die Meelbrug is toch zeker een onderdeel van
het geheel Als de Amelandspijp veranderd zou worden,
zoo, dat daarmee een volledig goede aansluiting zou
worden verkregen met den anderen kant van de Tuinen,
zou daarmee toch de heele zaak zijn gered. Nu het niet
in de bedoeling van het college ligt om met een voorstel
te komen om de zaak ineens finaal af te doen, lijkt mij
amotie van het huis aan de Turfmarkt en verandering
van de Meelbrug een lapperij, waarmee weinig wordt
bereikt. Als de Meelbrug nu wordt veranderd, zal men
straks toch, als het geheele plan wordt uitgevoerd, die
brug weer opnemen in het heelc plan en dan is deze
verandering voor niets geweest. Ik voel er niets voor
tot amotie over te gaan en daar een Meelbrug neer te
leggen, die iets meer zal beteekenen voor het verkeer
dan zij op 't oogenblik van beteekenis is. Alleen dan,
als er een afgerond geheel komt om het verkeer in zijn
geheel afdoende te regelen zou ik daaraan nader willen
meewerken, maar dan zou ik eerst van het college
moeten weten of dat in de situatie van het oogenblik
noodzakelijk is. Aan het voorstel, dat hier ligt, zal ik
mijn stem niet geven.
De Voorzitter: Of het nu absoluut noodzakelijk is
Ik heb straks ook al gezegd dat is een kwestie van
persoonlijk inzicht. De een zal zeggen dat het zoo gauw
mogelijk moet en de ander niet. Burgemeester en Wet
houders meenen dat men het verkeer er voorloopig mee
helpen kan, maar zij kunnen niet anders dan toegeven
dat men er voornamelijk het verkeer door de Konings
straat mee zal ontlasten, maar dat het verkeer aan den
overkant van de Voorstreek met het amoveeren van het
huis op den hoek van de Handelskade alleen absoluut
niet gebaat zal zijn. Zij kunnen niet anders dan toe
stemmen, dat dit verkeer niet gebaat zal zijn zonder
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Februari 1923.
31
bepaald de Amelandspijp te verlengen of de Meelbrug
zoo te maken, dat deze voor handwagens, fietsen enz.
berijdbaar wordt. Het gevolg daarvan zou zijn dat men
het verkeer voor bepaalde voertuigen van Amelandspijp
tot Wortelhaven in één richting zou kunnen verbieden,
waardoor men daar een heel sterke ontlasting van het
verkeer zou krijgen. Maar zoolang de Meelbrug met
trapjes bestaan blijft zal deze amotie slechts het verkeer
in de Koningstraat ontlasten.
Den heer Fransen wil ik er opmerkzaam op maken
dat amotie van beide perceelen wat Burgemeester
en Wethouders thans niet voorstellen logisch aan
sluit bij het idee van afbraak van de huizen tegenover
het stadsziekenhuis. Men kan destijds hebben voorge
steld maar ik zou dat achteraf niet graag willen
verdedigen dat de verbinding van Overijselschen- met
Groningerstraatweg tot stand moest komen langs het
stadsziekenhuis, de Keizersgracht, de Oosterkade en zoo
over een nieuwe Oosterbrug. Men kwam dan echter
positief voor een van de bruggen over het Vliet te staan
of, als men verder de Oosterkade langs ging, kwam
men voor de Vlietster- of Tuinsterbrug.
Anders zou men de Nieuwe Kade langs moeten. Een
verbindingsweg langs Nieuweweg, stadsziekenhuis
waar 2 perceelen zouden moeten worden geamoveerd
Tweebaksmarkt, Handelskade, over de nieuwe brug, die
dan van de Amelandspijp moet worden gemaakt, en zoo
over de Voorstreek de stad uit lijkt mij veel beter.
Ik meen dat de heer Fransen veel meer buiten om
wil, langs Bleeklaan, over een nieuwe brug over het
Vliet tusschen Blauwe- en Witte brug die dan beide
konden vervallen verder over een nieuwe Oosterbrug
en zoo de stad uit. Dat zou ten slotte veel beter wezen
dan langs de Voorstreek, die steeds meer wordt belast.
Ik geloof wel dat dit het beste is, maar ik geloof ook
dat dit niet door Burgemeester en Wethouders zal
worden voorgesteld en dat het niet veel meer dan the-
oretiseeren is, wat ik doe. Zooals ik al zei, ik kan niet
anders dan toegeven, dat deze afbraak alleen de Ko
ningsstraat zal ontlasten en ook eenigszins de Korfma
kersstraat.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
sub I.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub II
wordt met 15 tegen 9 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen de heeren Van der Werff, Tulp,
Zandstra, Muller, Koopal, Berghuis, O. F. de Vries,
Dijkstra, Tiemersma, Cohen, M. Molenaar, De Boer,
Collet, B. Molenaar en mevrouw BuismanBlok Wij-
brandi.
Tegen stemmen de heeren Lautenbach, Dijstra,
Visser, Fransen, Westra, De Vos, IJ. de Vries, Oosterhoff
en Jansen.
4 (Agenda no. 5) Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op het adres van het bestuur der ver-
eeniging „Nederlandsch Hervormde Schoolvereeniging"
om beschikbaarstelling van gelden uit de gemeentekas
voor de stichting van eene bijzondere school.
Dit prae-advies luidt als volgt
Uwe Vergadering heeft op 12 September 1922 ten
fine van prae-advies in onze handen gesteld het bij
haar ingekomen adres d.d. 5 September 1922 van het
bestuur der vereeniging „Nederlandsch Hervormde
Schoolvereeniging", gevestigd te Leeuwarden, houdende
verzoek, de voor de stichting van eene bijzondere lagere
school in deze gemeente benoodigde gelden uit de ge
meentekas te verstrekken.
Genoemd bestuur heeft bij schrijven van 8 November
j.l. te kennen gegeven dat het in verband met de aan
hangige technische herziening der Lager Onderwijswet
1920 er zich mee kan vereenigen dat het adres geacht
wordt op een later tijdstip, n.l. 1 November 1922, te
zijn ingekomen. Aangezien de termijn van 3 maanden
daaropvolgende is verstreken, dient de zaak thans ter
hand te worden genomen. Weigering van medewerking
is niet mogelijk, daar voldaan is aan de vereischten, om
schreven in artikel 73 der Lager Onderwijswet (zie art.
75, tweede lid).
Waar echter intusschen door de beide Kamers der
Staten-Generaal het wetsontwerp tot wijziging van de
Lager Onderwijswet 1920 is aangenomen, hetwelk o. m.
tot strekking heeft het aantal leerlingen per klasse op
te voeren en waardoor de mogelijkheid niet is uitge
sloten, dat de gemeente in de toekomst schoolruimte over
zal hebben, die dan ten goede zou kunnen komen aan
de onderwerpelijke schoolvereeniging, is het niet wel
mogelijk op het meergenoemde adres een beschikking
te nemen.
In de gegeven omstandigheden komt het ons het
meest gewenscht voor dat ten opzichte van bedoeld
adres dezelfde houding wordt aangenomen als is ge
schied met een gelijksoortig adres van de Leeuwarder
Schoolvereeniging in Uwe Vergadering van 27 Decem
ber 1.1.
Wij geven U derhalve in overweging op het adres
van het bestuur der vereeniging „Nederlandsch Her
vormde Schoolvereeniging" geen beslissing te nemen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer IJ. de Vries noemt dit voorstel een zeer eigen
aardig voorstel, dat ook eenigszins aan duidelijkheid te
wenschen overlaat. Volgens art. 76 der onderwijswet
had binnen 3 maanden na de aanvraag, dus op 1 Fe
bruari 1923, de schoolvereeniging bericht moeten
hebben op het door haar ingediende adres. Die datum
is reeds eenige weken verstreken, terwijl het school
bestuur geen bericht heeft gekregen. Officieel hebben
Burgemeester en Wethouders ook niet voldaan aan art.
77; wel zijn er mondelinge besprekingen gevoerd, maar
hier wordt nu voorgesteld om geen beslissing te nemen.
Omdat het college van Burgemeester en Wethouders
of de Raad geen beslissing neemt, is wettelijk de aan
vraag toegestaan; alleen heeft het bestuur daarvan geen
kennis gekregen en weet het niet in welken vorm de
oplossing moet worden gevonden. Daar komt bij dat
overmorgen, 1 Maart, de voorkeur, die de vereeniging
heeft op het terrein aan de Bleeklaan, zal vervallen.
Tot 1 Maart had zij daarop de voorkeur, doch zij heeft
nog geen bericht gekregen en zij weet nu ook niet wat
zij zal krijgen, hetzij de beschikbaarstelling van een
terrein, hetzij dat de gemeenteraad haar ter beschik
king stelt een bestaande school of lokaalruimte. Waar
de bedoeling was van deze vereeniging om onder
alle omstandigheden op 1 September de school te ope
nen, waar zij reeds op 12 September 1922, dus reeds
een jaar te voren haar verzoek, om haar daartoe de
gelegenheid te geven, bij de gemeente heeft ingezonden,
waar op verzoek van Burgemeester en Wethouders met
het oog op de nieuwe onderwijswetgeving ook de ver
eeniging, waar het, zoover mogelijk, voor de gemeente
een financieele besparing zou kunnen zijn, er in heeft
toegestemd dat gerekend werd dat het adres op 1 No
vember was ingekomen, waar, als het adres op 1 No
vember was ingezonden, de fatale datum 1 Februari
was geweest, daar is nu, op 27 Februari, de tijd ver
streken en heeft de vereeniging het recht, om een school
te bouwen.Maar de vorm, waaronder haar schoolruimte
zal worden verstrekt, daar weet zij niet van. Wel heeft
de vereeniging nog 6 maanden ter beschikking voor
September, maar reeds 3 maanden te voren moet het
vaste personeel benoemd worden, zoodat dit einde Mei
benoemd moet zijn. En waar de vereeniging minstens