60 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Maart 1923. De heer Visser: Wat blijft dan de interpretatie van het artikel der Lager Onderwijswet, zooals dat nu is geredigeerd? In artikel 102 wordt verwezen naar artikel 21 en daarin staat dat verplicht moeten worden onder wezen twee vakken die staan onder het eerste lid van artikel 2. Ik meen dan toch dat op juridische gronden het subsidie moet worden toegestaan. Goed, Gedepu teerde Staten hebben afwijzend beslist in een zeker ge val en de Kroon ook. Maar wij weten ook niet of dat hetzelfde geval was als hier, er kunnen ook eenige reden van anderen aard zijn, die op de situatie van die andere gemeente hebben ingewerkt, als ten minste het pers artikel waarheid bevat. Ik meen dat volgens artikel 21, waarin wordt verwezen naar artikel 2, eerste lid, wordt gezegd, dat twee van de in artikel 2, eerste lid, ge noemde vakken plus twee andere vakken naar verkiezing verplicht zijn. Zoo staat hier in artikel 21 der Lager Onderwijswet. En nu meen ik dat volgens de letter der wet het vervolgonderwijs aan de bijzonder scholen ab soluut niet afwijkt van de redactie hier geformuleerd in de betrokken artikelen der Lager Onderwijswet. De heer Tulp (wethouder): Wij vatten het zoo op, dat elk vervolgonderwijs, ook het openbare, moet vol doen aan die eischen, dat minstens vier vakken moeten worden onderwezen, waarvan ten minste twee, die staan onder artikel 2, eerste lid, maar dat het bijzonder ver volgonderwijs bovendien moet voldoen aan de eischen te stellen door de gemeente. De Kroon vat het zoo ook op, want de Kroon heeft een dergelijk verzoek afge wezen. De heer Visser: De wethouder van Onderwijs zegt dat het artikel wordt opgevat dat het onderwijs hetzelfde moet zijn als dat, wat door de gemeente is daargesteld. Maar dat kon in dit geval niet, er was niets daar gesteld voor het openbaar onderwijs, waarnaar men het bijzon der onderwijs kon verwijzen. Was hier toen in de confe rentie op de vraag: welke is de interpretatie?, gezegd dat dezelfde eischen worden gesteld als de gemeente de openbare school oplegt, dan was het volkomen correct, wat de heer Tulp naar voren heeft gebracht. „Je hebt te slikken, wat wij bij het openbaar onderwijs geven", dat is een heele correcte redeneering van den wethouder van Onderijws, maar die had veel meer succes gehad, als het in die conferentie was gezegd. Toen had gezegd moeten worden dat het program van het openbaar on derwijs moest worden gevolgd, dan was de zaak klaar geweest. Maar de wethouder redeneert nu achteraf, het had toen naar voren moeten worden gebracht. De Voorzitter: Ik wil daarop dit antwoorden dat wordt verondersteld dat anderen de wet ook lezen. Als het er dan echter zoo duidelijk uit te lezen was, hoe het moest, zou ik wel eens willen hooren, waarom de hoofden van scholen, die de wet toch ook zullen hebben gelezen, hier dan om inlichtingen zijn gekomen. De heer Visser: Dat is een handigheid. De heer Tulp zegt dat de heeren onderwijzers het zoo hadden moeten invoeren. Ik heb niet meer of minder betoogd dan dat de wet niet duidelijk was, maar ik wil niet trachten te ontkennen wat de wethouder van On derwijs zegt. Maar nu de zaak gepasseerd is zegt de wethouder dat men het zus en zoo had moeten doen, volgens de gemeentelijke voorschriften. Dan had de wethouder in plaats van een minder duidelijke verklaring van het artikel dat destijds moeten zeggen. De Voorzitter: Door ons zelf is in dien tijd dat advies gegeven, omdat wij meenden dat het was, zooals ik al gezegd heb. Maar later is daarin verandering gekomen en thans kan er geen ander advies worden gegeven dan dit, wat hier ligt. De heer Visser: Dan lag het volkomen in de lijn dat men later ook niet ging zeggen: zus en zoo had men het gedaan moeten hebben. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 8 (Agenda no. 9). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der gemeentebegrooting voor 1923 in verband met de stichting van een centrale slachtplaats. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 9 Agenda no. 10). Herstemming over het voorstel van Burgemeester en Wethouders betrejfende de in richting van bureau-ruimte voor Secretarie, Gemeente werken, Woningtoezicht enz. en Politie (bijlage no. 11). Een nader schrijven van Burgemeester en Wethouders hieromtrent luidt als volgt Nu na de staking van stemmen in de vorige verga dering de Raad nogmaals wordt geroepen zich reken schap te geven van de aangeboden voorstellen inzake de verplaatsing van het bureau van gemeentewerken, uitbreiding van het politiebureau en stichting van nieuwe localen voor de secretarie, nemen Burgemeester en Wethouders de vrijheid, met dringende uitnoodiging tot hernieuwde kennisneming, aan de leden toe te zenden exemplaren van de voorstellen van 1921, bijlagen nos. 32 en 42, de motieven bevattende die toen tot 's Raads besluit van 26 Juli hebben geleid en die h. i. ook nu nog onverzwakt gelden. Wordt thans het voorstel van 1 Maart 1.1. (bijlage no. 11) verworpen, dan blijft het militair hospitaal, een ruim en hecht gebouw, op de teruggave door het Rijk waarvan Burgemeester en Wethouders met kracht hebben aan gedrongen, ledig en ongebruikt; blijven politiebureau en secretarie ondanks de onvoldoende ruimte en de reeds jaren lang voortschrijdende uitbreiding hunner ad ministraties, gevolg van de uitbreiding der stad, te klein; moet dan ook de uitbreiding van de eigen druk kerij, die slechts op grootere localiteit wacht en die reeds thans per jaar op het gemeentelijk drukwerk 2000.bespaart, achterwege blijven blijft ongebruikt de voormalige leeszaal, een ruimte die, zooals de Burgemeester meer uitvoerig heeft uiteen gezet, zoo hoog noodig voor brandweer- en po- litie-materieel moet worden aangewend kan niets komen van uitbreiding der bemoeiingen van den genees kundigen dienst, voor een deel waarvan, de moeder- schapszorg, de Raad reeds op de begrooting een me- moriepost uittrok; blijven in gebruik allerlei her en der verspreide gebouwen, die nu verhuurd of van de hand kunnen worden gedaan; blijft de gemeente sukkelen met gebrek aan vergaderruimte. Berekend is in bijlage no. 11 dat in vergelijking met 1921 de kosten voor de werken, waartoe toen was besloten, met de helft konden worden verminderd. Stel, ruim genomen, alle uitgaven dus ook met inbegrip van die van de nos. ft 1 en 4 van het voorstel van 1 Maart 1.1. op 155.000.Dit bedrag ware te ver minderen met het reeds afgeloste gedeelte der schuld, nog rustende op de te verkoopen panden Doelestraat no. 8 (Barbas) en Groot Schavernek no. 9 (Weidema), stel 4000.De 151.000.moet als een buiten gewone uitgave worden geleend. Naar 5'/2 rente en 2y2 aflossing drukt dan jaarlijks op den gewonen dienst ruim 12.000.te verminderen met de opbrengst der te verhuren perceelen Raadhuisplein no. 30, Doele straat no. 3 en Catharinabuurt no. 6 en met allerlei Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Maart 1923. 61 uitgaven van verwarming, bewaking en bediening, die bij concentratie van diensten zooveel lager zijn. Ondergeteekenden waren dezer dagen in de gelegen heid het nieuwe kantoorgebouw van het agentschap der Nederlandsche Bank te bezichtigen, het lichaam van waaruit in den jongsten tijd niet in de laatste plaats de aandrang op de openbare besturen tot soberheid wordt uitgeoefend. Zij hebben kunnen constateeren dat ook hier niet is geschroomd en h. i. terecht niet om de voor de goede functionneering van den dienst en het goed onderbrengen van de ambtenaren, op wie toch in laatste instantie de verrichtingen neerkomen, de noodige uitgaven te doen. Met vermijding van alles wat naar luxe zweemt, is het gebouw ruim en royaal inge richt, als een voorbeeld van wat ook in den tegenwoor- digen tijd voor een openbaren dienst wordt geëischt. Een ander groot lichaam hier ter stede, de Algemeene Friesche Levensverzekering-Maatschappij, richt op haar terrein een afzonderlijk archiefgebouw op en toont aldus ook te begrijpen dat den eischen van den dienst niet het zwijgen is op te leggen. Burgemeester en Wethouders moet de vraag van het hart, of de gemeente, doet zij niet desgelijks, wel zal hebben getoond die eischen voldoende te hebben doorgrond. De Voorzitter vraagt of een van de leden het woord verlangt. Geen van de leden vraagt het woord. De Voorzitter: Wenscht geen van de leden nadere in lichtingen, zooals den vorigen keer is gevraagd De heer Collet: Zou het niet gewenscht zijn dat van de tafel van Burgemeester en Wethouders nadere inlich tingen worden verstrekt De Voorzitter: Als hier personen zijn, die nadere in lichtingen willen hebben, wil ik die graag geven, als ik maar weet over welk punt. Er is o. a. een punt, waarvan ik den vorigen keer heb gezegd dat ik er mij niet op had geprepareerd, dat ik nu wel wederom wil verde digen: de uitbreiding van het stadhuis. Ik heb den vori gen keer uitdrukkelijk gezegd, dat ik had gemeend, dat dit niet noodig was en dat ik er mij daarom niet op had geprepareerd. Ik heb dat den vorigen keer niet gedaan, maar als er nu nog leden zijn b.v. degenen, die later in den Raad zijn gekomen die het nog eens willen hooren, dan wil ik het wel doen. Zooals ik zeg, had ik den vorigen keer niet gedacht dat het noodig was en dat inenschen, die eerst met de vroegere plannen zijn mee gegaan, nu tegen zouden stemmen, maar had ik gedacht dat het voorstel zou worden aangenomen. Als er dus nog leden zijn, die inlichtingen wenschen omtrent het voor stel van Burgemeester en Wethouders tot uitbreiding van het stadhuis, dan ben ik bereid die inlichtingen te geven. Indien de Raad daar echter geen belang in stelt, stel ik voor tot stemming over te gaan. De beraadslagingen worden geopend. De heer IJ. de Vries heeft de vorige vergadering na de woorden van den heer Tulp verzocht toen de dis cussies uit te stellen tot deze vergadering. Hij zou thans van het college van Burgemeester en Wethouders willen weten of het ook over het idee van den heer Tulp heeft nagedacht. Spreker voor zich meent overtuigd te zijn dat het voorstel van het college op den duur de goed koopste en beste oplossing zal zijn en hij zal daar, even als den vorigen keer, ook voor stemmen, tenzij er mo tieven naar voren komen, die de zaak veranderen. Wat het voorstel van den heer Tulp betreft, daar omtrent heeft spreker deze beschouwing dat, als men hier een gebouw heeft en daar een gebouw en overal wat onderbrengt in die betrekkelijk oude gebouwen, men dan met het geregeld onderhoud heel wat kosten zal hebben en nieuwbouw hier op den duur het voordeeligst zal zijn, omdat die minder onderhoud vraagt. Spreker had echter gedacht dat het idee-Tulp door het college zou zijn overdacht en dat het college dit nader uitge werkt ter tafel zou hebben gebracht. De heer Collet zou het wenschelijk achten dat van de tafel van Burgemeester en Wethouders de zaak nog eens uiteen werd gezet. De heer Van der Werff: Dat weten we immers wel. De heer Collet, antwoordende op een interruptie dat het maar tijd kost, zegt dat hier wel vaker dingen wor den behandeld die een beetje tijd kosten. Hij acht het noodzakelijk dat het publiek ook weet, waarom een der gelijk punt is voorgesteld. Het is al weer een paar jaar geleden dat het vorige besluit tot uitbreiding is genomen, het zit er dus ook zoo kersversch niet meer in. Spreker acht het noodig dat de menschen in de stad ook kunnen oordeelen waarom Burgemeester en Wethouders met dit voorstel zijn gekomen. De Voorzitter herhaalt dat hij den vorigen keer niet op een verdediging van uitbreiding van het stadhuis ge prepareerd was. Hij heeft toen gezegd dat hij verbaasd was dat eenzelfde besluit, als vroeger door den Raad was genomen, zou worden afgestemd, dat de Raad dus eigenlijk was omgedraaid en dat hij betwijfelde of hier voor wel zuivere motieven werden gebruikt, die toch in een dergelijk geval den doorslag moeten geven. Als er wordt gezegd dat het stadhuis te klein is, dan gelooft spreker dat hij daarvan niet veel meer behoeft te zeggen. Hij wil het echter nog wel in 't kort moti- veeren. Iedereen weet het wel, een deel van het stadhuis is reeds ondergebracht in een ander perceel, wat dus al een van de bewijzen is dat het stadhuis te klein is. Ik wil hier direct aan toevoegen, aldus spreker, alles kan ten slotte. Ik zie kans alle secretarie-ambtenaren zooals ik vroeger ook al heb gezegd in deze raadszaal een plaats te geven met een stoel en misschien ook nog wel een tafel er bij. Ik zie kans om het geheele secre tarie-personeel hier neer te zetten als de heeren weg gaan natuurlijk maar ik zie géén kans om dat per soneel hier te laten werken. Het maakt een heel ver schil de menschen ergens neer te zetten met een stoel en een tafel of ze behoorlijk te laten werken. Dat wordt m. i. te veel vergeten. De kwestie is niet om iemand maar ergens in te stoppen zoo geredeneerd gaan er veel makke schapen in één hok maar om de men schen zoo aan 't werk te zetten, dat zij nuttigen arbeid produceeren. Dat is een heel andere kwestie en daar gaat het om. Het stadhuis is te klein, wat in de eerste plaats al blijkt uit het feit, dat het gebouw Raadhuis plein 30 in gebruik is genomen. Spreker wil nu nog wel even in het kort opnoemen wat den doorslag heeft gegeven dat Burgemeester en Wethouders met hun voorstel gekomen zijn. Woningbouw heeft op de secretarie geen aparte af- deeling, maar men heeft Woningbouw bij Onderwijs en Verkiezingen ondergebracht. Die afdeelingen zitten op de hoogste vliering in 't stadhuis en daardoor ook heele- maal verkeerd, omdat er nog al heel wat aanloop is voor Verkiezingen natuurlijk alleen maar in den tijd der verkiezingen, maar voor Onderwijs den geheelen tijd door. Daar boven in de hanebalken zitten dan 4 ambte naren op twee kleine kamertjes. Bij Woningbouw is ook veel aanloop, deze afdeeling zal in den loop der jaren eerder moeten worden uitgebreid dan ingekrompen in verband met de verhouding van de gemeente tot de woningbouwvereenigingen hier ter plaatse. Ook is het een van de wenschen van dengene, die

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 4