Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Maart 1923. nomen, nadat het den 12 Juli te voren met groote meer derheid van stemmen was verworpen. Burgemeester en Wethouders zijn toen 14 dagen na de verwerping met hetzelfde voorstel terug gekomen en zij hebben toen 4 heeren in dien tusschentijd omgepraat of om gekregen, die den 12en Juli tegen maar den 26en Juli vóór hebben gestemd, terwijl drie tegenstemmers afwezig waren. Ik zelf heb toen en tevoren tegen gestemd. Wat is nu de zaak op 't oogenblik? Ik kan mij met dit voorstel niet vereenigen en wel om deze reden. Ee- nigen tijd geleden kwam in de Commissie voor Openbare Werken aan het slot der vergadering 's avonds om half- elf de wethouder met de mededeeling, dat er in het college van Burgemeester en Wethouders plannen waren beraamd omtrent een anderen ombouw en verbouw van Gemeentewerken, politiebureau en stadhuis. Alle 5 leden van de commissie waren toen unaniem van oordeel dat het veel te laat was om op dat oogenblik nog een be hoorlijk advies daarover samen te stellen. Er werd be sloten dat er over dit punt later nog een behoorlijke bespreking zou plaats hebben waarna men met een be hoorlijk advies bij Burgemeester en Wethouders zou kunnen komen, die daar dan hun voordeel mee zouden kunnen doen bij den Raad. Dat is evenwel niet gebeurd; 14 dagen later kreeg de Raad hierover werkelijk al te beslissen. Ik was bij de behandeling 14 dagen geleden niet tegenwoordig, was ik er geweest, dan was het voor stel toen verworpen. Ik weet niet hoe de stemming nu zal zijn, maar ik zou Burgemeester en Wethouders in overweging willen geven nu niet een beslissing van den Raad te vragen, maar hun voorstel terug te nemen of aan te houden en het alsnog om advies te zenden naar de commissie van Openbare Werken, opdat de Raad eventueel met dat advies zijn voordeel kan doen. Mocht dat niet gebeuren, dan zal ik mij tegen dit voorstel ver klaren. De heer De Vos De Voorzitter leest thans uit de Handelingen voor wat toen door mij is gezegd. Ik neem daar absoluut niet één woord van terug, ik ben er ook op dit oogenblik nog heelemaal van overtuigd dat de afdeelingen van den Burgerlijken Stand en Bevolking, zooals ik toen ook heb gezegd, eenvoudig hokken zijn; er is daar voor den ambtenaar van den Burgerlijken Stand niet een plaats, waar hij de stukken gemakkelijk kan inzien. Dit alles is volkomen waar. Maar ik had ook graag gewild dat, waar U de Raadshandelingen aan haalde, U ook hadt gezegd, wat ik iets verder heb ge sproken en gedaan. Eerst is het voorstel verworpen en 14 dagen daarna is het in geheime vergadering weer behandeld en toen heb ik gesproken en mijn meening blootgelegd, waarom ik tegen had gestemd. Mag ik hier nu zeggen waarom? Ik heb dan toen eenvoudig dit ge zegd ik behoef dat heelemaal niet onder stoelen en banken te steken „Burgemeester en Wethouders zijn absoluut niet aan den zuinigen kant, bijna om de 14 dagen moeten we hier groote sommen voteeren, het zijn uitgaven en nog eens uitgaven, ten slotte moet daar toch eens mee worden opgehouden. Als Burgemeester en Wethouders mij echter de verzekering kunnen geven dat zij zullen bezuinigen, dan wil ik mijn stem hier wel aan geven in verband met wat onze geachte heer Se cretaris hieromtrent naar voren heeft gebracht en omdat ik overtuigd ben dat de secretarie te klein is." Daar is mij toen geen direct antwoord op gegeven, maar indi rect heb ik toch wel het idee gekregen: er zal op andere dingen iets bezuinigd worden. Van eenige bezuiniging heb ik echter al die jaren nooit iets kunnen constateeren. Dat is dan ook de reden, waarom ik tegen dit voorstel heb gestemd. Ik zou echter het voorstel-Fransen willen steunen, dat Burgemeester en Wethouders nogmaals dit punt tot zich nemen en zien of het mogelijk is bepaalde verbeteringen aan de secretarie zoo goedkoop mogelijk aan te brengen, die dan gevonden moeten worden door op verschillende werken, die op dit oogenblik in uit zicht zijn gesteld, zooveel mogelijk te bezuinigen. Dan kan de Raad tevreden zijn, want dan is er bezuinigd. De heer Visser zou met dezelfde motieven willen komen als de vorige vergadering. Laat men maar aan nemen dat er geen overtollige ruimte is. Spreker heeft het prae-advies, dat den vorigen keer behandeld is, niet bij zich, maar meent dat daarin wordt besproken om al de diensten, die op 't oogenblik in het gebouw Gouver neursplein zijn ondergebracht Gemeentewerken, enz. te verplaatsen naar de vroegere Infirmerie. Dan komt dus dat gebouw ter beschikkng en het geheele Hofplein is dan ten dienste van andere takken van dienst. Spre ker heeft gezegd dat hij gelooft dat het onvoordeelig is, wanneer men hier alles in het raadhuis bijeen wil houden. Wil men de bureaux van Financiën, van Mili taire Zaken en de secretarie bijeen houden, dan zal men, als dat onverhoopt gebeurt, tot groote onkosten komen. Nu zegt men dat de politiek hier tusschen zit. Spreker heeft de politiek hier niet noodig, er zijn hier misschien andere heeren, die ze noodiger hebben. Dat is voor hem absoluut de kwestie niet. Als de verbouwing absoluut noodzakelijk is, dan zal spreker persoonlijk zich daar voor verklaren, maar dan zal hij ook de absolute en stellige overtuiging moeten hebben, dat de zaak met geen andere methode tot een resultaat is te brengen. Spreker heeft nu den vorigen keer de vraag gesteld hij is geen bouw- of deskundige, hoewel hij wel in het bouwvak werkzaam is geweest als men nu niet on voorwaardelijk gaat vasthouden aan het idee, om hier alles bijeen te houden, is er dan geen andere oplossing mogelijk, b.v. wanneer alleen het secretarie-personeel hier zou blijven Hij heeft gevraagd of, wanneer het complex van gebouwen, waarin Gemeentewerken enz. tegenwoordig zijn ondergebracht, leeg komt, door ver plaatsing van die takken van dienst naar de Infirmerie, dan niet de bureaux van Financiën of Militie in de vrij komende gebouwen kunnen worden ondergebracht. Op zijn vragen om inlichtingen heeft spreker echter den vorigen keer geen antwoord ontvangen. In het prae- advies is gezegd dat inrichting van de Infirmerie voor Gemeentewerken, gezondheidsdienst, enz. 18.000. moet kosten. Zou men nu een of meer van de afdeelingen, die thans in het raadhuis zijn gevestigd, zooals Finan ciën en Militie in de vrijkomende gebouwen onderbren gen, dan zou wijziging van het raadhuis als zoodanig niet noodig zijn en dan zou de zaak vlugger tot stand komen. Is het niet mogelijk in die richting de oplossing te vinden? Spreker heeft het zoo gezien; hij meent dat men thans geen uitgaaf van 100.000.voor uitbrei ding van het stadhuis moet doen. De heer O. F. de Vries (wethouder): Ik wilde enkel den heer Oosterhoff even op een paar dingen antwoor den. De heer Oosterhoff verklaart zich nu eenigszins duidelijker dan den vorigen keer, toen hij niet over het plan in zijn geheel heeft gesproken; hij is niet tegen een verbouwing van het stadhuis, maar tegen de onder deden. Nu is het heel moeilijk dat bij een dergelijk plan gedeelten van dat plan worden uitgenomen en dat alleen wordt overgegaan tot verbouwing van de secretarie. Dat is eenvoudig onmogelijk. Verder meen ik mij te herinneren dat de heer Ooster hoff, toen den vorigen keer het plan bestond om Ge meentewerken in hotel-Weidenia onder te brengen, ten minste in de commissie van Openbare Werken heel wat voelde voor die verplaatsing. Dat plan, dat toen 31.000.moest kosten, is toen door den Raad aan genomen, terwijl nu, als Gemeentewerken en de andere diensten naar het Militair Hospitaal gaan, dit slechts 18.000.zal kosten. Dat is dus een enorm verschil, afgezien nog van het groote voordeel, dat het Militair Hospitaal veel gunstiger is gelegen voor Gemeentewer ken dan hotel-Weidema. Wat de onderdeelen betreft, deze opmerking. De Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Maart 1923. 65 vorige vergadering heb ik er ook op gewezen dat men door het maken van vergaderzalen in het Militair Hos pitaal tot een enorme besparing zou komen en ik noemde daarvoor toen een bedrag van 4000.Ik heb de zaak echter nog eens precies door de verschillende diensten laten opzetten en nu is men ten opzichte van de voor- deelen, die men direct zien kan, wanneer de verschil lende vergaderzalen in het Militair Hospitaal worden on dergebracht, tot het resultaat gekomen dat het voordeel niet 4000.maar 6000.zal zijn. Ik kan de spe cificatie van dat bedrag wel geven. Men krijgt een enorme kostenbesparing ten opzichte van kosten van schoonmaken, onderhoud en verlichting. Want al die oude gebouwen eischen enorm veel aan onderhoud. Ik wil nu maar hierop wijzen dat, als dit bedrag, dat be spaard kan worden, gekapitaliseerd wordt, dat bedrag dan bijna zoo groot is als het bedrag, dat het geheele plan zal kosten. Dan nog een kleine opmerking ten opzichte van dat gene, wat de heer Oosterhoff ook heeft vastgeknoopt aan zijn opmerking over Openbare Werken, n.l. betref fende de trottoirtegels. Het zijn dezelfde praatjes als die men van de menschen in de stad hoort. Maar het is bekend dat het van 1914 af altijd in het plan heeft ge legen om, als het noodig was, de trottoirs te verstraten zoo, dat de gele klinkers worden uitgenomen die dan geregeld voor herstel van de wallen, waar veel gelost wordt, worden gebruikt en dat daarvoor tegels in de plaats worden gelegd. De tegels zijn duurzamer en kosten slechts 2/3 van wat de straatklinkers kosten; het is dus op die manier een voordeelige boel. Maar natuur lijk gaat men niet eerder tot verstrating over als wanneer het noodig is. Deze toelichting wilde ik even geven, omdat het met de opmerking van den heer Oosterhoff lijkt, alsof men die tegels daar maar voor de aardigheid in legt. De heer Jansen: Na de verdediging van den Voor zitter wil ik nog even memoreeren, waarom ik tegen heb gestemd en waarom ik nu ook weer mijn stem niet aan dit voorstel zal geven. De kwestie is deze. We zijn in een onzekeren toestand, wat zich openbaart op alle terreinen. Vooral in het leven van den kleinen man komen loondruk en loonsverlaging aan de orde van den dag en in de naaste toekomst zal dat nog veel meer gebeuren. Deze groote sommen moeten echter juist door de kleinen worden opgebracht en daarom geloof ik dat wij, vooral in de naaste toekomst, niet de lasten van die menschen willens en wetens nog mogen verzwaren. Ik weet wel dat de Voorzitter mij misschien aanstonds wil toevoegen dat het maar een kwestie is van 12000.— ongeveer per jaar, maar dat moet er toch weer komen. Het is een principieele kwestie voor mij, dat wij alle uitgaven, die niet behoeven te worden gedaan of die niet beslist noodig zijn, moeten nalaten. Ofschoon ik het met U eens ben, dat er in de naaste toekomst iets moet ge beuren, meen ik toch werkelijk dat dit de eerste jaren op een andere manier moet worden gevonden en dat alle extra uitgaven moeten worden vermeden. Daarom kan ik mijn stem aan dit voorstel niet geven. De kwestie is dat het voor mij in mijn privé-leven en voor tal van menschen in de stad absoluut raadzaam is om te be zuinigen en daarom acht ik het voor den Raad ook niet verantwoord om thans dingen te doen, waarvan de strikte noodzakelijkheid niet is aangetoond. De Voorzitter: De heer Visser wil nog graag antwoord hebben. Ik kan alleen dit opmerken, zooals ik straks ook al heb gezegd: mogelijk is ten slotte alles. Het zou dus ook mogelijk zijn om het gebouw, waar tegen woordig de bureaux van Gemeentewerken zijn gevestigd, als dat vrij komt, voor secretarie in te richten en daar een deel van het personeel van hier te plaatsen. Maar of dan een toestand zal worden geschapen, die ook zelfs maar van verre op een ideale zal lijken, kan ik niet toe geven, omdat de dienst misschien nu nog beter mar cheert nu de menschen in een kleine ruimte bij elkaar zijn, dan wanneer zij een groote ruimte zouden hebben, maar de afdeelingen, die elkaar steeds noodig hebben, zoo verspreid zouden zijn, doordat ze in verschillende gebouwen zouden zijn gehuisvest. Dat is het eenige antwoord, dat ik kan geven. Verder wil ik opmerken dat het op het oogenblik niet mogelijk is, het voorstel van Burgemeester en Wethou ders te splitsen. Het is, zooals het hier ligt, in zijn geheel in stemming geweest en het moet dus ook zoo weer in stemming worden gebracht. Dat is niet anders. De heer Fransen: Maar ik verzoek, zooals ik duidelijk heb gezegd, dat Burgemeester en Wethouders het voor stel of de stemming aanhouden. De heer Berghuis (wethouder): Dat kan niet. De Voorzitter: Er is reeds één keer gestemd en Bur gemeester en Wethouders wenschen bij dezen stand van zaken afgescheiden van de vraag of het mogelijk is hun voorstel niet aan te houden. De heer Fransen: Mijn grief was alleen, zooals ik heb gezegd, dat het in Openbare Werken niet is voorbereid. De Raad heeft zich toch over mijn voorstel niet uitge sproken. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 13 tegen 11 stemmen verworpen. Vóór stemmen: de heeren M. Molenaar, Dijkstra, Col- let, Muller, O. F. de Vries, Tiemersma, Koopal, De Boer, IJ. de Vries, B. Molenaar en Berghuis. Tegen stemmen: de heeren Visser, Van der Werff, Fransen, Cohen, Tulp, Westra, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Dijstra, De Vos, Lautenbach, Jansen, Oosterhoff en Van Weideren baron Rengers. De Voorzitter Er wordt nu het volgende voorstel door den heer Oosterhoff gedaan: „Naar aanleiding van de genomen beslissing inzake de uitbreiding van het stadhuis (bijlage no. 11), trekt de Raad zijn desbetreffend besluit van 26 Juli 1921 hierbij in". De bedoeling daarvan is dus dat er verder niets gebeurt. De beraadslagingen worden heropend. De heer Berghuis (wethouder): Ik zou toch willen trachten den Raad te bewegen, nu het geheele voorstel van Burgemeester en Wethouders is verworpen, om al thans punt Ia van het voorstel afzonderlijk onder de oogen te zien, niet alleen met het oog op de verplaatsing van Gemeentewerken, maar ook met het oog op de in richting van den geneeskundigen dienst. Door het ge heele netwerk, waaruit het voorstel bestaat, is dit den vorigen keer niet gesplitst in stemming gekomen, waar om het bij de herstemming ook niet gesplitst kon wor den. Maar toch lijkt het mij wenschelijk, dat de Raad nu niet naar huis gaat, voor de Raad omtrent de in richting van de Infirmerie een besluit heeft genomen. Indien mijn voorstel dus ondersteund wordt door den Raad, zou ik thans punt Ia in bespreking willen brengen. Wat de andere punten betreft, moet ik werkelijk na de woorden van den heer Fransen toegeven dat de commissie voor Openbare Werken hier niet voldoende in is gekend, zoodat die commissie de andere punten nog eens onder de oogen zou kunnen zien. Doch over de Infirmerie zal zeer zeker spoedig moeten worden beslist, deze zal toch zeer zeker zoo gauw mogelijk dienstbaar moeten worden gemaakt voor de gemeente.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 6