76 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 April 1923. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 5 (Agenda no. 6). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot intrekking van het raadsbesluit van den 10en Augustus 1909 no. 250W114, waarbij aan J. Koopmans Bokma te Dronrijp vergunning werd ver leend tot het leggen en tot wederopzeggens hebben van een sirijkdam in een sloot langs den Harlingertrekweg onder Dronrijp. Dit voorstel luidt als volgt Bij raadsbesluit van 10 Augustus 1909 no. 250R/114 werd aan J. Koopmans Bokma te Dronrijp vergunning verleend tot het leggen en tot wederopzeggens toe hebben van een strijkdam in de sloot langs den Har lingertrekweg vóór het perceel kadastraal bekend ge meente Dronrijp sectie B no. 221, o. m. op voorwaarde dat een recognitie van 5.per jaar zou worden voldaan. Bij schrijven van 23 Februari 1.1. bericht de belang hebbende ons, dat de dam op 1 Februari 1923 is weg geruimd. De Directeur der gemeentewerken rapporteert, dat de berm van den trekweg in zijn oorspronkelijken toe stand is teruggebracht, zoodat het genoemde raadsbe sluit kan worden ingetrokken. Wij hebben alzoo de eer U voor te stellen om het raadsbesluit van 10 Augustus 1909 no. 250r/1 14 in te trekken. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 6 (Agenda no. 7). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verhuring van het gebouw Turfmarkt no. 6, laatstelijk autogarage, aan W. de Groot en L. Steinvoorte. Dit voorstel luidt als volgt Bij de openbare verhuring van de voormalige auto garage Turfmarkt no. 6, o. m. aangekocht krachtens Uw besluit van 27 Februari 1.1. no. 50r/29, werd het hoogst ingeschreven door W. de Groot en L. Steinvoorte voor de som van 40.35 per week. Deze inschrijving komt ons alleszins aannemelijk voor, terwijl eveneens de personen van de inschrijvers en hunne borgen voldoende zekerheid geven voor een richtige betaling der huurpenningen en de nakoming der voorwaarden. Wij geven U in overweging te besluiten de voormalige autogarage Turfmarkt no. 6, kad. be kend sectie B no. 2470, groot 3.85 Are, voor den tijd van drie jaren met ingang van 12 Mei 1923, dus tot 12 Mei 1926, te verhuren aan W. de Groot en L. Stein voorte, beiden alhier, voor den prijs van veertig gulden vijf en dertig cent 40.35) per week, onder de voor waarden waarop de inschrijving heeft plaats gehad en Burgemeester en Wethouders te machtigen, wanneer weder noodig, voortaan tot openbare verhuring over te gaan. De Voorzitter: De heer De Boer heeft mij gevraagd over dit punt een besloten zitting te houden. Wordt dat voorstel ondersteund Dit blijkt wel het geval te zijn. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel-De Boer, waarna in geheime ver gadering wordt overgegaan. Na heropening der openbare vergadering worden de beraadslagingen geopend. De heer De Boer: Naar aanleiding van punt 7 der agenda zou ik willen voorstellen om de huur te gunnen aan den op één na hoogsten inschrijver, den heer Van den Hoven, die op 't oogenblik de grarage in gebruik heeft, en wel om deze reden, dat niet-verhuring aan hem voor hem en zijn personeel fatale gevolgen zal hebben, omdat dit de beteekenis heeft dat hij met het pand de klandisie, die hij daarin heeft, niet zal behou den. Ik meen dat de bewoners van een pand altijd eenige rechten moeten hebben boven andere inschrijvers. De heer Dijstra: Ik moet het voorstel van den heer De Boer bestrijden en wil beginnen bij het laatste, wat de heer De Boer heeft gezegd: dat met den bewoner van een pand eigenlijk de hand iets moet worden gelicht, omdat hij de bewoner van het pand is en daarin zijn bedrijf uitoefent. Die stelling lijkt mij zeer aanvechtbaar toe. De bewoner van het pand weet welke groote belangen er voor hem aan verbonden zijn om dat pand te blijven bewonen. Ik weet wel dat het bijzonder onaangenaam is op dat terrein concurrentie te ontmoeten, maar de waardebepaling zal ten slotte beter kunnen worden vast gelegd door dengene, die het pand bewoont dan door iemand, die er vreemd tegenover staat en om reden van bijkomstigen aard ook gading maakt. Het wil mij voorkomen dat er in dit gegeven geval rekening kan worden gehouden met de werkelijke be langen van den bewoner van het pand, maar daar staat tegenover dat het een eerlijke openbare inschrijving is geweest en de bewoner de gelegenheid heeft gehad om uitdrukking te geven aan de waarde, die naar hij meende moest worden bepaald. Uit de inschrijving blijkt nu dat hij te zuinig is geweest; er is iemand boven hem uit gegaan, die zijn bod gestand doet met borgen, zooals de gemeente dat vraagt. Rechtens meen ik dan ook dat men hier het recht moet laten gelden en de huur van het pand moet gunnen aan dengene, die den hoogsten prijs heeft geboden. Als men echter rekening houdt met de situatie van Van den Hoven, dan is er in dit geval wel eenige aan leiding om dat niet te doen, althans om den termijn, die is vastgelegd voor ontruiming van het pand, niet te handhaven. De gemeente mag, als zij dat kan voorko men, het er niet opzettelijk op aanleggen dat iemand verongelukt in zijn maatschappelijke positie. Men kan hier den vastgelegden termijn van ontruiming verlengen met 3 maanden, tot 12 Augustus; dan heeft die man een goede gelegenheid om voor zijn bedrijf een andere plaats te zoeken en het daar voort te zetten. Ik wil dus voor stellen het pand tot 12 Augustus door Van den Hoven te laten bewonen. De heer Jansen: Ik wil beginnen met te zeggen dat ik het niet eens ben met het voorstel, zooals dat hier ligt, maar dat ik het wel eens ben met datgene, wat de heer De Boer heeft gezegd, omdat hierbij inderdaad ernstige dingen naar voren komen. De heer Dijstra zegt dat de laagste inschrijver te zuinig is geweest, maar hij moet niet vergeten dat voor den hoogsten inschrijver dit op 't spel stond, dat hij, door even hooger te mikken, de zaak erbij kocht. De zaak is daar gevestigd en de zaak zal daar grootendeels gevestigd blijven en heeft daardoor een zeer groote meerwaarde voor eventueele nieuwe bewoners. Doch dit vonnis zal daardoor op Van den Hoven tevens zwaarder drukken, omdat hij niet een ander pand kan krijgen, ook niet met Augustus. Boven dien meen ik dat Van den Hoven pas in dat pand zijn zaak heeft opgezet en dan is het moeilijk om den strijd te beginnen, als hij er om zoo'n klein bedrag wordt uit- gestooten. Ik geloof dat hier de menschelijkheid boven het recht moet zegevieren. Het voorstel-De Boer zal mijn stem hebben. Ik meen dat wij om zoo'n klein be- Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 April 1923. 77 drag Van den Hoven niet broodeloos mogen maken, door zijn maatschappelijke positie, althans in Leeuwarden, onmogelijk te maken. Ik geloof dat wij hem dit pand moeten gunnen. De heer IJ. de Vries, die het woord had gevraagd, ziet daarvan af. De heer Westra: Het komt mij voor dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders blijkbaar formeel juist is en ook is het mij bekend dat hier in den Raad ge woonlijk wordt gewaarschuwd tegen het komen met gevoelsargumenten. Maar niettegenstaande dat geloof ik, dat er voor den Raad aanleiding is om mee te gaan met het voorstel van den heer De Boer, omdat toch door den oogenblikkelijken bewoner van het pand, Van den Hoven, is gepoogd om dat huis voor zijn bedrijf in ei gendom te krijgen, wat hem echter vrijwel of liever zeer zeker onmogelijk is gemaakt, doordat de gemeente het a tout prix in eigendom wenschte te hebben. De ge meente heeft bij het huis geen verder belang dan den eigendom daarvan, zij heeft geen belang bij de bewo ning van dat huis. Dit voorstel zal nu tengevolge heb ben dat, door een misschien formeel juisten gang van zaken, de tegenwoordige bewoner uit zijn bedrijf wordt gestooten en dat bedrijf zal overgaan in handen van een concurrent. Dat zal werkelijk het gevolg worden, omdat Van den Hoven er vooral zijn bedrijf van maakt auto's te stallen van particulieren, die tevens in alle opzichten zijn clientèle zijn. Die clientèle zal, wanneer Van den Hoven haar geen nieuwe garage kan aanbieden, genood zaakt zijn bij de nieuwe bewoners over te gaan en zoo zal Van den Hoven zijn geheele bedrijf zien verdwijnen. Waar dit het gevolg zal zijn van het feit dat de gemeente den eigendom wenschte van dit pand, meen ik, dat het op den weg der gemeente ligt, dat wij in dit geval af wijken van den gewonen regel om den hoogsten inschrij ver het pand in huur te gunnen. Ik kan dan ook ditmaal meegaan met het idee van den heer De Boer, om de huur van het pand aan den op één na hoogsten inschrij ver te gunnen, waarmee de gemeente ook nog een vrij wel voldoend bedrag aan de huur zal ontvangen. De heer Lautenbach: Ik meende dat ik na de woorden van den heer Dijstra er het zwijgen wel toe kon doen, maar ik wil nu toch nog op één punt de aandacht ves tigen. Het zonderlinge, dat mij in de verschillende rede neeringen treft, is, alsof er slechts één auto-garage is en of er niet een andere te koop of ook onmogelijk te maken is. Ik hoor daar vreemd van op. Ik zou nog iets verder kunnen gaan, maar het is niet geschikt om daar over in openbare vergadering mededeelingen te doen. Wie echter de lijst van verkoopingen nagaat, kan wel zien dat er gelegenheid bestaat. Ik wil er ook op wijzen dat ik meen dat, wanneer iemand zijn auto-garage verplaatst naar een andere gelegenheid, het dan niet vanzelf spreekt dat de oude cliëntèle daar achter blijft, maar dat het meer voor de hand ligt dat, wanneer de garagehouder het vertrouwen en de sympathie van zijn cliëntèle heeft gewonnen, deze dan met hem meegaat. Ik vind dat, wanneer het voorstel, dat de heer Dijstra heeft gedaan, wordt aangenomen en aan Van den Hoven dus uitstel van ontruiming wordt toegestaan, de Raad daarmee een goed blijk heeft gegeven van de uiterste welwillendheid, door op die manier den bewoner kans te geven om naar een andere gelegenheid om te zien. Op den hoogsten bieder en zijn borgen zijn geen aan merkingen te maken, waarom men dezen niet mag pas- seeren. Wat een particulier in zoo'n geval wil doen staat hier buiten, de gemeente mag dit niet doen. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Het verwondert mij zoo dat alle leden deze bezwaren niet vroeger naar voren hebben gebracht, toen er is gesproken om een openbare verhuring te houden. Wat de heer Westra zegt, dat, doordat de gemeente het pand heeft gekocht, Van den Hoven in moeilijke omstandigheden is gekomen, is waar, maar ik begrijp niet dat al die leden, die zich hier nu niet mee kunnen vereenigen, indertijd niet hebben voorgesteld om door deskundigen te laten ta- xeeren waarvoor het pand moest worden verhuurd. Dat was zeker de beste oplossing geweest. Maar nu er een maal een openbare verhuring is geweest, kan ik er niet in meegaan om de huur aan no. twee te geven. Ik ben het geheel met den heer Lautenbach eens; ik weet ook dat er een zeer geschikte autogarage voor Van den Hoven te huur is. En ik meen ook dat, als hij eenige maanden tijd heeft, hij zich zeker van een andere ruimte kan voorzien en dat, als hij de sympathie van zijn klanten heeft, hij deze wel meeneemt, omdat de klanten toch meer zullen hechten aan den exploitant dan aan het gebouw. De Voorzitter: Ik wil in de eerste plaats opmerken dat deze zaak niet weer in den Raad zou zijn gekomen, als mevrouw Buisman gelijk had. Den vorigen keer is n.l. dit besloten: goedkeuring van den aankoop in open bare veiling van deze 2 perceelen, het verleenen van machtiging aan Burgemeester en Wethouders tot amotie van het eerste perceel en het verleenen van een crediet om den vrijkomenden grond te bestraten en deze toe te voegen aan de openbare straat, maar bij dit besluit is vergeten tevens machtiging te vragen tot openbare verhuring Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Er is toch wel over gesproken. De Voorzitter: Het is ook wel de bedoeling geweest. Er is over gesproken, maar de machtiging is niet ver leend. Het is thans een formeele kwestie dat de zaak in den Raad komt; was den vorigen keer de machtiging verleend, dan was zij hier niet geweest. Burgemeester en Wethouders hebben eerst ook gemeend dat die machtiging was verleend, omdat het altijd de bedoeling is geweest; daarom zijn zij er ook mee doorgegaan. Toen de inschrijving openstond hebben zij gezien dat er geen machtiging is verleend, zoodat zij hiermee nu nog even bij den Raad moeten komen. Burgemeester en Wethouders konden niet anders doen, zooals de Raad wel zal begrijpen, dan voorstellen wat hier ligt. Persoonlijke anti- of sympathieën kwamen hierbij niet te pas; formeel kon het college niet anders doen dan den Raad voorstellen de huur te gunnen aan den hoogsten inschrijver. De door Burgemeester en Wethouders voorgestelde is de hoogste en deze is vol doende gegoed. Er moeten al zeer bijzondere redenen voor Burgemeester en Wethouders zijn als zij voorstel len de huur niet aan den hoogste te gunnen. Die waren hier niet, zoodat het college niet kon afwijken van de oude gewoonte oin den hoogste te gunnen. Dat, wat den formeelen kant van de zaak betreft. Verder wil ik er op wijzen dat het voorstel-De Boer zeer goed past in het systeem van openbare verhuring. Hij stelt voor de huur niet aan den hoogsten inschrijver te gunnen, wat met het oog op de voorwaarden van openbare verhuring zeer goed kan. Het voorstel-Dijstra past echter niet in het systeem van openbare verhuring. Het is wel mogelijk, maar het moet dan zoo worden opgevat, dat deze verhuring geen voortgang zal hebben, dat de heer Dijstra dan het voorstel moet doen om deze verhuring niet te doen doorgaan, maar aan Van den Hoven de garage onderhands te verhuren tot 12 Augus tus voor de hoogste inschrijvingssom en onder de voor waarden van de openbare verhuring. Men kan echter niet eenvoudig zeggen dat de openbare aanbesteding wordt verlengd tot 12 Augustus. Mijns inziens zijn de hoogste inschrijvers, indien op het oogenblik wordt ge zegd dat het pand niet op 12 Mei maar op 12 Augustus

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 2