78 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 April 1923.
zal zijn te betrekken, absoluut vrij; zij behoeven het
pand dan niet meer te accepteeren. Misschien willen
zij dat wel, maar dat weet ik niet. Ik heb er wel iets
van hooren verluiden, maar ik heb het hun niet ge
vraagd. Zij zijn wel bij mij geweest, maar ik heb hun
alleen gevraagd of zij eventueel bereid waren het be
trekken van het pand tot 12 Augustus uit te stellen. Zij
deden dat liever niet. Verder weet ik niets. Doch op
12 Augustus zijn de hoogste inschrijvers dan weer vrij.
Het voorstel-Dijstra dient dus zoo te worden opgevat,
dat wij thans niet doorgaan met de openbare verhuring,
maar dat wij daartegenover ondershands het pand door-
verhuren aan Van den Hoven, aan wien het op 't oogen-
blik ook is verhuurd. Hij heeft op 1 Maart de huur van
de garage aanvaard naar een huursom als bij de open
bare verhuring voor 12 Mei door den hoogsten inschrij
ver zou worden geboden. Door hem zou dan over dezen
tijd een evenredig deel van die som worden betaald.
Ik geloof dat ik het voorstel-Dijstra wel in dien geest,
als ik mededeelde, kan opvatten. De bedoeling van het
voorstel is dan om de openbare verhuring niet te doen
doorgaan en aan Van den Hoven ondershands de auto
garage te verhuren tot 12 Augustus. Ik wil hierbij op
merken dat in dat geval op 12 Augustus de zaak in
precies hetzelfde stadium verkeert als op 't oogenblik;
dan kan de Raad weer besluiten tot onderhandsche of
tot publieke verhuring.
De heer Dijstra Mijn voorstel draagt het karakter
van een compromis. De bedoeling is dat de hoogste
inschrijvers de gelegenheid zullen hebben om op 12
Augustus toe te slaan; als zij daarmee accoord gaan,
zullen zij dan huurders zijn en dus zal alleen Van der
Hoven tot 12 Augustus kunnen blijven wonen. Maar het
is niet mijn bedoeling om dan opnieuw een openbare
inschrijving te houden. Ik kan mij zelfs indenken dat de
persoon aan wien de garage op 't oogenblik is verhuurd,
dan weer iets lager zal zijn en de anderen iets hooger.
Dan zou men weer voor dezelfde kwestie komen te
staan.
Als men zich bij dergelijke kwesties door zijn sen
timent laat leiden, mist men elke formeele basis en kan
men nooit zaken doen. Het bevreemdt mij alleen dat de
heeren, die hier aan hun gevoel uiting hebben gegeven,
absoluut in gebreke zijn gebleven om aan te toonen wat
het principe van openbare verhuring moet beteekenen,
ja of neen. Als zij dat er bij hadden gezegd, had ik mis
schien een gewijzigd standpunt kunnen innemen.
Mijn bedoeling is dat de hoogste inschrijvers op 12
Augustus het pand kunnen betrekken tegen de door
hen geboden som en dat van gemeentewege tegenover
den bewoner de gunstige uitzondering wordt gemaakt,
dat hij tot 12 Augustus kan blijven wonen.
De Voorzitter: Ik wil dan alleen dit opmerken dat dit
zeer wel mogelijk is, maar ik wil constateeren dat de
hoogste inschrijvers dan vrij zijn. Uw bedoeling is dus
dat indien dezen dan het pand willen hebben, zij het dan
kunnen krijgen.
De heer Dijstra Ja.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel-De Boer, als zijnde van de verste strek
king, komt het eerst in stemming en wordt met 14 tegen
8 stemmen aangenomen, waardoor het voorstel van
Burgemeester en Wethouders en dat van den heer
Dijstra is vervallen.
Vóór stemmen: de heeren Dijkstra, O. F. de Vries,
1 iemersma, Van Weideren baron Rengers, M. Molenaar,
Muller, Westra, Visser, Cohen, Jansen, De Boer, De Vos,
B. Molenaar en Collet.
Tegen stemmen: de heeren Van der Werff, Dijstra,
Koopal, Tulp, Lautenbach, Oosterhoff, mevrouw Buis
manBlok Wijbrandi en de heer IJ. de Vries.
7 (Agenda no. 8). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan J. Wesselius te Idskenhuizen een
perceel bouwterrein aan de Marssumerstraat in erfpacht
af te staan.
Dit voorstel luidt als volgt
Van J. Wesselius te Idskenhuizen (Doniawerstal)
ontvingen wij het verzoek om aan hem in erfpacht af
te staan een perceel bouwterrein nabij den Harlinger-
straatweg en gelegen aan de Marssumerstraat tegen
over den zuidelijken hoek van genoemde straat en de
Menaldumerstraat. Bij zijn aanvraag heeft de adres
sant een schetsplan voor de bebouwing van het terrein
ingediend, waaruit blijkt, dat het te stichten winkelhuis
aan de voor de bebouwing van het bedoelde terrein te
stellen architectonische eischen voldoet. De grondprijs
die tot grondslag van den erfpachtscanon zaf strekken,
bedraagt 7.per M2., welk bedrag voldoende is te
achten en overeenkomt met hetgeen tot dusver voor
grond van soortgelijke ligging in deze omgeving is be
dongen.
De Directeur der gemeentewerken kan zich blijkens
zijn overgelegd advies met den bedoelden afstand in
erfpacht vereenigen.
Onder overlegging van stukken geven wij U in over
weging te besluiten
aan J. Wesselius te Idskenhuizen (Doniawerstal) tot
31 December 1990 in erfpacht af te staan een gedeelte
van het perceel kadastraal bekend gemeente Leeuwarden
sectie D no. 1757 en gelegen aan de Marssumerstraat
tegenover den zuidelijken hoek van genoemde
straat en de Menaldumerstraat, als op de overgelegde
situatie-teekening is aangeduid, ter grootte van ongeveer
257 M2., de juiste grootte nader door een landmeter
van het kadaster op te meten, zulks op de volgende
voorwaarden
1. de canon wordt berekend naar een grondwaarde
van 7.per M2. en een rentevoet van 6 per jaar
2. de erfpachter moet binnen tweemaal 24 uren nadat
hij van de toewijzing in erfpacht kennis heeft bekomen,
een waarborgsom ten bedrage van 90.ten kantore
van het gemeentelijk grondbedrijf storten voor de na
koming van de voorwaarden, welk bedrag na voldoe
ning daaraan op aanvrage wordt teruggegeven
3. de rooilijn van het te stichten gebouw zal nader
door den dienst der gemeentewerken worden aange
wezen
4. de bepalingen betreffende de uitgifte in erfpacht
van bouwterreinen gelegen tusschen Oostersingel en
Cainbuursterpad en toebehoorende aan de gemeente
Leeuwarden, voorzoover mogelijk en met het boven
staande niet in strijd, worden voor dezen afstand in erf
pacht van toepassing verklaard.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
8 (Agenda no. 9). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om de pachtovereenkomst voor de buffetten
in het Beurslokaal en in het afrekenlokaal met
T. Bekema na afloop van den tegenwoordigen pachttijd
met drie jaar te verlengen.
Dit voorstel luidt als volgt
De pachter van de buffetten in het Beurs- en Waag
gebouw, T. Bekema, heeft tot ons het verzoek gericht
de pacht met drie jaren te verlengen. Hoewel zij eerst
31 December 1924 afloopt, heeft hij reeds thans dit
verzoek gedaan, omdat hem de wenschelijkheid van
aanschaffing van onderscheidene artikelen voor de ver
betering van de buffetinstallatie is gebleken, die een vrij
groot bedrag zullen vorderen, doch hem in de exploi
tatie der buffetten ten goede zullen komen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 April 1923.
79
Hoewel wij in den regel bezwaar hebben, reeds ge-
ruimen tijd vóór den afloop van huur- en pachttermijnen
bij U met voorstellen tot verlenging te komen, meenen
wij om de door Bekema genoemde reden over dit be
zwaar te moeten heenstappen. Hij dient namelijk ze
kerheid te hebben dat hem na 31 December 1924 op
nieuw de pacht wordt gegund, voor hij tot de aan
schaffing van nieuwe benoodigdheden voor den buffet
inventaris overgaat. Bekema heeft zich in den verstreken
pachttijd als een goed exploitant doen kennen, over
wien nimmer, 't zij door de Commissie voor de Beurs
en de Waag, 't zij door het publiek, klachten te onzer
kennis zijn gekomen. Wij begrijpen zijn wensch dat
hij in dit geval zekerheid van verlenging van den pacht
tijd wil bekomen de tot dusver betaalde pachtsom
van 1725.per jaar oordeelen wij voldoende, de ge
wijzigde tijdsomstandigheden in aanmerking genomen.
In het contract moet dan echter de bepaling worden
opgenomen dat de gemeente desgewenscht den inven
taris, bij de buffetten behoorende, geheel of gedeeltelijk
naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders, na
afloop van den pachttijd op taxatie kan overnemen.
Wij geven U dus in overweging te besluiten ons te
machtigen
de krachtens openbare inschrijving met T. Bekema
gesloten overeenkomst voor de pacht van de exploitatie
der buffetten in het Beurslokaal en in het afrekenlokaal
in de Waag, eindigende 31 December 1924, met den
pachter te verlengen voor den tijd van drie jaren, tegen
de bestaande pachtsom van zeventienhonderd vijf en
twintig gulden 1725.per jaar, onder de bestaande
voorwaarden, voor zoover op deze onderhandsche ver
pachting toepasselijk, aangevuld met de bepaling, dat de
gemeente desgewenscht en naar het oordeel van Bur
gemeester en Wethouders den inventaris, behoorende
bij de exploitatie der buffetten, na het einde van den
pachttijd geheel of gedeeltelijk op taxatie kan over
nemen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Dijstra: Ik ben hier op tegen, ik zie hier het
nut niet van in. Er wordt in het prae-advias geschreven
dat de pachter zijn buffet-installatie moet aanvullen en
dat dit de exploitatie der buffetten ten goede zal komen.
Het wil mij voorkomen dat daar practisch uit voort
vloeit dat, als het de exploitatie ten goede komt, dan de
resultaten terecht zullen komen bij den pachter, dus in
de meerdere uitgaven, die hij zich veroorlooft, ook meer
dere inkomsten voor hem zelf liggen opgesloten. Dat
men nu daarom een verlenging van de huur op dezelfde
voorwaarden met 3 jaar moet toestaan, geloof ik dat
hier niet voldoende is gemotiveerd. Het wil mij voor
komen dat, wanneer iemand een bedrijf heeft, dat hij
meer bedrijfsfahig maakt, de betere resultaten ook hee-
lemaal komen voor hem, die zich die weelde veroorlooft.
Een andere kwestie is of men bij een nieuwe inschrij
ving, als de tegenwoordige pachter de hoogste niet is,
ook in overweging zou kunnen nemen een gedeelte van
de installatie tegen taxatie over te nemen. Daar is wel
iets voor te zeggen. Maar de grond, waarop hier wordt
voorgesteld verlenging van huur toe te staan tegen
eenzelfde bedrag, lijkt mij niet goed toe, waarom ik
mijn stem aan dit voorstel zal onthouden.
Mevrouw Buisman-Blok Wijbrandi Ik heb hierbij
geen advies van de Beurs- en Waagcommissie gezien.
Of wordt dat bij dergelijke zaken misschien niet ge
vraagd
De Voorzitter: Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet zoo
sterk in die zaken thuis ben, omdat de heer Berghuis,
zou ik haast zeggen, de exploitatie van het Beursge
bouw speciaal op zich heeft genomen. Ik meen echter
wel dat de heer Berghuis in het college heeft meege
deeld dat hierover met de Beurscoinmissie gesproken is.
Zooiets gaat echter wel eens mondeling en zoo is het
ook mondeling in de vergadering van Burgemeester en
Wethouders overgebracht, zoodat hierop niet een schrif
telijk advies der commissie is uitgebracht. Het staat mij
bij dat de heer Berghuis in het college heeft meegedeeld
dat er overleg is gepleegd met de Beurscommissie, maar
ik kan niet verzekeren dat dit absoluut waar is.
Verder wil ik wel de verdediging van het prae-advies,
zooals dat hier ligt, op mij nemen. De exploitant Bekema
is gebleken een zeer goede exploitant te zijn. Er zijn ook
wel tijden geweest dat dit niet van den exploitant ge
zegd kon worden. Over den tegenwoordigen exploitant
zijn wij echter volkomen tevreden. Nu wenscht Bekema
nog voor een goede exploitatie der buffetten waarvoor
hij aan ons een specificatie van de kosten-uitgaven heeft
overgelegd verschillende artikelen aan te schaffen,
die hem een vrij groot bedrag zullen kosten, maar hij
wenscht die alleen aan te schaffen, indien hij zeker is
dat hij de uitgaven, die hij moet doen, nog gedurende
eenige jaren productief kan maken. Bekema heeft nu
nog een paar huurjaren en als daar nu nog 3 bij komen,
is hij zeker dat hij deze uitgaven gedurende 5 jaren
productief kan maken. Zou het echter alleen zijn voor
de laatste 2 jaren, dan is hij daar een beetje huiverig
voor, omdat, als hij bij een volgende verpachting de
buffetten niet kreeg, hij deze uitgaven dan niet verder
productief kon maken. Ik geef echter volkomen toe dat
het voorstel van Burgemeester en Wethouders een af
wijking van de tot nu toe gevolgde gewoonte is.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
met 19 tegen 3 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen: de heeren Dijkstra, O. F. de Vries,
Koopal, Tulp, Tiemersma, Van Weideren baron Ren
gers, Oosterhoff, M. Molenaar, mevrouw BuismanBlok
Wijbrandi, de heeren Muller, Westra, Visser, Cohen,
Jansen, IJ. de Vries, De Boer, De Vos, B. Molenaar en
Collet.
Tegen stemmen: de heeren Van der Werff, Dijstra
en Lautenbach.
9 (Agenda no. 10). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging van het besluit tot heffing
van rechten onder den naam van leges (gemeenteblad
1921 no. 46 en 1922 no. 36) (bijlage no. 12).
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Oosterhoff: Mag ik even een inlichting vra
gen? Ik heb geen bezwaar tegen het voorstel, maar er
is iets in dat mij niet heelemaal duidelijk is. Het is de
gewoonte dat op de linkerzijde van de bladzijde staat
de bestaande redactie en op de rechterzijde de wijziging,
m. a. w. wat op de linkerzijde niet voorkomt blijft
onveranderd. Nu staat er na sub B 8 op bladzijde 178
onder sub D iets, dat niet weer is overgenomen onder
de wijziging, zoodat het den indruk maakt dat sub D
komt te vervallen. Dat kan toch de bedoeling niet zijn
dat de rechten voor inlichtingen uit het bevolkingsre
gister uit de verordening verdwijnen. Dat dit niet het
geval is blijkt trouwens wel op bladzijde 179, waar
staat dat die rechten bij abonnement kunnen worden
afgekocht, m. a. w. sub D moet dus wel blijven bestaan.
Maar hier wordt de indruk gegeven, doordat het niet
veranderd wordt aan de rechterzijde en daar ook niet
is overgenomen, dat het zou vervallen.
De Voorzitter: Het is volkomen waar wat U zegt,
maar dat is de bedoeling niet geweest; sub D blijft be
staan. Sub D is hier enkel afgedrukt om inlichtingen te
geven over wat later volgt, als er gesproken wordt dat
de rechten onder D kunnen worden afgekocht. Daarom
is D genoemd, maar anders is er over D niets te doen.