100 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Mei 1923.
waarbij hij opmerkt dat voor de letters a en b in dit
laatste schrijven eigenlijk b en c had moeten staan. Op
die manier moet thans het voorstel van Burgemeester en
Wethouders luiden
„II. in beginsel en in afwachting van onze nadere
voorstellen te besluiten tot
a. den bouw van twee scholen met een gymnas
tieklokaal onder één dak
b. aan de Leeuwarder Schoolvereeniging af te
staan het gebouw van gemeenteschool no. 3 en 4
lokalen van gemeenteschool no. 2, vormende tezamen
12 lokalen, met bijbehoorend gymnastieklokaal in de
St. Anthonystraat
c. aan de Nederlandsch Hervormde Schoolveree
niging af te staan het gebouw van gemeenteschool
no. 1, bevattende 8 lokalen."
Spreker merkt dit op, omdat de heer Tiemersma zegt
dat hij heelemaal tegen punt II is. Het zal toch niet zijn
bedoeling zijn om tegen punt Ila te stemmen. Het is naar
sprekers meening beter, al kan er wel in 't algemeen
over het punt worden gesproken, het straks gesplitst in
stemming te brengen.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi heeft tot haar
groot genoegen gezien dat bij de advertentie omtrent
aangifte van leerlingen ook aan de ouders werd gevraagd
of zij hun kinderen wenschten op een gemengde school
of op een meisjes- of jongensschool. Zij zou nu willen
vragen, als de scholen 2 en 3 worden overgegeven aan
de Leeuwarder Schoolvereeniging, waar het college zich
voorstelt dat de meisjes- en jongensschool zullen wor
den gevestigd.
De heer Tulp (wethouder) heeft met eenige verwon
dering en verbazing den heer Tiemersma hooren zeggen
dat de kinderen uit het centrum naar de scholen in de
buitenwijken worden gezonden. Hij haalt daarbij als
voorbeeld aan school 14a. Alsof de heer Tiemersma niet
weet wat de oorzaak is dat op school 14a dergelijke
kinderen zijn. Hij weet ook heel goed dat de distributie
zoodanig wordt geregeld, dat de kinderen het dichtst
bij hun woning op school komen
De heer Tiemersma: Ik zal 't U aanstonds wel beter
vertellen.
De heer Tulp (wethouder) zal wel zeggen wat de
kwestie is. De school in de Bagijnestraat is eerst in orde
gemaakt, maar later wegens brandgevaar buiten gebruik
gesteld. Toen zijn die kinderen zoo overgebracht naar
de school bij den Groningerstraatweg. Dat daardoor
vele kinderen thans niet den kortsten afstand moeten af
leggen is waar, doch het betreft hier slechts een tijdelijke
maatregel, die moest worden genomen, omdat er plot
seling brandgevaar was in die andere school. Maar
anders worden de kinderen bij sprekers weten zoo goed
mogelijk geplaatst. Het is natuurlijk ontzettend moeilijk
om alle kinderen te plaatsen op de scholen, waar de
ouders ze graag willen hebben, maar de regeling daarvan
wordt toch zoo goed mogelijk getroffen
De heer De Boer: Stop de klassen maar vol, ja
De heer Tulp (wethouder) Dat is een ander vraag
stuk, dat kan men bij andere scholen ook doen.
Spreker vervolgt dat men niet moet vergeten dat de
scholen zooveel mogelijk worden bevolkt met kinderen
uit de omgeving. Ook wordt altijd getracht aan een
verzoek van de ouders te voldoen bij verhuizingen. Van
een omgooien met de kinderen als met turven, waarover
de heer Collet het heeft gehad, is geen sprake. Het gaat
hier zoo, dat er in jaar precies 7 kinderen zijn over
geplaatst moeten worden en dat was dan nog in hoofd
zaak: van school 8a naar 8b, van school 10a naar 106
en van school 11a naar school 11 b. Per kwartaal
worden er dus misschien 3 of 4 kinderen overgeplaatst
en als ze worden overgeplaatst blijven ze meestal nog
in hetzelfde gebouw, doordat ze gaan van school a naar
school b. Er is dus geen kwestie van een omgooien met
de kinderen gelijk met turven. En of men nu 32 of 36
leerlingen in een klas heeft, daar blijft de distributie even
moeilijk om.
Mevrouw Buisman heeft een vraag gedaan over de
scholen 2 en 3. Deze hebben een totale bevolking van
400 kinderen. En nu is spreker al een geruimen tijd
geleden meegedeeld door het bestuur van de Leeuwarder
Schoolvereeniging dat ongeveer 340 a 350 van deze
kinderen zouden overgaan naar de neutrale bijzondere
school. Dan houdt men dus een 40 a 50 kinderen, waar
van ongeveer 20 meisjes, over en nu gaat het toch ont
zettend moeilijk voor Burgemeester en Wethouders of
voor den Raad om daarvoor afzonderlijke scholen op
te richten. Verder vraagt mevrouw Buisman naar de
plaats. Spreker kan daar op 't oogenblik niets van zeg
gen. Als de Raad deze plannen heeft aangenomen, moet
het college hard aan 't werk om die uit te voeren. Zou
het practisch mogelijk wezen wat mevrouw Buisman
wil, dan zal dat gebeuren, maar eenige toezegging kun
nen Burgemeester en Wethouders thans onmogelijk
doen.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Als nu die beide
enkele scholen worden afgegeven aan de Leeuwarder
Schoolvereeniging, hoe moet het dan als men bij de
nieuwe aangifte genoeg meisjes en jongens krijgt, om
daarmee een enkele school te bevolken voor elk
De heer Tulp (wethouder): Den vorigen keer is hier
het principe aangenomen, dus, als er voldoende leer
lingen zijn dan moeten we daarvoor scholen bestemmen.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Maar waar dan?
De heer Tulp (wethouder)Dat hangt van de aangifte
af.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi begrijpt dan toch
niet dat men aan de Leeuwarder Schoolvereeniging niet
een nieuw te bouwen dubbele school afstaat. Dat zou,
naar zij zich voorstelt, ook de oplossing worden om aan
het bezwaar van den heer Tiemersma tegemoet te ko
men, om niet scholen in het midden van de stad aan
de schoolvereeniging te geven. En als men liever uit een
financieel oogpunt zelf bouwt, waarom geeft men
aan de vereeniging dan niet een bestaande dubbele
school? Spreekster zou met de hier gegeven oplossing
niet tevreden zijn als zij in de vereeniging zat, omdat
men hierdoor een zeer eigenaardigen toestand krijgt. De
vereeniging stelt zich voor een meisjes- en een jongens
school te stichten. Bij deze oplossing krijgt men dan in
de eene school met 8 lokalen 6 meisjes- en 2 jongens
klassen en in de andere school 4 jongensklassen en 4
gemengde klassen. Als men dus niet al te veel aan de
traditie mocht hechten en spreekster gelooft dat het
bestuur er ook veel meer op gesteld zou zijn dan
zou zij willen voorstellen aan de vereeniging een dubbele
school af te staan. Van den wethouder zou zij willen
weten of het b.v. niet mogelijk zou zijn school 7 af te
staan. Deze is niet zoo in het centrum maar toch wel
zoo gelegen, dat ten minste alle kinderen er kunnen
komen.
De heer Tulp (wethouder) kan het bezwaar van me
vrouw Buisman niet deelen en betwijfelt ook of dit door
het bestuur der schoolvereeniging wordt gedeeld. Dat
bestuur heeft spreker meermalen gevraagd: Mogen wij
die scholen hebben, we willen ze graag hebben, en dus
kan spreker niet aannemen dat het nu naar de scholen
7 of 5 zou willen. Wat is hier de kwestie Bij deze
particuliere scholen moeten de kinderen komen uit alle
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Mei 1923. 101
hoeken van de stad en dan ligt het naar sprekers mee
ning voor de hand dat hiervoor de scholen in 't centrum
worden gebruikt.
Wat verder het bouwen van scholen betreft, men moet
de scholen bouwen daar waar de meeste behoefte is.
Het zal nu dan ook gewenscht zijn een school bij den
Marssumer- en Stienserstraatweg te bouwen. Dat is
practischer en voldoet meer aan de behoefte dan het
bouwen van een school midden in de stad.
De heer De Boer: Ik wou nog even op één punt de
aandacht vestigen n.l. dat bij het voorstel dat zoopas
is aangenomen of bij het onze, dat is verworpen
de overweging heeft gegolden dat er niet gebouwd
moest worden, terwijl nu het bouwen van scholen weer
naar voren komt. Nu is het bouwen noodig omdat
anders de afstanden te ver zijn. Is dan het argument
van zoopas nu weer vervallen Daaromtrent zou ik
wel een verklaring willen hebben.
De heer Tulp (wethouder)Het voorstel van Burge
meester en Wethouders is om, als het aantal kinderen
per klas wordt gebracht op 36, 2 scholen te bouwen en
als het aantal van 32 zou worden behouden, 2X2
scholen te bouwen. Dat is het voorstel.
De heer Tiemersma merkt op dat de heer IJ. de Vries
zijn standpunt klein heeft genoemd, omdat hij het heeft
opgenomen voor de kinderen van het openbaar onder
wijs, door voor deze een school in het centrum van de
stad te willen behouden. Maar als spreker zich niet
vergist, dan is het de heer IJ. de Vries geweest, die hier
in een van de vorige vergaderingen heeft meegedeeld,
dat de Hervormde Schoolvereeniging ten behoeve van
den bouw eener school beslag had gelegd op een plek
grond aan de Bleeklaan, dus aan den buitenkant der
stad. Nu heeft spreker nergens in de stukken gelezen
dat die vereeniging daar weer afstand van heeft gedaan
en zoozeer gesteld is op een school in het centrum der
stad. De heer IJ. de Vries mag spreker dan ook niet
maar zooiets in de schoenen schuiven; het lag aan
sprekers onbekendheid dat de vereeniging zich van het
beslag leggen op een plek grond, waar zij wilde bouwen,
weer heeft losgemaakt. Dat was een onbekendheid voor
spreker en daarmee was geen enkel lid van den Raad
bekend. En dat de Hervormde Schoolvereeniging een
gebouw heeft gevraagd in het centrum der stad, is hier
ook niet bekend.
In tweede instantie heeft de Raad thans van den wet
houder gehoord, waarom deze de scholen 2 en 3 wil
afstaan. Al had de wethouder niet geantwoord op de
vraag van mevrouw Buisman, dan had spreker toch dat
antwoord wel geweten. „Omdat zij ze zoo graag
hebben". Ja zeker, dat komt uit. Spreker heeft het al
gezegd: dat is de oneerlijke concurrentie; hier wordt
een koop afgesloten, waarbij de wethouder van Onder
wijs als makelaar optreedt.
Sprekers tweede grief is als de wethouder hem ant
woordt dat, toen school 10c gesloten moest worden,
men plaats moest hebben voor die kinderen, dat er nog
4 lokalen waren in school 14 en dat daarin 4 klassen
van school 10c zijn geborgen, omdat er anders geen
plaats was in de stad. Dat argument van den wethouder
zou waar zijn, als er anders geen kinderen als die uit
school 10c van binnen de grachten naar de buitenwijken
van de stad op school werden gezonden. Maar weet de
wethouder dan niet, dat het getal van de kinderen, die
binnen de grachten zijn gehuisvest en naar school gaan
buiten de grachten, al 180 is? Is hem dat niet bekend?
Spreker zou graag van den wethouder willen hooren of
zijn cijfers juist zijn. Waar ze hem zijn gegeven door
de hoofden van scholen de wethouder kan ze ter
inzage krijgen begrijpt spreker niet dat er geen be
hoefte zou zijn aan schoolruimte in het centrum der
stad. Dat juist was een van zijn argumenten tegen het
afstaan van de scholen 2 en 3; eensdeels is het de on
eerlijke concurrentie tegenover het openbaar onderwijs
en anderdeels dat men geen schoolruimte in het centrum
der stad kan missen. Bovendien, waar de wethouder
toch wil bouwen, omdat hij schoolruimte tekort komt,
waar hij een 12-klassige school met gymnastieklokaal
wil bouwen, laat hij dan die school laten bouwen door
de neutrale schoolvereeniging, dan kan deze de school
plaatsen waar zij wil.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Ik zou alleen
nog één vraag willen doen aan den wethouder, n.l. of
er werkelijk overwegende bezwaren bestaan om een van
de andere dubbele scholen af te staan aan de Leeu
warder Schoolvereeniging. Als daartegen geen over
wegende bezwaren bestaan, zou ik werkelijk willen
voorstellen de scholen 2 en 3 te laten bestaan voor het
openbaar onderwijs en aan de Leeuwarder Schoolver
eeniging een andere school af te staan, welke Burge
meester en Wethouders in overleg met de schoolver
eeniging kunnen uitzoeken.
De heer Tulp (wethouder) antwoordt den heer Tie
mersma dat het wel mogelijk is dat 180 kinderen, die
binnen de grachten wonen, buiten de grachten op school
gaan. Maar spreker stelt dan voor dat, als er weer ge
distribueerd moet worden, de heer Tiemersma hem mag
helpen. Maar dan mag er ook niets aan mankeeren.
Spreker heeft in de schoolcommissie ook ontzettende
verwijten gekregen en dezelfde uitnoodiging gedaan
waarop men zweeg en zoo zal het met den heer Tie
mersma ook gaan. Het is het moeilijkste artikel van het
geheele wethouderschap van Onderwijs, de distribuee
ring. Men kan niet alle menschen tevreden stellen. De
heer De Boer mag ook wel meehelpen
De heer De Boer: Ik dank U, ik wil Uw werk niet
opknappen
De heer Tulp (wethouder) Dat de Leeuwarder
Schoolvereeniging die scholen gunstigst gelegen vindt
komt, omdat zij haar kinderen haalt uit de geheele stad,
omdat haar kinderen ook door het drukke verkeer
moeten. Dat is de groote kwestie en dat is ook het
eenigste motief, waarom Burgemeester en Wethouders
die scholen aan de vereeniging willen geven. Het kan
het college betrekkelijk niets schelen welke scholen de
vereeniging krijgt. Maar spreker weet dat het school
bestuur deze scholen gunstig gelegen vindt, omdat de
kinderen overal wonen. Zouden die kinderen gaan naar
de scholen 7 of 5, dan was dat veel ongeschikter.
Nu kan men hier groote grieven naar voren brengen,
maar men weet niet hoe een moeilijk artikel het is, de
scholen te bevolken. Vooral b.v. voor Camstraburen en
de Spanjaardslaan is het haast niet te doen.
De beraadslagingen worden gesloten.
In stemming komen thans de voorstellen van Burge
meester en Wethouders sub II a, b en c, zooals deze
laatstelijk door den Voorzitter zijn geformuleerd.
Het voorstel sub II a wordt met algemeene stemmen
aangenomen.
Het voorstel sub II b wordt met 12 tegen 11 stemmen
aangenomen.
Vóór stemmen de heeren Dijstra, Visser, Van der
Werff, Lautenbach, Van Weideren baron Rengers,
Berghuis, Cohen, IJ. de Vries, Oosterhoff, De Vos, Tulp
en Westra.
Tegen stemmen de heeren M. Molenaar, Dijkstra,
Tiemersma, Koopal, Muller, O. F. de Vries, De Boer,
Jansen, Collet, B. Molenaar en mevrouw BuismanBlok
Wijbrandi.
Het voorstel sub II c wordt met 13 tegen 10 stemmen
aangenomen.