108 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Mei 1923.
werking, toezaaiïng en dergelijke van het land op zich,
zoodat de gemeente te allen tijde zonder eenige ver
goeding over het terrein kan beschikken. Uit dit oogpunt
bezien achten wij met den deskundige de huursom vol
doende; de gemeente ontvangt dan in elk geval nog een
niet onbelangrijk bedrag als huur voor deze terreinen.
Wij geven U dus in overweging te besluiten
aan K. Hoogland alhier voor het loopende jaar onders
hands in huur af te staan het terrein aan den Sneeker-
trekweg, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie
G nos. 10194 en 3676 en gemeente Huizum sectie A
no. 855, samen groot 4 H.A. 85 Are 30 cA., tegen een
huursom van vier honderd vijftig gulden 450.
onder voorwaarde dat het als bouwland moet worden
gebruikt
dat de gemeente zonder eenige kennisgeving vooraf,
over het terrein voor het bouwen van de centrale slacht
plaats zal kunnen beschikken, zonder dat de huurder
aanspraak zal kunnen maken op eenige schadevergoe
ding voor bewerking, toezaaiïng en dergelijke van het
land en verder onder de gebruikelijke, door Burge
meester en Wethouders te stellen voorwaarden.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
4 (Agenda no. 5). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan J. van der Weide en B. van der
Kolk alhier, vergunning te verleenen tot demping van
de sloot voor hun bouwterrein aan het Kalverdijkje,
in verband met den woningbouw daar ter plaatse enz.
Dit voorstel luidt als volgt
Een aanvraag om vergunning tot het bouwen van 8
woonhuizen op het kadastrale perceel sectie F no. 1428,
nabij het Kalverdijkje, werd bij ons ingezonden door
J. van der Weide en B. van der Kolk. Alvorens hierin
eene beslissing te nemen, stelden wij de adressanten er
mee in kennis, dat zij vooraf van de gemeente ver
gunning dienden te bekomen om de sloot langs dat per
ceel, welke sloot voor de helft haar eigendom is, te mo
gen dempen, terwijl zij daartegenover verschuldigd zijn
het evenredig aandeel in de rioleering en bestrating van
de straat, d. i. per strekkenden meter 46.04. Blijkens
nevensgaande verklaring nemen zij genoegen met deze
voorwaarden, die hun o. a. verplichten tot betaling
eener som van 2256.
Onder overlegging van het betrekkelijk advies van
den Directeur der Gemeentewerken geven wij U in
overweging te besluiten
aan J. van der Weide en B. van der Kolk, alhier, ver
gunning te verleenen tot demping van de sloot tusschen
het kadastrale perceel sectie F no. 1428 en het Kalver
dijkje, onder voorwaarde
1. de bedoelde sloot, voor zoover vóór dat per
ceel gelegen, worde op hunne kosten gedempt volgens
aanwijzing van den Directeur der Gemeentewerken;
2. voor aanleg van gemeentewege van de rioleering
en bestrating met trottoiraanleg storten belanghebben
den ten kantore van gemeentewerken vóór den 15 Juni
1923 een bedrag van 46.04 per strekkenden meter (in
totaal over de lengte, gemeten langs het Kalverdijkje,
49 M.) alzoo 49 X 46.04 rond Twee duizend twee
honderd zes en vijftig gulden 2256.
3. aan de gemeente wordt voor den prijs van 1.
in eigendom afgestaan, behalve de helft der te dempen
sloot, het onmiddellijk ten noorden daaraan grenzend
gedeelte terrein, ter diepte van 3.50 M. en ter lengte
van 49 M., ten behoeve van den straataanleg, gelijk op
de teekening met kruisanpjre is aangegeven.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
5 (Agenda no. 6). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot vaststelling van de te onderwijzen vakken
aan 7 e en 8 e leer jaar scholen.
Dit voorstel luidt als volgt
Lag het aanvankelijk in onze bedoeling, wat trouwens
ook het meest voor de hand zou liggen, om Uwe be
slissing omtrent de te onderwijzen vakken op de z.g.n.
7e en 8e leerjaarscholen (scholen voor gewoon lager
onderwijs) uit te lokken bij de behandeling van de,
naar wij hopen, binnenkort bij U ter tafel te brengen
ontwerp-verordeningen betreffende het openbaar lager
onderwijs, de urgentie van het totstandkomen van het
leerplan voor die scholen noodzaakt ons omtrent deze
aangelegenheid thans reeds eene uitspraak van Uwe
Vergadering te vragen.
Van verschillende zijden is in de laatste dagen onze
aandacht er op gevestigd dat, zal het onderwijs op die
scholen in de richting gaan welke bij het oprichten daar
van voorzat, het noodzakelijk is ten spoedigste eene be
slissing omtrent de op die scholen te onderwijzen vak
ken te nemen. Dit klemt in het bijzonder met het oog
op de binnenkort door de ouders van betrokken leer
lingen te nemen beslissing omtrent de richting, welke
die kinderen voor het verdere onderwijs zullen inslaan.
Het is ons gebleken, dat er, en zulks waarschijnlijk uit
onwetendheid omtrent de op de 7e en 8e leerjaarscholen
te onderwijzen vakken, ouders zijn die voornemens
koesteren hunne kinderen naar eene inrichting van on
derwijs te zenden waar deze waarschijnlijk, met het oog
op hunne verdere algemeene ontwikkeling, minder juist
op hun plaats zijn.
Teneinde Uwe Vergadering met de meeningen van
het onderwijzend personeel aan de betrekkelijke scholen
omtrent de te onderwijzen vakken in kennis te stellen,
waarvan door U ongetwijfeld profijt kan worden ge
trokken bij het vastleggen van Uwe te dien aanzien te
nemen beslissing, leggen wij hierbij de stukken, welke'
op het vast te stellen leerplan voor die scholen betrek
king hebben, over. Wellicht ten overvloede vestigen wij
er nog Uwe aandacht op dat de aangelegenheden be
treffende de vaststelling van de leerplannen volgens
artikel 25 der Lager Onderwijswet 1920 geheel tot onze
competentie behooren.
Uit het alzoo binnenkort bij U ter tafel te brengen
voorstel tot wijziging, enz. van verschillende verorde
ningen betreffende het openbaar lager onderwijs zal
blijken dat in overweging wordt gegeven, zulks over
eenkomstig artikel 2 der Lager Onderwijswet 1920, op
de scholen voor gewoon lager onderwijs in de eerste
zes leerjaren onderwijs te geven in
a. lezen
b. schrijven
c. rekenen
d. Nederlandsche taal
e. vaderlandsche geschiedenis
aardrijkskunde
g. kennis der natuur
h. zingen
teekenen
j. lichamelijke oefening
k. nuttige handwerken (op gemengde- en meisjes
scholen)
handenarbeid (facultatief).
Op de 7e en 8e leerjaarscholen moet volgens de wet
hetzelfde onderwijs worden gegeven, althans wat de
hierboven onder a tot en met k vermelde vakken betreft.
Wij achten het gewenscht ook voor deze scholen
handenarbeid als facultatief vak voor te schrijven. Mocht
de wenschelijkheid voor het onderrichten van dat vak
te eeniger tijd blijken, dan geeft de verordening daar
voor alsdan gelegenheid.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Mei 1923. 109
Thans rest nog de beantwoording van de vraag of
het overweging verdient gebruik te maken van de bij
het 2e lid van artikel 2, juncto artikel 3, 2e lid, der
meeraangehaalde wet gegeven bevoegdheid om buiten
deze vakken nog andere te onderwijzen. Uit het hierbij
overgelegd advies van den inspecteur van het lager
onderwijs op het ontwerp-leerplan blijkt, dat deze tot
de conclusie komt het geven van onderwijs in de
Fransche taal op de 7e leerjaarschool waarin voorbe
reidend onderwijs wordt gegeven (opleiding voor
H. B. S. en gymnasium) eer af- dan aan te raden, terwijl
hij het geven van dat onderwijs op de 7e en 8e leerjaar
scholen, waarin eindonderwijs wordt gegeven, ontraadt.
Wij zijn evenwel van meening dat het aanbeveling
verdient op beide soorten van scholen dat vak wel te
doen onderwijzen en wel voor de school waarin voor
bereidend onderwijs wordt gegeven, op dezelfde gronden
als door den inspecteur in zijn advies onder punt 3
(le lid) worden vermeld. De inspecteur zegt daar n.L:
„Het is volkomen waar, dat een leerling bij zijn komst
in de le klasse van H. B. S. of gymnasium met allerlei
moeilijkheden in aanraking komt. De gewone vakken
worden daar anders onderwezen dan hij gewend was,
ook krijgt hij daarbij onderwijs in twee moderne talen,
plus wiskunde. Zijn hem op school de eerste beginselen
van de Fransche taal bijgebracht, dan staat hij bij zijn
komst op de H. B. S. voor een moeilijkheid minder".
In tegenstelling met de meening van den inspecteur i
zijn wij van oordeel dat ook aan leerlingen op die
scholen, waarin eindonderwijs wordt gegeven, eenig on
derricht in het Fransch in hun verder leven ten goede
kan komen. Dit zal vooral tot uiting kunnen komen bij
hun lectuur. Wij meenen te mogen aannemen dat van
dat onderwijs altijd iets blijft hangen, waarvan bij het
tegenkomen van vreemde woorden in lectuur en de uit
spraak daarvan ongetwijfeld voordeel kan worden ge
trokken.
In verband met het vorenstaande hebben wij de eer
U voor te stellen, in afwachting van de latere meer om- j
vattende voorstellen tot vaststelling van de nieuwe
onderwijsverordeningen, reeds thans te bepalen dat in
het 7e en 8e leerjaar der scholen voor gewoon lager
onderwijs zal worden onderwezen
lezen,
schrijven,
rekenen,
Nederlandsche taal,
vaderlandsche geschiedenis,
aardrijkskunde,
kennis der natuur,
zingen,
teekenen,
lichamelijke oefening,
nuttige handwerken,
handenarbeid (facultatief),
Fransche taal.
De heer De Boer: Ik zou graag willen dat dit punt
werd aangehouden tot de volgende vergadering. Door
de gebeurtenissen der laatste dagen ben ik niet in staat
geweest van het eigenlijke stuk kennis te nemen en van
de bijlagen heelemaal niet.
Het voorstel-De Boer wordt ondersteund en maakt
dus een onderwerp van beraadslaging uit.
De beraadslagingen daarover worden geopend.
De heer Tulp (wethouder)Als de heer De Boer en
andere leden ernstige bezwaren hebben, zal ik moeten
berusten. Maar de kwestie is hier enkel: zal er Fransch
worden gegeven in het 7e en 8e leerjaar, ja of neen. En
met het oog op het vaststellen van het leerplan is het
ook zoo gewenscht om het voorstel nu te behandelen.
Het gaat hier alleen over de kwestie of in het 7e en 8e
leerjaar Fransch zal worden gegeven, ja of neen. De
zaak is dus zeer eenvoudig.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: De wethouder
zegt wel dat dit een heel eenvoudige kwestie is en ik
geloof graag dat zij dat is voor den wethouder, die er
meer in zit. Het heeft mij echter wel verwonderd dat
bij dit stuk, dat wij pas Zaterdag voor Pinkster
kregen en nu zouden moeten behandelen, geen advies
is gegeven door deskundigen bij het M. O. Ik heb bij
de stukken geen enkel stuk kunnen vinden van de
leeraren bij het M. O. maar alleen van de onderwijzers
aan de lagere scholen. Nu had ik ook nog graag eens
het advies willen vragen van andere deskundigen, maar
met deze feestdagen kon ik dat natuurlijk niet krijgen.
Ik wil het voorstel-De Boer dan ook ondersteunen. Als
het echter van overwegend belang is, zal ik er mij bij
moeten neerleggen heden het voorstel wel te behandelen.
De heer M. Molenaar: Ik zou alleen den wethouder
willen vragen: wanneer gaat het nieuwe leerplan in
De heer Tulp (wethouder): September.
De heer M. Molenaar: Dan is er ook geen bezwaar
om het voorstel 14 dagen aan te houden.
De heer Tulp (wethouder) zegt dat op het oogenblik
veel menschen bevreesd zijn dat in het 7e leerjaar geen
Fransch zal worden onderwezen, waarom zij hun kin
deren voor voorbereidend onderwijs naar de U. L. O.
school willen zenden. Dat is toch de weg niet. Als het
7e leerjaar voorbereidt tot en aansluit op het gymna
siaal en middelbaar onderwijs dan is dat 7e leerjaar
voor die kinderen toch de natuurlijke weg. Doch uit
vrees dat die kinderen daar geen Fransch zullen leeren,
willen de ouders hun kinderen naar de U. L. O. school
zenden en zoo wordt dan die weg verbroken. Het is
mede op verzoek of aandringen van den inspecteur dat
spreker voorstelt de zaak nu wel te behandelen.
De heer IJ. de Vries: Ik wilde een vraag stellen. Als
er nu Fransch zal worden gegeven wordt dat dan fa
cultatief of verplichtend gesteld Ik meende dat wij
hier vroeger een beslissing hebben gehad dat, gesteld
dat er in de 7e en 8e klassen leerlingen zijn
De Voorzitter: Mag ik U opmerken dat wij op het
oogenblik nog steeds bezig zijn met het voorstel tot uit
stel en niet met het voorstel zelf
De heer IJ. de Vries: Dan hoop ik er zoo meteen op
terug te komen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel-De Boer, om het voorstel van Burge
meester en Wethouders tot de volgende vergadering aan
te houden, wordt met 15 tegen 5 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen de heeren Visser, M. Molenaar,
Koopal, Dijstra, Van der Werff, Van Weideren baron
Rengers, Fransen, De Boer, Tiemersma, Muller, mevrouw
BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Oosterhoff, B. Mo
lenaar, Jansen en De Vos.
Tegen stemmen: de heeren IJ. de Vries, Tulp, Dijkstra,
O. F. de Vries en Westra.
De heer Lautenbach, die voor eenige oogenblikken de
vergadering heeft verlaten, is bij deze stemming niet
tegenwoordig.
6 (Agenda no. 7). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders inzake het verzoek van Gedeputeerde
Staten om wijziging van de overeenkomst, met het
Provinciaal Electriciteitsbedrijf aangegaan tot levering
van electrischen stroom (bijlage no. 15).