112 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 Juni 1923. handeling al eenigszins eerder toegezegd, doch de zaak is even vertraagd, omdat Burgemeester en Wethouders eigenlijk op het advies van hun adviseur een beetje lang moesten wachten. Maar de volgende vergadering kan het voorstel tot verplaatsing van de Reiniging in behan deling worden genomen. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 12. dat de door den Kantonrechter alhier benoemde deskundigen E. Rodenhuis, J. H. Stoett en J. van Althuis voor de bepaling der waarde van de kadastrale perceelen gemeente Leeuwarden Sectie D nos. 1758 en 1759 nabij den Harlingerstraatweg, groot onderscheidenlijk 2.10.80 H.A. en 0.69.90 H.A., samen 2.80.70 H.A., eenstemmig den prijs hebben gesteld op 1.20 per M2., in totaal 33.684.— 13. dankbetuiging van J. Zandstra voor de door den Raad betoonde deelneming bij het overlijden van den heer L. Zandstra. De mededeelingen sub 12 en 13 worden voor kennis geving aangenomen. 14. dat Burgemeester en Wethouders a. in overweging geven, gerekend met ingang van 1 Mei 1923, in te trekken het raadsbesluit van 10 Fe bruari 1914 no. 46R/28, waarbij aan J. Koopmans en zijne rechtverkrijgenden vergunning werd verleend tot het leggen en tot wederopzeggens hebben van twee smalsporen in de bestrating van het Noordvliet, aange zien deze smalsporen zijn verwijderd b. in verband met het schrijven van den Pensioen raad van 28 Maart 1923 A. D. no. 221/517, volgens hetwelk de pensioensgrondslagen van de tijdelijke lee raren aan de Burgeravondschool moeten worden bepaald op het bedrag van de wedde gerekend over een vol jaar, voorstellen met wijziging in zooverre van het raadsbe sluit van 28 November 1922 no. 495r/338 de pensioens grondslagen van de hieronder vermelde leeraren vast te stellen als volgt gerekend met ingang van 1 November 1922 E. Caspers op 1152. P. Glazema op 576. gerekend met ingang van 1 Januari 1923 E. Caspers op 1440. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethouders sub 14a en b. c. aan J. en M. Lerk alhier in erfpacht hebben af gestaan een gedeelte van bouwblok C der terreinen tus- schen den Oostersingel en het Cambuursterpad, waarde pl.m. 5950.jaarlijksche erfpachtsom pl.m. 357. d. bij openbare aanbesteding hebben gegund de le vering van 40,000 K.G. grof turfstrooisel ten behoeve van de gemeentereiniging aan de firma T. Schat en Co. alhier, voor 231.50 per 10,000 K.G. franco opslagplaats der gemeentereiniging e. bij openbare inschrijving hebben verkocht buiten dienst gestelde materialen der gemeentereiniging aan den hoogsten inschrijver O. van Biessum voor 52. De mededeelingen sub 14ce worden voor kennis geving aangenomen. III. De Voorzitter deelt mede dat van den heer De Boer nog is ingekomen de volgende vraag „Kunnen Burgemeester en Wethouders mededee lingen doen omtrent het aantal leerlingen, dat is op gegeven voor de Nederlandsch Hervormde School- vereeniging en de Neutrale Schoolvereeniging Zoo neen, willen Burgemeester en Wethouders zich daarvan zoo spoedig mogelijk op de hoogte stellen en daarvan aan den Raad mededeeling doen Spreker zou willen voorstellen, als de Raad goed vindt dat deze vraag wordt gesteld, haar direct in behandeling te nemen, opdat wethouder Tulp daar dadelijk op kan antwoorden. Dienovereenkomstig wordt besloten. De interpellatie wordt geopend. De heer Tulp (wethouder) deelt mede dat op het oogenblik de aantallen leerlingen niet bekend zijn, Men heeft van beide vereenigingen eenigen tijd geleden wel opgaven gehad, maar spreker weet niet of die thans nog gelden. Wanneer evenwel de besturen der vereenigingen geen bezwaren hebben om de aantallen leerlingen mede te deelen, zal er zeer zeker van den kant van Burge meester en Wethouders ook geen bezwaar zijn, om zoo spoedig mogelijk die aantallen aan den heer De Boer mede te deelen. De heer De Boer: !k zou deze opmerking willen ma ken. Ik acht het op 't oogenblik van groot belang, dat de Raad daaromtrent inlichtingen ontvangt. Aan de Nederlandsch Hervormde Schoolvereeniging zijn, naar ik meen, 8 lokalen afgestaan en ik heb bij geruchte ver nomen dat zij 160 leerlingen krijgt, dus leerlingen voor 4 lokalen. Ik acht het nu, in verband met de schoolruimte in deze gemeente, een ding van beteekenis, dat wij hier mee precies op de hoogte worden gesteld. Bovendien heb ik gehoord dat de Neutrale Schoolvereeniging 250 leerlingen heeft, dus voor 7 lokalen, terwijl haar, naar ik meen, 12 lokalen zijn afgestaan. Ik meen dat het van beteekenis is, precies te weten hoe groot die aantallen leerlingen zijn. De heer Tulp (wethouder): Ik kan wel meedeelen dat, al heeft de Hervormde Schoolvereeniging 160 leer lingen, zij dan nog wel niet te veel lokalen kan hebben. Dat aantal kan wel verdeeld worden over 6 of 7 klassen; men kan wel met kleine klassen willen werken en de boventallige onderwijzers zelf betalen. Bovendien is er door deze vereeniging ook gerekend op één lokaal als slöjdlokaal. Wat het aantal leerlingen van 250, dat de heer de Boer noemt, van de Neutrale Schoolvereeniging betreft, vermoed ik, dat dit 350 moet zijn mij is ten minste eenigen tijd geleden nog meegedeeld dat het 350 was. Maar ook daar kan men wel met kleine klassen willen werken. Men moet dan zelf de boventallige onder wijzers betalen. De Voorzitter: Ik meende ik heb toevallig een uur geleden nog cijfers gehoord, hoewel ik niet wist dat de vraag van den heer De Boer zou komen als ik het goed heb onthouden, dat de Neutrale Schoolvereeniging op 't oogenblik 310 leerlingen heeft. Ik heb er echter niet mijn bijzondere attentie aan geschonken, omdat ik niet wist dat deze vraag zou komen, maar ik meende dat de aangifte thans was 130 jongens en 180 meisjes. De interpellatie wordt gesloten. IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor heden op den oproepingsbrief vermelde punten. 7 (Agenda no. 2). Rapport der commissie, belast geweest met het onderzoek van den geloofsbrief van het nieuw benoemde lid van den Gemeenteraad, den heer G. Botke. Met algemeene stemmen wordt, overeenkomstig het advies van de commissie, besloten tot toelating van den heer G. Botke. 2 (Agenda no. 3). Benoeming van drie leden der Commissie van toezicht op het Lager Onderwijs: Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 Juni 1923. 113 a. een lid uit de categorie „overige meerderjarige inwoners der gemeente", vacature G. H. Honing, vertrokken naar elders b. een lid uit de categorie „ouders van in de ge meente op eene openbare lagere school inge schreven leerlingen", vacature G. Botke, wiens kind de school gaat verlaten c. een lid uit de categorie overige meerderjarige inwoners der gemeentevacature H. de Boer, die thans schoolgaande kinderen heeft. De aanbevelingen zijn opgenomen onder mededee lingen (II) sub 8 en 9. Worden benoemd sub a: W. F. M. van Schaik, Marssumerstraat 1, met 21 stemmen en 1 stem op dr. L. de Jager sub b: H. de Boer, Emmakade 139, met algemeene stemmen sub c: G. Botke, Van Asbeckstraat 12, met algemeene stemmen. 3 (Agenda no. 4). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der begrootingen voor de gem. gasfabriek en het gem. electriciteitbedrijf dienst 1922. De beraadslagingen worden geopend. De heer M. Molenaar: Het heeft mijn aandacht ge trokken dat sommige bedragen van de begrooting der gasfabriek met belangrijke cijfers zijn overschreden. In deze begrootingswijziging lees ik o. a. een verhooging der loonen met ruim 30.000.van het onderhoud met 11.000.en van andere uitgaven met 40.000. Nu heb ik er allerminst bezwaar tegen dat voor loonen behoorlijke bedragen worden uitgekeerd, integendeel, in dezen tijd van malaise en werkloosheid acht ik het toe te juichen dat men, in plaats van steun te verleenen, flink laat werken en de menschen een behoorlijk loon laat verdienen. Maar ik meen toch dat, wanneer men te voren ziet aankomen dat de cijfers zullen worden overschre den, men dan ook te voren met een voorstel tot wijziging der begrooting bij den Raad moet komen. Nu wordt de Raad voor een voldongen feit geplaatst en dat strijdt, dunkt mij, tegen het budgetrecht van den Raad. De heer Dijkstra (wethouder)Ik kan den heer Mo lenaar hierop dit antwoorden. Als men de zaak zoo be ziet, lijkt het werkelijk heel wat. Waar de heer Molenaar nu op aandringt is, als ik hem goed begrijp, dat, als men voor het feit komt te staan dat de taxatie- of be- grootingscijfers worden overschreden, het college dan telkens bij den Raad zou komen met voorstellen tot wij ziging der begrooting. Ik kan daarop antwoorden, dat dit in de practijk toch niet zou gaan. Een begrooting is ten slotte ook niets anders dan een begrooting. Wat de heer Molenaar wenscht, kan niet, omdat men in de practijk voor verschillende dingen komt te staan, die men niet kan voorzien. Ik zal dat nader aantoonen door op enkele artikels te wijzen. Er is op de begrooting een artikel uitgetrokken tot een bepaald bedrag, ik meen tot 1500.voor het bezorgen van cokes. Er is echter in het college en in den Raad een besluit gevallen om de cokes op een andere manier te verkoopen. Deze ging eerst naar den groot handel, later rechtstreeks naar de particulieren. Toen moest er meer bezorgloon voor cokes worden uitbetaald, wat tot gevolg had dat de post bezorgloon voor cokes steeg met 6000. Nadat er een hek was geplaatst om de watergasfa briek, bleek, dat het noodig was het terrein op te hoo- gen en in orde te maken. Dat heeft 2000.gekost. Verder bleek op een gegeven oogenblik dat een van de groote stoomketels defect was en op zoo'n moment heeft dan de bedrijfsleiding te zorgen, dat de zaak bin nen den kortst mogelijken tijd weer in orde komt. Wanneer men voor al dergelijke dingen ik heb hier wel een stuk of 15 op een lijstje telkens met een begrootingswijziging in den Raad moest komen, dan had de Raad haast wel dagwerk alleen om de begrooting der bedrijven onder de oogen te zien. Er is ook een post voor het leggen en vernieuwen van dienstleidingen. Nu is hier indertijd in den Raad ge sproken dat er een betrekkelijk groot percentage gas- verlies is. Na onderzoek bleek, dat dit voor een groot deel is toe te schrijven aan slechte leidingen en dat in verschilende deelen van de stad de leidingen zeer lang goed blijven, doch in andere deelen van de spruitleidin- gen na een jaar of 10 ongeveer niets meer over is. Als men dat ontdekt, moet men ingrijpen en krachtig her stellen. Ik meen dat ik er niet meer aan behoef toe te voegen. Wat de heer Molenaar zegt is wel juist, maar het is werkelijk niet te doen, om dit te ondervangen. Den heer Lautenbach heeft toch deze motiveering van den wethouder getroffen. Hij denkt dat de directeur van de gasfabriek wel geen bulletin zal uitgeven, wanneer een stoomketel een belangrijke reparatie behoeft, maar wat de wethouder hier opgeeft is toch niet iets, wat al lemaal zoo maar plotseling ontstond. Daarmee had men ook wel bij den Raad kunnen komen; het betrof slechts gewone verschijnselen, zooals de kwestie met de spruit- leidingen, waarmee men reeds drie maanden geleden bezig was. Spreker heeft tegen deze begrootingswijzi- gingen geen bezwaar, omdat hij meent dat het geld goed is besteed, maar de argumenten, welke de wethouder bezigt ter verdediging van de handelwijze van het col lege, willen spreker bijster zwak voorkomen. De heer Dijkstra (wethouder)Men moet mij goed begrijpen. Wat is een begrooting? Aan het begin van elk jaar worden de bedragen getaxeerd, die men voor onderhoud enz. denkt noodig te hebben. Maar men zal mij toegeven dat, als men in de practijk bezig is, kan blijken dat een post, hoewel misschien ruim geraamd, nog te laag kan wezen, als het tegen loopt. Daarom is, wat hier gebeurt, niet te ondervangen. Men kan ook heengaan met niet een zuiver beeld te geven. Dan zal men zoo moeten redeneeren, dat men voor onderhoud enz. niet te weinig taxeert. Als men een serieuze taxatie opzet, tracht men zoo dicht mogelijk bij de werkelijkheid te komen en dan krijgt men gevolgen als deze. De heer M. Molenaar: Ik wil gaarne toegeven dat het dikwijls kan voorkomen, dat men plotseling voor feiten wordt gesteld en dat direct ingrijpen dan noodig is. Maar ik stel mij de zaak zoo voor. Er is een zeker bedrag op de begrooting uitgetrokken en op een gegeven mo ment b.v. in Augustus of September bemerkt de leiding, dat het bedrag is uitgeput. Men kan dan dus met zekerheid zeggen dat het bedrag zal moeten wor den overschreden en dan is het naar mijn meening on geveer tijd om bij den Raad te komen met te zeggen: het bedrag, dat wij hebben gekregen, is uitgeput, wij zouden met nog ongeveer zooveel toe kunnen. Als dan de Raad een wijziging vaststelt, heeft de Raad zeggenschap ge had, terwijl hij nu, ik herhaal het, voor een voldongen feit wordt geplaatst. De heer Oosterhoff: Ik zal op de discussies niet diep ingaan, maar ik wil protest aanteekenen tegen de op vatting van een van de leden van het college omtrent een begrooting: dat een begrooting maar is een taxatie. Ik ben het daar absoluut niet mee eens. De begrooting wijst aan de maximum-bedragen, waartoe Burgemeester en Wethouders mogen gaan, zij wijst aan wat het uiterste bedrag is en wanneer daarboven wordt gegaan, dient daar dadelijk de Raad in gekend te worden. De heer De Boer: Zoo is het.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 2