174 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 September 1923.
2. de heer S. Tulp Szn.: de zaken betreffende het
onderwijs, de lichamelijke opvoeding en den Prin
sentuin
3. de heer D. Lautenbach: de zaken betreffende den
dienst der Arbeidsbemiddeling en werkloosheidsverze
kering, de Beurs en Waag, de Veemarkt, ijsbanen, bank
van leening, het stedelijk orkest, de Muziekschool, de
Armenzaken en de personeelsaangelegenheden
4. de heer W. Fransen: de zaken betreffende de
Openbare Werken en het Ziekenhuis
5. de heer J. Scheltema: de zaken betreffende de
lichtbedrijven, de gemeentereiniging, het slachthuis en
de vleeschkeuring,
zoodat zullen optreden als voorzitter van de finan-
cieele commissie de Burgemeester, van de Commissie
voor de gemeentelijke bewaarscholen de heer Tulp,
van het stedelijk orkest de heer Lautenbach, van de
openbare werken de heer Fransen, voor de gemeente
reiniging en voor de gemeentelijke waterleiding en licht
fabrieken de heer Scheltema.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Collet Mag ik naar aanleiding van deze
mededeeling een vraag stellen
Wat is de reden dat door het pas samengestelde
college van Burgemeester en Wethouders aan den Voor
zitter de portefeuille van financiën is opgedragen Ik
zou daar wel graag een antwoord op willen hebben.
De Voorzitter: Dat antwoord is, geloof ik, heel ge
makkelijk te geven: omdat het college van Burgemeester
en Wethouders in zijn tegenwoordige samenstelling
meende, dat het voor de gemeente het beste was, indien
de Burgemeester financiën had.
De heer ColletIk stel deze vraag, omdat de ver
deeling, zooals die thans is geschied, in strijd is met
de tot nu toe gevolgde gewoonte. Indertijd, toen er nog
3 wethouders waren, is er een vierde aangesteld, eer
stens, omdat men meende, dat het goed is, dat in een
college van Burgemeester en Wethouders een oneven
aantal menschen zitting hebben. Maar daarnaast is die
vierde wethouder ook aangesteld, omdat men van mee
ning was, dat een burgemeester zich hoofdzakelijk met
zijn ambtsbezigheden moest bemoeien en het daarom
beter was, dat hij geen portefeuille beheerde. Ik weet
wel dat dit is gebeurd in een tijd, toen wij nog in den
oorlogstoestand zaten en dat toen Uw voorganger,
burgemeester Patijn, vrij wat drukte had met de distri
butie. Maar naar aanleiding daarvan is men er toe
overgegaan de verschillende portefeuilles aan de wet
houders te geven en dus den burgemeester in zooverre
uit te schakelen. Wij hebben daardoor gekregen de
portefeuilles van financiën, van openbare werken, van
onderwijs en van de bedrijven.
Nu heb ik dat lijstje, dat U hebt voorgelezen, niet
goed kunnen volgen, maar ik heb uit de Leeuwarder
Courant het bericht geknipt, waarin wordt vermeld, hoe
de verschillende functies zijn verdeeld. Ik heb dat bericht
voor mij; het is mogelijk dat daarin een kleine wijziging
is gekomen. Maar laat ik eens een oogenblik aannemen,
dat hetgeen de Leeuwarder Courant vermeldde, juist is.
Dan kunnen we daaruit zien, niet alleen dat de Burge
meester, zooals deze zoopas ook meedeelde, financiën
heeft gekregen, maar dat men er nu ook, ik zou haast
zeggen, een 4e portefeuille bij heeft gemaakt. Het begint
er wel een klein beetje op te lijken, alsof men werkver
schaffing zocht. Want die 4e portefeuille bestaat uit
beurs, waag, veemarkt, orkest, muziekschool, personeel,
arbeidsbemiddeling, werkloosheid en armenzorg. Voor
een oningewijde lijkt dat heel veel; men zou zeggen dat
zoo'n wethouder verbazend veel werk heeft. Maar ie
mand, die een klein beetje met de gemeentezaken op
de hoogte is, weet wel, dat die man betrekkelijk niets
heeft te doen.
Ik heb zoojuist gezegd: het lijkt wel werkverschaffing.
Al die dingen, die de vierde wethouder heeft gekregen,
werden vroeger waargenomen door de andere wethou
ders, ik zou haast zeggen: dat waren wat franjes, die
aan de verschillende portefeuilles hingen. Die heeft men
daar nu afgeknipt, er een nieuwe portefeuille van ge
breid en zoodoende deze aan den vierden wethouder
overgedragen.
Wanneer het college van meening was om van het
eens ingenomen standpunt, dat de Voorzitter geen por
tefeuille moest hebben, af te wijken, dan vind ik dit in
zooverre goed, maar dan vind ik ook dat wij geen 4
wethouders meer noodig hebben; dan kunnen we heel
goed met 3 wethouders volstaan. Ik wil dan ook zeggen
dat wanneer wij thans een vierden wethouder hebben,
dit een artikel van weelde is en dat het in dezen tijd,
waarin wij er met alle geweld op uit zijn om de huis
houding der gemeente zoo goed mogelijk te besturen,
gewenscht zou zijn, dat wij het aantal wethouders met
één verminderen.
Ik weet natuurlijk niet hoe de Raad hieronder staat
en of de Raad deze verdeeling goed vindt. Bovendien
verdeelen Burgemeester en Wethouders onderling de
functie's. Maar natuurlijk is het niet ondienstig en ook
niet verkeerd en overbodig, dat de Raad zich in sommige
dingen uitspreekt. En zoo zou ik het ook niet verkeerd
vinden, wanneer de Raad zich heden uitsprak of hij het
goed vindt dat de Voorzitter het departement van fi
nanciën tot zich trekt. Ik herhaal, wanneer de Raad dat
goed vindt, hebben wij aan 4 wethouders te veel; dan
moeten wij terugkeeren naar den tijd van vroeger, toen
we ook 3 wethouders hadden, toen die 3 wethouders
ook onderling de dingen verdeelden, maar toen de Voor
zitter van den Raad niet de portefeuille van financiën,
maar de portefeuille van openbare werken had.
Ik weet niet wij staan er een beetje buiten na de
verkiezingen hoe de combinatie daarover denkt. Het
is mij niet bekend of, vóór de wethoudersverkiezingen
plaats hadden, de combinatie toen misschien de zaken
al zoo had voorbereid. Is dat wél het geval, dan is dat
glad verkeerd geweest; dan had de combinatie onmid
dellijk moeten komen met de opmerking: kijk eens, als
we de zaak zoo verdeelen, behoeven wij geen 4 wet
houders, maar kunnen we met 3 volstaan.
Hoe ik nu persoonlijk over 3 of 4 wethouders denk
en hoe ik er over denk en of ik het goed of niet goed
vind, dat de Burgemeester een portefeuille heeft, laat
ik in 't midden. Maar nu het college heeft gemeend de
verschillende werkzaamheden, die op hem rusten, te
moeten verdeelen, zooals het dat heeft gedaan, zou ik
naar aanleiding daarvan een motie willen indienen, die
ik even zou willen voorlezen, terwijl ik den Burgemeester
zou willen verzoeken deze motie in stemming te brengen.
Zij luidt aldus
„De Raad, gehoord de besprekingen over de ver
deeling der werkzaamheden onder de leden van het
college onderling, is van oordeel, dat een dusdanige
verdeeling een vierden wethouder overbodig maakt."
De Voorzitter: Ik zou eerst zelf wel even het woord
willen voeren, omdat onwillekeurig wat niet veel
gebeurt de Voorzitter hierin is getrokken. Ik wensch
daaromtrent een verklaring af te leggen; de heer Collet
heeft de goede uitdrukking niet gebruikt „dat de Voor
zitter de zaak tot zich heeft getrokken". De Voorzitter,
zal men zeggen, zal zich de zaak wel aantrekken
De heer Collet: Zoo is 't niet bedoeld, hoor.
De Voorzitter: doch hij heeft de zaak niet tot
zich getrokken, maar ik meen dat het is geschied in
unaniem overleg met het geheele college. Dat wilde ik
even verklaren.
Verder heeft de heer Collet de vraag gesteld of in de
combinatie de zaak zoo is voorbereid. Als er daar ooit
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 September 1923. 175
t
over gesproken is, dan is mij persoonlijk daarvan ab
soluut niets bekend, omdat ik geen deel uitmaak van
die combinatie, en daarvan ook geen deel wensch uit te
maken. Ik heb deze zaak nooit te voren met iemand uit
de combinatie besproken; ik zal niet zeggen dat er nooit
iets over gesproken is, ik heb er, niet met de combinatie,
maar wel met een van de menschen hier over gesproken.
Met de combinatie heb ik echter niets te maken gehad
en daar wensch ik ook niet mee te maken te hebben.
Is er daar dus over gesproken, dan is dat buiten mijn
weten gebeurd. Deze verklaring wenschte ik nog even
af te leggen, om de zaak zoo zuiver mogelijk te stellen.
De heer Visser: Ik zou graag een enkel woord willen
spreken naar aanleiding van „de combinatie". Ik ver-
onderste! dat de heer Collet, als hij dat woord combinatie
bezigt, daarmee bedoelt degenen, die op verschillende
vergaderingen hebben onderhandeld en, buiten de
fractie der S. D. A. P. om, hun houding hebben bepaald,
welke zij bij de verkiezing van de wethouders zouden
aannemen. Voor zoover bestaat die combinatie, maar
niet in dien vorm, dat zij een vaste combinatie is. Zij
is niet permanent en ikzelf maak er maar voor een onder
deel deel van uit; ik ben niet in alles meegegaan, maar
ik behoef dat niet nader aan te duiden. Ik ben ook ge
deeltelijk in de stemming van het college meegegaan,
maar ik heb niet alles kunnen accepteeren. Voor mij
bestaat de combinatie slechts gedeeltelijk, slechts onder
een zekeren vorm; hun, die daaromtrent iets naders wil
len weten, wil ik dat te zijner tijd wel toelichten.
De heer K. de Boer: Heel graag
De heer Visser: Nu de zaak, waarom het gaat. Om
trent de verkiezing van de wethouders of de verdeeling
van de functies over de verschillende wethouders is in
de combinatie, geloof ik, nooit een enkel woord ge
sproken; dat is zuiver een kwestie, die geregeld is door
de betrokken wethouders, misschien in overleg met den
Burgemeester. Daar staat de combinatie geheel buiten.
Nu is de motie van dien aard, dat wordt voorgesteld
om, waar U als Voorzitter de portefeuille van financiën
zult beheeren, uit te spreken, dat het nu niet noodza
kelijk is dat men heeft een college van 4 wethouders.
Wij worden hier nu rauwelings voor een motie ge
plaatst, ik weet niet wat de bedoeling van die motie is.
Als het een feit is, wat in de motie wordt gezegd, dan
moet daarvoor bewijsmateriaal worden aangevoerd. We
staan nu voor een nieuw feit, dat van te voren geen punt
van bespreking is geweest; ik had ook niet gedacht dat
U als Voorzitter een portefeuille tot U zoudt trekken.
Maar als wij aan 4 personen in het college voldoende
hebben, als die de zaken kunnen beheeren en dus een
4e wethouder werkelijk luxe is, dan sta ik op het stand
punt dat, als 3 menschen het af kunnen het doet er
niet toe van welke richting dan dat voorstel komt
wij dat moeten accepteeren. Maar er moet eerst bewijs
materiaal worden geleverd.
Ik herhaal nog eens dat ik slechts onder zekeren
vorm deel van de combinatie uitmaak en dat ik op
het standpunt sta dat, als hier geen politieke ma
noeuvre achter schuilt, als het zuiver gaat om de wet
houderszetels, als 3 het kunnen doen en dus de 4e luxe
is, ik er in kan meegaan om dien 4en af te schaffen. Maar
ik kan niet plotseling voor een motie stemmen voor
een motie stem ik trouwens nooit men moet gele
genheid geven om de zaak te onderzoeken.
De Voorzitter wil de motie in stemming brengen.
De heer Oosterhofï: Ik meende begrepen te hebben
dat de heer Visser kwam met het denkbeeld om de motie
uit te stellen. Als dat de bedoeling niet is, zou ik willen
voorstellen de motie aan te houden tot de volgende
vergadering.
De heer Visser Ik heb het niet duideijlk gezegd,
maar dat ligt toch in de conclusie van mijn betoog. Ik
heb gezegd dat ik over de motie zoo niet kan oordeelen,
dat ik eerst bewijsmateriaal moet hebben. Men is ge
komen met de bewering dat de vierde portefeuille als
luxe is te beschouwen. In dat geval zou ik mij niet ver
antwoord achten, die portefeuille te handhaven. Maar ik
acht mij toch ook niet competent en bevoegd om zoo op
't oogenblik voor de motie te stemmen. Ik wilde dus de
zaak doen onderzoeken. Blijkt nu uit de bewijzen en
feiten, dat we het met 3 wethouders af kunnen, dan sta
ik ook op het standpunt dat we in dezen tijd van malaise
en bezuiniging er geen 4 moeten hebben.
Ik stel dus voor dat de motie wordt ingetrokken om
haar dan te zijner tijd weer in te dienenJa heeren.
we moeten nu een verstandige politiek voeren
De heer Dijkstra: Dat behoef jij ons niet te zeggen
De heer Visser Ja, Uw heele fractie zit te hoofd
schudden en men zegt daar: we trekken de motie niet
in. Maar dan moeten de heeren haar uitstellen, dan
moeten zij komen met een voorstel om de motie uit te
stellen.
De Voorzitter: Het voorstel van den heer Visser is
dus om de motie op 't oogenblik niet in behandeling
te nemen.
Wordt dat voorstel ondersteund
De heer OosterhofïJa.
De heer IJ. de Vries zóu graag willen voorstellen dat
de Raad een nadere toelichting kreeg omtrent de motie
van de sociaal-democraten.
De Voorzitter: Het gaat nu alleen over het voorstel
tot uitstel en niet over de motie als zoodanig. Door den
heer Visser is een voorstel gedaan, hetwelk is onder
steund, om de motie uit te stellen.
De heer Dijkstra: Tot de volgende vergadering
De Voorzitter Dan zullen wij haar op de agenda
zetten, ja.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten de motie-
Collet tot de volgende vergadering aan te houden.
III. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor
heden op den oproepingsbrief vermelde punten.
1 (Agenda no. 2). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan D. Zijlstra, H. van de Haar en
aan mej. M. van der Meer, mej. P. Popma, mej. A.
van der Woude, mej. K. Ozinga en mej. R. Bakker
eervol ontslag te verkenen, onderscheidenlijk als onder
wijzer in de gymnastiek aan gemeenteschool no. 7b,
onderwijzer aan gemeenteschool no. 13a en als vak
onderwijzeres in de handwerken aan gemeentescholen
nos. 3, 6a, 6b, 7a en 13a.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer H. de Boer: In verband met het voorstel om
aan deze vakonderwijzeressen ontslag te geven, staat
de vraag, of het niet gewenscht zou zijn, in dezen mis
schien in besloten vergadering enkele inlichtingen te
vragen over hetgeen mij ter oore is gekomen in verband
I met de benoeming van dames als handwerkonderwij-
zeres. Aangezien dit meer een persoonlijke kwestie is,
zou ik willen voorstellen, dat ik in de gelegenheid werd
gesteld om een nadere toelichting te ontvangen in een
vergadering met gesloten deuren.