180 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 September 1923.
19 tegen 3 stemmen afgewezen. Ik zou dus zeggen dat
daarbij wel zeer duidelijk aan het licht is gekomen, dat
de Raad in elk geval op die plek deze inrichting niet
wenscht.
Nu kan ik mij heel goed indenken dat Burgemeester
en Wethouders hun voorstel in een eenigszins anderen
vorm hier weer ter tafel brengen en ook ik zou mij
kunnen voorstellen dat de Raad het aannam. Een andere
kwestie is echter dat het besluit van toen klaarblijkelijk
ook naar buiten heeft gewerkt; er is, sinds het nemen
van dat besluit, op een stuk particulieren grond een
dergelijk reservoir tot stand gekomen. Ik stel mij voor
dat dit onder den invloed van dat raadsbesluit is ge
beurd. Dat is niet te verwonderen; omdat toen zoo uit
drukkelijk is bepaald dat de Raad het reservoir daar niet
wilde. Nu is bij mij de vraag gerezen of, waar we nu
op die plek een dergelijke inrichting al hebben, het nog
wel zin heeft om, gelijk Burgemeester en Wethouders
doen, een beroep te doen op het verkeersbelang. En
in de tweede plaats meen ik dat het ik zal niet het
groote woord niet fair gebruiken niet heelemaal fraai
is, als de Raad eerst uitdrukkelijk zegt dat dit terrein
er niet voor gebruikt mag worden wat voor een par
ticulier aanleiding is geweest om op particulier terrein
daar zoo'n reservoir te stichten en dan zoo korten
tijd daarna goedvindt dat een geheel gelijksoortige in
richting wordt geplaatst op dat terrein, dat daarvoor
den vorigen keer is afgewezen. Ik zou daarover nog wel
eens het oordeel van Burgemeester en Wethouders wil
len hooren.
De heer Van der Schoot heeft denzelfden gedachtengang
als de heer Oosterhoff, als deze uitging van de gedachte:
is het wel noodig dat daar een benzinepomp komt, ten
minste op het terrein der gemeente? Spreker meent dat,
als de gemeente toestond daar een pomp te plaatsen,
zij indirect de gelegenheid zou scheppen, door den
beteren stand van de pomp, tot concurrentie van de
particuliere handelaren. Wij, als leden van den Raad,
aldus spreker, moeten den handel geen schipbreuk doen
lijden, maar, als 't kan, den handelaren de hand boven
't hoofd houden.
In de tweede plaats vreest spreker voor het natuur
schoon, dat daar bij de entree van Leeuwarden al niet
zoo groot is en dat, wanneer daar een pomp wordt ge
plaatst en er bestrating komt, zal worden geschaad,
doordat het kleine plantsoen ook nog wordt gekortwiekt.
Verder zou spreker nog willen wijzen op het gevaar,
wanneer daar een pomp wordt geplaatst, dat dreigt te
ontstaan voor de passage. Als men ziet wat een zweep
van auto's daar Vrijdag's, als de overweg gesloten is,
staat, dan weet men dat de passage voor auto's daar
ai te smal is. En als men daar dan ook nog een pomp
gaat bedienen, waarvoor dan natuurlijk de auto komt te
staan, terwijl er ook nog plaats moet blijven voor pas
sage van andere auto's, dan is het daar veel te smal.
Spreker wil daarom ernstig in overweging geven het
voorstel niet goed te keuren.
De heer M. Molenaar: Of de nieuwe inrichting con
currentie zal aandoen aan de bestaande inrichtingen,
maakt bij mij geen punt van overweging uit. Maar waar
daar nu de behoefte aan een benzinepomp niet meer
bestaat, zie ik geen aanleiding dat daarvoor gemeente
grond moet worden beschikbaar gesteld, ook al, omdat
de gemeentegrond daardoor zal worden ontsierd.
De Voorzitter: Op de opmerking van den heer Oos
terhoff wil ik antwoorden dat het volkomen waar is,
wat hij zegt, dat destijds de Raad heeft gezegd we
willen wel gemeentegrond beschikbaar stellen, maar
daar niet. Maar waar ging toen de kwestie om? Niet
om een pomp met reservoir dit laatste zit in den
grond, daar heeft niemand last van; dat ziet men niet
eens, de grond komt er weer overheen, zoodat dat nie
mand zal hinderen maar het ging toen om een ge
bouwtje midden in 't plantsoen. Naar mijn idee had
de Raad daar bezwaar tegen en heeft hij gezegd in
beginsel wil ik hiervoor wel gemeentegrond beschikbaar
stellen, maar een inrichting, als de aangevraagde, wil
ik daar niet hebben. Het betrof toen het plaatsen van
een behoorlijk gebouwtje.
Ten opzichte van de vraag, die ook de andere heeren
hebben aangevoerd, of het nog zin heeft in die buurt,
waar al een dergelijke inrichting is, nog zoo'n inrichting
te plaatsen, moet ik voor mij eerlijk zeggen, dat ik dat
ook wel een beetje overbodig acht. Maar als de „Auto
maat" daar een paar honderd gulden 's jaars voor over
heeft, laat zij het dan gerust betalen, laat zij dat zelf
weten. Ik meen ook dat den vorigen keer ook is gezegd
dat het plaatsen van een benzinereservoir daar niet be
paald een nadeel zou zijn voor den handel, maar dat
de winkeliers evengoed hun gewone provisie zouden
krijgen.
Burgemeester en Wethouders hebben eenvoudig ge
zegd laat „de Automaat" het zelf weten. De ander
heeft zijn klanten vlak bij huis; die hij bedient, stalt hij
ook. Deze heeft dus zijn vaste klanten, die eiken Vrijdag
bij hem stallen en die dus niet naar een ander zullen
gaan. Wil „de Automaat" dit nu wagen, zij zal daarmee
den ander niet benadeelen; de pomp kan een strop
worden, het is een groote wagerij om deze naast de
bestaande te zetten. Maar als „de Automaat" er 200.
voor over heeft, laat de gemeente die dan opsteken, die
kan de gemeente verdienen. Ieder moet het zelf weten.
Zoo hebben Burgemeester en Wethouders hier tegen
over gestaan, maar absoluut noodig is de pomp niet, er
is er een in de buurt.
Verder is genoemd het gevaar voor de passage. Maar
ik geloof dat Burgemeester en Wethouders een plek
hebben gekozen waar dat passagegevaar absoluut niet
bestaat. Dat zou er wel zijn als de pomp op het trottoir
kwam te staan, b.v. zooals er een plan is geweest: voor
het eerste huis naast den watertoren. Dan zou de auto,
die van de inrichting gebruik zou maken, in den ver
keersweg staan. Hier is echter uitgezocht een klein,
dood paadje, waar dagenlang geen mensch een voet op
zet. Op dat stukje pad zet men gemakkelijk een of twee
auto's achter elkaar, buiten den gewonen rijweg en hin
derlijk of gevaarlijk voor de passage is dat absoluut niet.
Wat de kwestie van de bestrating betreft, ik heb van
de kosten niet zooveel verstand, maar 't is niet de be
doeling om daar zoo'n groote straat te leggen en ik
vind de kosten van ruim 400.dan ook wel wat hoog.
Er komt een stukje straat, waar de auto komt te staan
en verder grind.
De heer Molenaar heeft hetzelfde gezegd als de andere
heeren, ik ben het er mee eens, vind het ook niet noodig.
Burgemeester en Wethouders laten verder de beslissing
aan den Raad over.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
met 16 tegen 9 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen: de heeren Tulp. Fransen, Scheltema,
lansen, O. F. de Vries, Dijkstra, Collet, H. de Boer,
Koopmans, IJ. de Vries, Hofstra, Weima, Botke, K. de
Boer, B. Moienaar en Westra.
Tegen stemmen: de heeren Visser, Lautenbach, Oos
terhoff, M. Molenaar, Tiemersma, Muller, mevrouw
BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Van der Schoot
en Van Weideren baron Rengers.
9 (Agenda no. 10). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om met J. H. Bos, J. H. Stoett e.a. eene
overeenkomst aan te gaan, waarbij de gemeente o.a.
in eigendom bekomt terreinen ten Noordwesten van
gemeenteschool no. 13 aan de Spoorstraat en den Weg
Achter de Hoven, enz.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 September 1923. 181
Dit voorstel luidt als volgt
Van J. H. Bos en J. H. Stoett ontvingen wij, mede
namens de andere eigenaren, eene aanbieding tot aan
koop door de Gemeente van een bouwterrein, gelegen
ten noordwesten van Gemeenteschool no. 13, tegen den
prijs van 5.per M2. en onder voorwaarden, die de
exploitatie van hun overig bouwterrein in die omgeving
zouden verlichten. Reeds vroeger waren omtrent het
eerstgenoemde perceelsgedeelte onderhandelingen ge
voerd, die evenwel tot geen resultaat leidden.
Een blik op de overgelegde situatieteekening, waarop
het bedoelde terrein met een roode kleur is aangeduid,
geeft reeds dadelijk het belang aan, dat er voor de ge
meente in is gelegen om in het bezit daarvan te komen.
Zij is dan in de gelegenheid de van Sijtzama- en de
Verstolkstraat door te trekken en bekomt bovendien, als
de rooilijn op het te verkrijgen gedeelte wat achteruit
wordt gebracht, een ruimer toegang voor gemeente
school no. 13. Voorts is het terrein van belang doordat,
gelijk de commissie voor de openbare werken in haar
advies van den 6 Juni 1.1. opmerkt, het bezit ook voor
de gemeente de gelegenheid opent tot een betere exploi
tatie van haar achtergelegen bouwterrein, sectie G no.
7319, dan nu mogelijk zou zijn. Dit is thans als garde-
niersland verhuurd aan S. G. Postma voor 65.per
jaar. De prijs van 5.per M-'. is zeker niet hoog te
noemen, al brengen de overige voorwaarden voor den
afstand voor de gemeente ook vrij aanzienlijke kosten
mee.
Door den afstand van het gedeelte van het kadastrale
perceel sectie G no. 10208, op de overgelegde teekening
geel gekleurd en van grond aan de westzijde van den
weg Achter de Hoven, in donkergrijs aangegeven, wordt
de gelegenheid geopend tot eene normaliseering van den
toestand aldaar en eene verbreeding van laatstgenoem
den weg, welk een en ander een bestaanden misstand
opheft, terwijl ook de vorming van een pleintje, waar die
weg op de Spoorstraat bij den 2en spoorwegovergang
uitkomt, den welstand ter plaatse belangrijk verbetert.
Bovendien dragen de tegenwoordige eigenaren, als ge
volg van de nader gevoerde besprekingen, in de kosten
van bestrating en rioleering bij 1250.waartegen
over zij van alle verdere bijdragen in deze kosten, die
anders van exploitanten van bouwterrein langs den weg
Achter de Hoven worden gevorderd, worden vrijgesteld.
Behalve die kosten, die nu geheel ten laste der ge
meente komen en waarvoor op de begrooting der ge
meentewerken voor 1923 een bedrag van 13.302.315
is beschikbaar gesteld, dient ook rekening te worden ge
houden met de bestrating van de door te trekken ge
deelten van de van Sijtzama- en de Verstolkstraten de
gezamenlijke kosten van deze werken raamt de Directeur
der Gemeentewerken op 3050.waarvoor een cre-
diet zou moeten worden verleend.
Deze geeft blijkens zijn advies van 25 April 1923 no.
586 in overweging op het aanbod in te gaan en ook de
Commissie voor de Openbare Werken gaat daarin mee
(advies van den 6 Juni 1923).
Wij vinden in het vorenstaande vrijheid U aan te
raden van deze aanbieding gebruik te maken, waarom
wij U voorstellen te besluiten
I. van J. H. Bos en J. H. Stoett en andere eigenaren
in eigendom over te nemen
a. het zuidoostelijk gedeelte van het kadastrale per
ceel sectie G no. 10210, gelegen ten noordwesten van
gemeenteschool no. 13, op de overgelegde teekening
rood gearceerd, groot 926 M-'„ tegen den prijs van
vijf gulden 5.per M-'. kadastraal uitgemeten
grootte
b. zonder eenige geldelijke vergoeding door de ge
meente het noordoostelijk driehoekig gevormd gedeelte
van het terrein aan de zuidzijde van de Spoorstraat, hoek
Achter de Hoven, kadastraal bekend sectie G no. 10208,
met een basis van 15 M„ op de overgelegde teekening
geel gekleurd,
onder voorwaarde dat de Gemeente vóór den 1 Juli
1924 dit perceelsgedeelte bestraat en langs de afgegra
ven basis een trottoir aanlegt van ten minste 3 M.
breedte
II. aan J. H. Bos en J. H. Stoett c.s. vergunning te
verleenen tot demping van de sloot langs de westzijde
van den weg Achter de Hoven, voor zoover hun eigen
dom aldaar strekt, op de wijze bij de Bouwverordening
omschreven en ten genoegen van den Directeur der
Gemeentewerken.
Zij staan van de kadastrale perceelen sectie G nos.
10208, 10210 en 7817 kosteloos zooveel terrein aan de
westzijde van den weg Achter de Hoven aan de ge
meente in eigendom af, als voor straatverbetering aldaar
noodig is, welke strook 170 M. lang en 3y2 M.
breed, op de teekening met grijze kleur is aangeduid.
De gemeente neemt op zich deze verbetering van den
weg met trottoiraanleg vóór den 1 Juli 1924 uit te
voeren
III. aan te nemen de verbintenis van J. H. Bos en
J. H. Stoett c.s., om als bijdrage in de kosten van be
strating en rioleering vóór den 1 Juli 1924 ten kantore
van het bedrijf der Gemeentewerken te storten een be
drag van Twaalf honderd vijftig gulden 1250.
van het betalen van verdere bijdragen in deze kosten
zijn zij vrijgesteld
IV. Burgemeester en Wethouders een crediet te ver
leenen van 3050.— voor de uitvoering van de noodige
bestratings- en rioleeringswerken enz., vereischt voor
de doortrekking der bestrating van de van Sijtzama- en
Heemstrastraten
V. de rooilijnen voor de verdere bebouwing langs
den weg Achter de Hoven, de Spoorstraat en de van
Sijtzama- en Verstolkstraten te bepalen als op de over
gelegde teekening in witte bloklijnen is aangegeven.
10 (Agenda no 11). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot overneming van de Wed. M. Meijer-
Pietersen e.a. van een straat in het verlengde van de
Houtstraat.
Dit voorstel luidt als volgt
Een vijftal eigenaren van een particuliere straat,
die gelegen is in het verlengde van de Houtstraat en
uitkomt op de Bleekerstraat, hebben te kennen gegeven,
dat zij bereid zijn om de bedoelde straat op de voor
waarden opgenomen in de verordening betreffende
de overdracht van particuliere straten (Gemeenteblad
van 1923 no. 4) aan de gemeente over te dragen. De
bedoelde straat is gelegen vóór de perceelen plaatselijk
bekend Bleekerstraat nos. 88, 90, 92, 94, 96, 98, 100,
106, 108, 118 en 120 en de daartusschen liggende
dwarsbuurten, en is op de hierbij overgelegde teekening
aangegeven met een kruisar^ure voorzoover deze is
aangebracht in het verlengde van de Houtstraat niet
er onder begrepen zijn de evenwijdig aan de Bleeker
straat loopende dwarsbuurten.
Onder overlegging van de stukken geven wij U in
overweging te besluiten
van de onderscheidene eigenaren in eigendom over te
nemen de particuliere straat gelegen in het verlengde
van de Houtstraat en uitkomende op de Bleekerstraat
en wel
a. van de weduwe M. Meijer geboren Pietersen al
hier en E. Meijer te Arnhem het voor straat bestemde
gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente
Leeuwarden sectie E no. 1854, alsmede het voor straat
bestemde gedeelte van het perceel kadastraal bekend
alsvoren nummer 1828 voorzoover deze straat is gelegen
in het verlengde van de Houtstraat en vóór de perceelen
plaatselijk bekend Bleekerstraat nos. 106, 108, 118 en
120 en vóór de toegangsstraatjes naar de perceelen
plaatselijk bekend Bleekerstraat nos. 102114