222 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 October 1923. de onderwijzeres in de school opnemen, de gehuwde laat ik er buiten. De heer De Vries zegt duidelijk dat de feiten aanwijzen dat de onderwijzeressen minder pres- teeren dan de onderwijzers. Hij heeft wel het woord „presteeren" niet gebruikt, maar dat was toch heel duidelijk zijn bedoeling. De feiten wijzen echter uit dat de onderwijzeressen net zoo goed zijn als de onder wijzers. Ik moet dan ook tegen de woorden van den heer De Vries opkomen. Het gaat toch werkelijk niet aan om zoo te spreken, waar de onderwijzeressen reeds jaren en jaren haar sporen op dit gebied verdiend hebben. De heer K. de Boer: Ik wil nog alleen dit zeggen dat ik mij volstrekt niet beleedigd gevoel, wanneer de heer IJ. de Vries zegt „jullie sociaal-democraten". Ik wil er alleen maar op wijzen dat het noemen van de herkomst vaak in de plaats treedt van de bestrijding van de ar gumenten. Ik geloof dat dit ook de bedoeling was van den heer H. de Boer. De beraadslagingen worden gesloten. Het amendement van de heeren H. de Boer en K. de Boer wordt met 13 tegen 12 stemmen aangenomen. Vóór stemmen de heeren Dijkstra, Botke, Jansen, Tiemersma, Hooiring, mevrouw BuismanBlok Wij- brandi, de heeren Muller, H. de Boer, O. F. de Vries, M. Molenaar, K. de Boer, B. Molenaar en Collet. Tegen stemmen: de heeren Visser, Lautenbach, Fran sen, Koopmans, Scheltema, Tulp, IJ. de Vries, Van der Schoot, Hofstra, Weima, Westra en Cohen. Daarna wordt artikel 8, aldus gewijzigd, met alge- meene stemmen vastgesteld. Art. 9. De Voorzitter doet lecture van het amendement van de heeren H. de Boer en K. de Boer (bijlage 27). De beraadslagingen worden geopend. De heer Tulp (wethouder)Ik kan heusch hierin geen practisch verschil zien. Burgemeester en Wethouders stellen voor „Het hoofd der school wordt,enz bijgestaan door ten minste zooveel onderwijzers, als het getal lokalen bedraagt, waarin aan elke school geregeld onderwijs wordt gegeven, verminderd met één." Dat is omdat, nu het ambulantisme is afgeschaft, het hoofd ook les geeft hij krijgt er dus zooveel onder wijzers bij als het aantal lokalen bedraagt, behalve het lokaal waar het hoofd zelf les geeft. De heeren stellen voor „Aan een school zijn met inbegrip van het hoofd zooveel onderwijzers werkzaam als het getal lokalen bedraagt, waarin aan elke school geregeld onderwijs wordt gegeven, onverminderdenz." Wij zeggen het aantal lokalen min één, en U zegt neen, voor alle lokalen een onderwijzer De heer K. de Boer: U moet beter lezen. De heer Tulp (wethouder) „Het amendement bedoelt de gelijkwaardigheid van den geestelijken arbeid der opvoeding van hoofd en onderwijzer tot uitdrukking te brengen. Waar hoofd en onderwijzers samenwerken als gelijkwaardige ar beidskrachten aan een zelfde taak, is het woord „bij staan" niet op zijn plaats." Dat is ontzettend aardig gezegd, 't is zelfs een beetje revolutieachtig. Doch ook de wet, die in Den Haag is gemaakt, zegt dat „het hoofd wordt bijgestaan door onderwijzers" dat is de wettelijke term. Ik zie het practisch nut van het amendement niet in. De heer K. de Boer: Inderdaad is het waar dat het amendement geen practisch nut heeft De heer Visser: Dan is 't ook niet noodig. De heer K. de Boer: Ja, mijnheer Visser, er zijn ook nog andere dan practische nuttighedenhet onder wijs zal daarom nu en in het vervolg evengoed worden gegeven. Ik weet niet welk artikel van de wet de heer Tulp op 't oog heeft, maar ik heb hier artikel 36 voor mij en daarin wordt precies dezelfde terminologie gebruikt als in het amendement. De kwestie is dat aan een school met 6 leerjaren 6 onderwijzers gezamenlijk les geven en gezamenlijk het werk van de opvoeding doen van het jonge geslacht. Dat doet niet een hoofd met vijf andere leerkrachten, maar dat doen zij gezamenlijk en op dezelfde wijze. Dat is de gelijkwaardigheid die het amendement tot uitdrukking bedoelt te brengen. De beraadslagingen worden gesloten. Het amendement van de heeren H. de Boer en K. de Boer wordt met 13 tegen 12 stemmen verworpen. Vóór stemmen: de heeren Dijkstra, Botke, Tiemersma, Hooiring, Muller, Koopmans. H. de Boer, O. F. de Vries, M. Molenaar, K. de Boer, B. Molenaar en Collet. Tegen stemmen: de heeren Visser, Jansen, Lauten bach, Fransen, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Scheltema, Tulp, IJ. de Vries, Van der Schoot, Hofstra, Weima, Westra en Cohen. Artikel 9 wordt daarna ongewijzigd vastgesteld. Art. 10. De Voorzitter doet lecture van het amendement van de heeren H. de Boer en K. de Boer (bijlage 27). De beraadslagingen worden geopend. De heer Tulp (wethouder): De redactie van dit art. is gemaakt in overleg met den schoolinspecteur en de hoofden van de U. L. O. Scholen, die unaniem van mee ning zijn dat het hoofd van een U. L. O. School beslist moet hebben 3 taalacten of 2 taalacten en acte wiskunde. Ik heb zoopas ook al gezegd: de U. L. O. School is geen school, die gaat in de richting van het Handelsonderwijs; daarvoor hebben we een gemeentelijke H. B. S. In over leg met die deskundigen is deze redactie voorgesteld. De heer K. de Boer: Het gaat bij de gewone U. L. O. Scholen om de vraag: Welke eischen moeten wij stellen aan het hoofd der school? Nu zegt de heer Tulp: wij moeten den eisch stellen van 3 taalacten of 2 taalacten met acte wiskunde. Van een verdediging van dien eisch heb ik echter niets gemerkt, ik heb niet gehoord waaróm de heer Tulp voorstelt 3 taalacten of 2 taalacten met acte wiskunde van het hoofd van zoo'n school te eischen. Wij hebben in onze toelichting tot het amendement op den voorgrond gesteld dat het veelal voorkomt dat, wanneer een leerkracht veel acten bezit, hij practisch minder geschikt blijkt om schoolonderwijs te geven. Dit is een psychologisch verschijnsel, dat zeer veel wordt opgemerkt. Waar nu zooveel acten worden gevraagd, spreekt het vanzelf dat, als hier mogelijk wordt geacht dat wij krijgen een U. L. O. School met handelsprogram, aan die school met handelsprogram dan de bevoegdheid voor het vak handelskennis verplichtend wordt gesteld. De heer Tulp (wethouder)Het is een verschrikkelijk goedkoop argument om te beweren dat iemand, die veel acten heeft, niet een geschikt paedagoog is. Zeker, dat behoeft niet samen te gaan; men heeft misschien geleerde menschen, die niet geschikt zijn als paedagoog. Maar U kunt niet bewijzen dat dat niet samen gaat, U levert daarvoor ook geen bewijs. Ik heb geen betere Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 October 1923. 223 bewijzen dan die van de deskundigen op dit gebied die er ook op gesteld zijn dat een hoofd van een U. L. O. school 3 taalacten heeft of 2 taalacten met acte wis kunde. U wilt het met precies één acte minder doen en dat zou dan voor U een waarborg zijn, dat zoo'n on derwijzer een beter paedagoog zou zijn. Ik kan U in dat systeem niet volgen. U moet ook niet vergeten dat, wanneer wij hier niet kunnen krijgen wat wij wenschen, dus geen hoofd met 2 taalacten en acte wiskunde of met 3 taalacten, dan artikel 58 van toepassing is, waarin staat „Ingeval van volstrekte noodzakelijkheid kan van de eischen voor benoembaarheid, in deze verordening gesteld, worden afgeweken." Als we dus ineenen dat iemand heel goed zal zijn als hoofd, kunnen we ook zoo iemand nemen zonder dat hij al die bevoegdheden heeft. De heer K. de Boer: Door dat als eisch te stellen op den voorgrond te plaatsen, beperkt men het materiaal, waaruit men te kiezen heeft, in zeer ernstige mate. Als men zijn eischen lager stelt, wordt de keuze grooter en kan men dus een betere keuze doen. Als hier 3 solli- 1 citanten zijn, waaronder een met 3 acten, spreekt het vanzelf, dat die den voorrang heeft. Bovendien wijs ik er nogmaals op dat de wet de acte wiskunde niet ver plichtend stelt. De heer Visser: Ik kan meegaan met het amendement van de heeren De Boer. Ik onderschrijf volkomen de woorden van den heer K. de Boer: als men den eisch stelt, dat het hoofd 3 acten moet bezitten zal men een zeer beperkte keuze krijgen. Bovendien is het niet be wezen dat een onderwijzer met 2 acten niet een uitste kende kracht kan zijn als hoofd. En wanneer daarnaast op de U. L. O. school handelsonderwijs wordt gegeven dan stelt men toch als eisch, dat het hoofd kennis van dat vak draagt. Daarom ben ik voor het amendement. De beraadslagingen worden gesloten. Het amendement van de heeren H. de Boer en K. de Boer wordt met 17 tegen 8 stemmen aangenomen. Vóór stemmen de heeren Dijkstra, Visser, Botke, Jansen, Tiemersma, Hooiring, Muller, Koopmans, H. de Boer, O. F. de Vries, M. Molenaar, Van der Schoot, Hofstra, Weima, K. de Boer, B. Molenaar en Collet. Tegen stemmen de heeren Lautenbach, Fransen, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Schel tema, Tulp, IJ. de Vries, Westra en Cohen. Artikel 10 wordt, dienovereenkomstig gewijzigd, met algemeene stemmen vastgesteld, evenals artikel 11. Art. 12. De Voorzitter merkt op dat door een nieuw voorstel van Burgemeester en Wethouders wijziging in de re dactie van dit artikel is gebracht (bijlage 27). De beraadslagingen worden geopend. De heer Tulp (wethouder)In het vorige college is, ik zou haast willen zeggen bij overrompeling, besloten, wel voor te stellen aan de kinderen gymnastiekpantoffels te verstrekken. Het was wel niet in de juiste beteekenis een overrompeling, maar het kwam, doordat het artikel is behandeld in een zeer onvoltallige vergadering van het college; ik zat daar alleen met de heeren Dijkstra en De Vries en die heeren waren voor het verstrekken van gymnastiekpantoffels. Ik heb toen direct gezegd dat ik mij daarmee niet kon vereenigen en ik heb dat in het nieuwe college ook naar voren gebracht. Het is wel aardig en nuttig, maar absoluut noodzakelijk is het niet. En men begrijpt dat, als wij bij het openbaar onderwijs gymnastiekpantoffels verstrekken, wij het dan ook bij het bijzonder onderwijs moeten doen De heer K. de Boer: Daar is niets tegen. De heer Tulp (wethouder)Ja, maar ik ben daar wél tegen. We hebben een totaal cijfer van ruim 6000 kin deren op de lagere scholen, dan krijgen we daarvoor een uitgaaf van tegen de 8000.voor 't eerste jaar. U mag het aardig en prettig en goed vinden, maar nood zakelijk is het niet. Wij moeten in dezen tijd heusch be zuinigen. Ik wil heel graag meewerken om aan het on derwijs niet te veel te komen, maar dit is niet noodza kelijk. Burgemeester en Wethouders achten het niet verantwoord dit jaar 8000.voor gymnastiekpan toffels uit te trekken. De heer K. de BoerIk ben het natuurlijk met het betoog van den wethouder niet eens. Ik wil op den voorgrond stellen dat ik het systeem, dat in dezen door den wethouder is gevolgd, niet buitengewoon verruk kelijk vind. Het blijkt nu dat in het vorige college het voorstel is aangenomen, zooals het eerst in de veror dening is geplaatst. De wethouder was het daarmee echter niet eens en heeft nu van een volgende gelegen heid gebruik gemaakt om dit college een ander besluit te doen nemen en dat den Raad voor te stellen. Maar de wethouder betreedt hiermee niet den goeden weg en het is, meen ik, ook de heer Tulp, die zich wel eens schuldig heeft gemaakt óm dit systeem te bestrijden. Wat de zaak zelf betreft, het bedrag dat de wethouder heeft genoemd is voor mij op 't oogenblik niet te con troleeren. De wethouder heeft gezegd dat er 6000 kin deren zijn en dat het 8000.zal kosten. Ik weet niet of dit bedrag juist of onjuist is. Ik stel mij echter voor dat, als de gemeente zelf de gymnastiekschoenen bij een groote massa inkoopt, zij ze dan tegen een gereduceer- den prijs zal kunnen bekomen. Maar afgezien daarvan meen ik, dat gymnastiekonderwijs zonder gymnastiek pantoffels niet mogelijk is De heer Tulp (wethouder)Och kom. De heer Visser: Op klompen De heer K. de Boer Op klompen gaat het niet te beenwippen en heele en halve kniebuigingen te maken. Als de wethouder meent dat dit mogelijk is, zou ik graag willen dat het hier eens werd voorgedaan Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Op sokken De heer K. de Boer: Zooals hier wordt gezegd, op sokken. Maar ik zou daarover graag het advies van den schoolarts eens willen hooren, of dat de goede manier is om aan kinderen gymnastiekonderwijs te geven. Wanneer verder de kinderen hun eigen schoeisel ge bruiken, bestaat de kans zooals ook door de leer krachten is aangetoond dat de gymnastiekwerktuigen ernstig worden beschadigd; wanneer wordt geklommen in stokken, worden deze opengehaald en zoo kunnen de kinderen splinters in de handen krijgen. Ik stel voorop dat, om goed onderwijs in de gym nastiek te doen geven, gymnastiekpantoffels noodzake lijk zijn. Ik meen dus dat deze moeten voorkomen onder de rubriek, die de wet noemt leermiddelen en schoolbe- hoeften; het is een artikel dat het onderwijs mogelijk maakt en dat het onderwijs noodig heeft. Ik kan ook niet meegaan met de bezuinigingsactie van den wet houder, die op dit artikel wil bezuinigen. Bovendien, als er inwoners in de gemeente zijn, die de schoenen niet van de gemeente willen hebben, dan zullen hun kinderen ze zelf wel meenemen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 10