228 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 October 1923.
Aan dit artikel zit natuurlijk een zeer moeilijke kant.
Maar aan den anderen kant zeg ik ook dat de hoofd
betrekking van den onderwijzer is het onderwijsgeven
in de school. Zijn salaris is verder van dien aard dat een
gewone huishouding er tegenwoordig wel van kan
komen. De onderwijzer moet dus zijn kracht geven aan
het onderwijs in de school.
Nu ben ik werkelijk geschrokken van wat de wet
houder mededeelt, dat het al zoo is, dat hij niet met de
heeren kan praten en hen niet op een vergadering kan
krijgen. De heer H. de Boer kan nu wel zeggen „de
wethouder heeft er geen recht op hen te vragen in hun
vrijen tijd", maar ik zeg de onderwijzer heeft er geen
recht op om dat te weigeren.
De heer K. de Boer: Hij is geen slaaf
De heer IJ. de Vries: Ik vind het een hondsche behan
deling als een onderwijzer tegen den wethouder zegt
ik heb geen tijd, want ik moet dan en dan les geven
ik ben alleen Woensdagmiddag tusschen 3 en 4 dispo
nibel om met U te spreken.
De heer H. de Boer: Ik heb toch ook gezegd dat die
onderwijzer de beleefdheid kon hebben.
De heer IJ. de Vries: U hebt er verbazend op gedrukt
dat de wethouder er geen recht op heeft en ik wil er op
drukken dat een onderwijzer geen recht heeft om den
wethouder van Onderwijs zoo hondsch te behandelen.
De Voorzitter: Ik zou ook een paar woorden willen
zeggen en wil beginnen met te zeggen, dat ik het ar
gument van den heer Tulp, dat hij de onderwijzers op
een gegeven moment niet bij zich kon krijgen om met
hem iets te bespreken, niet een van de gelukkigste ar
gumenten vind voor de verdediging van dit artikel. Ik
ga daar niet geheel in mee, afgescheiden nog van de
vraag of de wethouder voor een dergelijk geval ook
maar eenigszins beslag mag leggen op den vrijen tijd
van den onderwijzer of dat men op het standpunt staat
dat hij daar geen recht op heeft. Ik had dat argument
maar liever weggelaten, maar wanneer er wordt ge
sproken van het in gemeen overleg behandelen van de
zaken, dan kan ik mij heel goed begrijpen dat de wet
houder zegt dat daarvan dan geen kwestie meer kan
zijn. Dat zou ik dan met hem eens kunnen zijn en dan
had ik verder de rechten en verplichtingen maar in het
midden willen laten.
We hebben hier nu een lange rede gehoord van den
heer H. de Boer, die door die lange rede vermoedelijk
heeft getracht zijn eigen opinie hier onder stoelen en
banken te steken, want hij is het eigenlijk volkomen met
Burgemeester en Wethouders eens, dat het niet mogelijk
moest zijn les te geven buiten den schooltijd. Ik heb
de overtuiging en ik geloof dat de meesten hier die
overtuiging hebben dat het niet gaat over de lessen,
die de heer K. de Boer bedoelde, om een kind dat in
een bepaald opzicht achter is, b.v. op Woensdagmiddag
wat bij te spijkeren. Daar gaat het niet om, maar het
gaat om de uitwassen, waarop in de onderwijzersvak
bladen ook steeds wordt gewezen: het avond op avond
en uur aan uur geven van particuliere lessen aan allerlei
jongelui. Het is mijn heilige overtuiging dat, zonder dat
het met positieve cijfers is te bewijzen en ofschoon het
op den koortsthermometer niet is af te lezen, dit invloed
moet hebben op het onderwijs in de klas. Daar gaat
het over en niet over wat de heer H. de Boer zegt. Het
gaat tegen de misbruiken en uitwassen, die men niet
speciaal hier in Leeuwarden maar in alle plaatsen aan
treft. Er zijn in alle plaatsen onderwijzers die het niet
doen en die het wel doen. Men hoort hier uitdrukkingen
als „ik zal eens zien, ik zal nog wel een uur open
hebben" of: „het treft toevallig dat U nu komt, ik heb
nog net één uur open om les te geven". Zoo wordt er
over gesproken. Ik weet dat uit eigen ervaring, doordat
ik zoo gelukkig of ongelukkig was, toen een van
mijn jongens nog wat les moest hebben ,de onderwijzer,
tot wien ik mij wendde, mij zei: „ik heb nog net één
uur open om les te geven". Het is juist de bedoeling
van Burgemeester en Wethouders dat dergelijke toe
standen en dergelijke misbruiken de heer H. de Boer
zou het er volkomen mee eens wezen als hij ze zag
den kop ingedrukt worden. Aan het gezond verstand van
die onderwijzers kan met het niet overlaten, want dan
gebeurt het tóch nooit.
De heer H. de Boer heeft ook gesproken over het
werkliedenreglement en, terwijl hij in zijn lange rede
zijn eigen meening eenigszins heeft trachten te beman
telen, over het in concurrentie treden met anderen. Als
alle onderwijzers buiten de school geen lessen gaven
dan zouden in den loop van den tijd de particuliere on
derwijzers wel zijn opgestaan, maar zij hebben nooit
eenige kans gehad om een droog broodje te verdienen.
Er is dus geen concurrentievrees. Voor mij is het eenige
argument dit. De onderwijzers zijn in dienst der ge
meente en worden door de gemeente betaald; wij wen-
schen hen in dienst te hebben voor het geven van
vruchtdragend onderwijs en niet, opdat dit hier en daar,
door eigen wil van de heeren, weer te niet wordt ge
daan, doordat zij hun tijd en hun geest in beslag laten
nemen door het geven van particuliere lessen. De geest
op school moet daaronder lijden, zelfs de heer Koop-
mans moge dan spreken over zwakke en sterke men-
schen bij sterke menschen; als een sterk mensch
maar genoeg lessen heeft, zal ten slotte ook zijn geest
daaronder lijden, al is hij dan ook nog zoo sterk.
Nu acht ik in het voorstel van Burgemeester en Wet
houders de woorden „tenzij in bijzondere gevallen"
minder gelukkig gekozen. Wanneer er alleen staat „ten
zij met vergunning van Burgemeester en Wethouders,
enz.", dan is het ook nog wel dwang en dat is ook
niet prettig voor Burgemeester en Wethouders maar
in het belang van de gemeente moeten we hier dwingen,
omdat het gezond verstand bij de onderwijzers niet
zooveel uitwerkt, dat deze misbruiken daardoor alleen
de wereld uit worden geholpen. Daar gaat het om. Het
gaat ook niet om het les geven aan den een of anderen
handelscursus, die wordt opgericht en voor het les geven
b.v. aan de burgeravondschool; als er onderwijzers aan
de burgeravondschool worden benoemd, wordt hun
daarmee automatisch verlof gegeven. Het gaat er alleen
cm dat Burgemeester en Wethouders het in de hand
willen hebben, misbruiken den kop in te drukken. Bur
gemeester en Wethouders zijn»gaarne bereid de woor
den „in bijzondere gevallen" te laten vervallen, zoodat
er dan alleen staat tenzij met vergunning van
Burgemeester en WethoudersAls Burgemeester
en Wethouders daar dan een beetje ruim gebruik van
maken en alleen misbruiken den kop indrukken, dan ge
loof ik dat zij daarmee volkomen in den geest handelen
van de voorstellers van het amendement.
De heer Tulp (wethouder): De heer H. de Boer
ja, mijnheer De Boer, nu moet U even blijven zitten
De Voorzitter: Mijnheer Tulp, U spreekt tot den Voor
zitter. Al gaat de heer De Boer ook weg dan nog spreekt
U tegen den Voorzitter.
De heer Tulp (wethouder)Neemt U mij niet kwalijk,
mijnheer de Voorzitter.
De heer H. de Boer heeft het gehad over gezond ver
stand. Hij verwacht aleen gezond verstand bij de onder
wijzers, maar hij mag toch zeker ook gezond verstand
verwachten bij Burgemeester en Wethouders. De Bur
gemeester heeft uitdrukkelijk verklaard, waarom het
gaat. Het gaat er heusch niet om, den onderwijzers een
beetje particuliere of privaatlessen, die zij geven, te ont
nemen, het gaat er ook niet om hun de lessen aan kin
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 October 1923. 229
deren van het 7e leerjaar te ontnemen, maar het gaat
zeer zeker daarom en dat is het hoofdmotief dat
er sommige onderwijzers zijn, die veel te veel lessen
geven, wat dit zal men niet kunnen ontkennen op
hun lichamelijke en geestelijke gesteldheid beslist een
nadeeligen invloed uitoefent, terwijl men toch van den
onderwijzer mag verwachten, waar zijn hoofdbetrekking
en zijn bestaan is datgene, waarvoor hij is benoemd,
frisch van geest les zal kunnen geven.
Ten opzichte van den voorsprong, die de bijzondere
onderwijzers krijgen bij de openbare, wil ik opmerken
dat het mij bekend is, dat er enkele schoolbesturen zijn,
die het hun onderwijzers niet permitteeren, zonder toe
stemming van die schoolbesturen les te geven.
Het argument, waarmee de Burgemeester het eens
was, is niet mijn hoofdmotief, want dat is het geven van
onderwijs. Maar ik wil alleen opmerken dat een derge
lijke toestand niet bevorderlijk is voor den goeden gang
van zaken betreffende overleg tusschen het onderwijzend
personeel en den wethouder, en dat, terwijl men op dat
overleg zoo gesteld is.
De heer Koopmans had het over een straf, die te
streng is. Maar dit is absoluut geen straf, alleen een
voorzorgsmaatregel dat de menschen zich niet te zwaar
zullen belasten, waar ons eigen onderwijs dan de dupe
van wordt.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Zal dit artikel
worden aangenomen, zooals het door U is geredigeerd
tenzij met vergunning van Burgemeester en
Wethouders dan lijkt het mij verschrikkelijk
moeilijk toe, uit te maken, wanneer ooit toestemming
moet worden geweigerd. In de practijk komt het er dan
op neer dat "het altijd zal worden toegestaan, omdat
nooit te constateeren zal zijn wanneer schade aan het
onderwijs wordt gedaan. Ik zou graag een voorbeeld
willen weten in welk geval U b.v. denkt dat toestemming
moet worden geweigerd.
De heer H. de Boer: Ik voel mij verplicht nog enkele
dingen hier in 't midden te brengen en wel vooral naar
aanleiding van de wijze, waarop U mijn redevoering
hebt betiteld. U hebt tot twee maal toe gezegd dat ik
die redevoering heb gehouden om mijn eigen meening
eigenlijk te bewimpelen, om niet voor mijn eigen mee
ning uit te komen dus.
De heer Visser: Dien indruk kreeg ik ook.
De heer K. de Boer: Dan moet je ook Burgemeester
worden
De heer H. de Boer: Ik geloof niet dat U het zoo hebt
bedoeld als men het zou kunnen opvatten men zou er
iets onaangenaams achter kunnen zoeken, maar ik zal
dat niet doen, omdat ik mij volkomen bewust ben, mij
aan dat euvel niet te hebben schuldig gemaakt. Ik zal
dat bewijzen. U stemt mij toe dat ik volkomen terecht
het argument van den heer Tulp betreffende dien
Woensdagmiddag heb weerlegd. In de tweede plaats
stemt U mij toe dat ik volkomen gelijk heb, wanneer
ik zeg dat door wat hier staat: „Het is den onderwijzers
verboden buiten de school onderwijs te geven, tenzij in
bijzondere gevallen wel degelijk in het alge
meen bij ieder de opinie wordt gewekt, die mevrouw
Buisman hier op 't oogenblik weergeeft, n.l. dat er géén
onderwijs mag worden gegeven buiten de school, tenzij
in bijzondere gevallen en dat, wanneer dat „in bijzondere
gevallen" wordt weggelaten, Burgemeester en Wethou
ders zich dan de vraag zullen moeten stellen: wanneer
zullen wij het moeten weigeren Maar dat zijn juist
die gevallen, die ik genoemd heb. Ik heb gezegd: indien
dergelijke gevallen zich zouden voordoen en men wer
kelijk op voldoende gronden de gedachte kan hebben
dat een onderwijzer zich daaraan schuldig maakt, dan
hoop ik dat de wethouder van Onderwijs zal ingrijpen.
Ik wensch dus precies in te grijpen waar het noodig is.
Als U zich nu anders hadt uitgelaten en hadt gezegd:
,,U is mis, omdat wij dat niet kunnen constateeren", dan
hadden wij daarover m. i. wel kunnen praten. Maar als
IJ mij in de schoenen wilt schuiven dat ik mijn eigen
meening heb willen bemantelen, dan bent U aan het
verkeerde adres. Dat is mijn gewoonte niet wat ik
hier heb gezegd durf ik handhaven ook en verdedigen,
waar U dat gewenscht acht, ook wel in een openbare
vergadering hoewel, deze vergadering is ook open
baar Zonder dat U het misschien zoo hebt bedoeld,
hebt U mij dus een onaangenaamheid gezegd.
Ik vind het een algemeen gewenschte toestand dat
iemand, als hij een bepaalde taak op zich heeft ge
nomen, niet buiten die taak veel meer van zijn eigen
krachten zal vragen.
De Voorzitter: Juist Nu
De heer H. de Boer: Heb ik dat zoopas dan niet be
toogd Dat zal ook zijn het goede, dat van deze ver
gadering kan uitgaan, dat wij een beroep doen op het
gezond verstand van de onderwijzers en deze rekening
zullen houden met wat hier is opgemerkt. Dat in de
tweede plaats.
In de derde plaats wenscht U nu te laten vervallen
de woorden „in bijzondere gevallen". Maar dan zou ik
graag antwoord willen hebben op deze vraag: Wanneer
zal het dan wel worden geweigerd En wat is dan ver
keerd in mijn redeneering en blijkt daaruit nu niet tot
mijn groot genoegen zie ik enkele bewijzen van instem
ming dat zij verkeerd is opgevat U hebt bovendien
moeten toestemmen dat de wethouder geen recht heeft
op den vrijen tijd van den onderwijzer dat is dus een
argument, dat niet gebruikt kan worden.
U hebt nu gezegd dat U die woorden „in bijzondere
gevallen" wilt laten vervallen en dit pleit, zooals ik reeds
betoogde, voor de waarheid van mijn redeneering van
zoopas. In ben er echter alsnog niet voor te vinden,
ook al worden die woorden weggelaten, het artikel over
te nemen; ik geloof werkelijk dat wij in dezen iets aan
het gezond verstand zullen moeten overlaten. Wanneer
zich een geval voordoet, b.v. zooals U straks een be
paalde onderwijzer op het oog had, dan zeg ik: ook
zonder verordening kunt U met een dergelijk onderwijzer
spreken. En wanneer men zoo iemand op deze manier,
als hier wordt voorgesteld, het les-geven wil verbieden,
wel, er wordt ook wel eens over „sleutelgeld" gesproken
en men kan toch ook niet overal bij de huizen aan
kloppen om te constateeren dat een onderwijzer les
geeft. Als men hier niet gaat vertrouwen op het gezond
verstand, dan is het mijn heilige overtuiging U ziet
dat ik mijn meening hier niet onder stoelen en banken
steek dat een dergelijke maatregel er juist toe leiden
zal, dat men achter het net zal visschien. Dan kweekt
men juist iets, wat wij niet moeten hebben. Het is juist
het gezond verstand, waar men hier niet buiten kan
de onderwijzers moeten al deze besprekingen in de or
ganisaties ter sprake brengen, daar zal men deze be-
toogen moeten houden en op die manier zal er een
gezonde toestand moeten komen. Als er buitensporig
heden zijn, kunnen Burgemeester en Wethouders nu
evengoed optreden.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi Ik wil graag
voorstellen de redactie van het oude artikel 16 te be
houden en daaraan deze alinea toe te voegen
„Burgemeester en Wethouders behouden zich het
recht voor in te grijpen, wanneer zij bemerken dat
het onderwijs door het les-geven buiten de school
door onderwijzers lijdt."
Ik geloof dat het dan goed is. Dan is de dwang weg
en men bereikt hetzelfde resultaat.