d5d
s
0/5
214 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 October 1923.
van ons college (genomen na bekomen machtiging van
Uwe Vergadering) van 20 Juli 1922, no. 2464/839 en
12 April 1923, no. 1373/454, werden aan de besturen
der in bovenstaand staatje opgenomen vereenigingen
voor de tevens daarin vermelde scholen de daarachter
in kolom 4 aangegeven bedragen als voorschot toege
kend.
Daar in Uwe vorige vergadering de rekening der
gemeente over het dienstjaar 1922 voorloopig is vast
gesteld, is dat stadium van uitvoering der Lager Onder
wijswet 1920 genaderd, waarin artikel 103, 4e lid, toe
passing moet vinden. Ter voldoening aan het bepaalde
in dit lid van genoemd artikel, dient de Raad thans het
bedrag der vergoeding over 1922 zelve vast te stellen,
waarbij in acht genomen moeten worden de regels,
gesteld in het 2e, 5e en 7e lid van artikel 101.
De vergoeding wordt berekend over het gemiddelde
getal leerlingen volgens den maatstaf van artikel 28 en
bedraagt per leerling het gemiddelde bedrag per leerling
van de kosten over 1922 der overeenkomstige openbare
lagere scholen in deze gemeente en wordt bepaald na
aftrek van de verschuldigde schoolgelden. Als gevolg
van het in dit verband gebruiken van het woord
„overeenkomstige", dient hier onderscheiden te wor
den tusschen het gewoon lager en het uitgebreid
lager onderwijs, welke meening door uitspraken van de
Kroon bevestigd wordt.
Ten einde deze scheiding tot haar recht te doen
komen, zijn de scholen voor meer uitgebreid lager on
derwijs (welke overeenkomstig artikel 193, 2e lid, nog
mogen blijven bestaan tot 1 Januari 1926) gesplitst in
een lagere school en een school voor uitgebreid lager
onderwijs (deze laatste omvattende de z.g. kopklassen).
Om het bedrag te kunnen berekenen, waarop de
schoolbesturen over 1922 recht hebben, dient in de
eerste plaats bekend te wezen het gemiddeld aantal
leerlingen der scholen voor gewoon lager en uitgebreid
lager onderwijs over 1922, te bepalen volgens den
maatstaf van artikel 28, 6e lid, luidende als volgt
„Bij de toepassing van dit artikel wordt tot grond
slag genomen het gemiddeld getal kinderen, berekend
„naar het aantal, dat op 16 Maart, 16 Juni, 16 Sep
tember en 16 December in de onmiddellijk vooraf
gaande vier kalenderkwartalen als werkelijk school
gaande bekend stond."
Deze aantallen bedroegen in 1922 op
16 Mrt.
16 Juni
16 Sept.
16 Dec.
Totaal
voor het
gewoon 1. o.
voor het
uitgebreid 1. o.
4075
238
4081
215
4142
230
4152
226
16450
909
zoodat het gemiddelde aantal bedroeg voor het gewoon
lager onderwijs 16450 4 4112,5 en voor het uit
gebreid lager onderwijs 909 4 227,25.
Vervolgens dient bepaald te worden het bedrag over
1922 der kosten van instandhouding der openbare
lagere scholen, met uitzondering van de jaarwedden
en wedden der onderwijzers. Als zoodanige kosten
komen, volgens het vijfde lid van art. 101, in aanmerking
de kosten bedoeld in art. 55, onder e tot en met h en o,
alsmede die van instandhouding.
Bedoelde kosten in art. 55 zijn, onder
e. die voor de geringe en dagelijksche reparatiën van
de schoolgebouwen, als bedoeld in artikel 1619 van
het Burgerlijk Wetboek
die voor het onderhouden van de schoolmeubelen
en voor het aanschaffen en onderhouden van de
schoolboeken, leermiddelen en schoolbehoeften
g. die voor verlichting en verwarming en het schoon
houden van de schoolgebouwen
h. die voor de schoolbibliotheken
o. andere uitgaven ter verzekering van den goeden
gang van het onderwijs.
Een gedeelte dezer kosten is opgenomen in de exploi
tatierekening van het bedrijf der gemeentewerken, een
ander gedeelte in de gemeenterekening.
Onderstaand staatje geeft een gespecificeerd over
zicht van de gedane uitgaven
CS
cs
-»—
o
O
x
X)
<D
b/D
c
O
O
<D
O
c
CV
i-t
O)
S
<L>
C
<D
CD
E
CD
O
bXD
c
'E
CD
-X
CD
bJD
.E
'E
<D
CD
C
CD
«D
E
<V
O
X5
CD
bX)
C
O
O
<D
O
-O
<D
bXD
c
O
O
<D
O
c
aj
LD
ejD
lO
:tZ
lO
G
-X
bX)
V—
.5
03
ja
X
'3
CD
"O
G
c
<D
cS
C/5
O
CN
LD
lO
CN
O)
co
CN
CN
O
CN
co
00
o>
O)
oo
O)
00
m
LD
00
r—
oo
CN
00
oo
00
O
N*
m
LD
LD
CN
co
CN
O
co
m
CN
m
in
lQ
O
O)
CN
LD
CN
O)
t>
O
co
r-
co
CN
CN
d
o
co
o>
O)
00
O)
cS
a
-4—»
O
H
00
co
LD
00
00
00
O
N*
O
co
u-
m
CN
O
00
O
O
co
CN
r>
r*-
CN
CO
CN
in
LD
LO
CN
CO
CN
b-0
bX)
C
•5
3
o
sz
TJ
c
03
c/5
c
Van het bedrag voor het lager onderwijs dient
2730.te worden afgetrokken, omdat dit bedrag
is uitgegeven voor vervolgonderwijs, waarvoor de ver
goeding afzonderlijk wordt berekend. Zuiver is het
bedrag voor het lager onderwijs dus 97926.21
2730.— 95196.21.
Het gemiddelde bedrag per leerling van de over 1922
gemaakte kosten voor de openbare lagere scholen
bedraagt dus
voor het gewoon 1. o. 95196.21 4112.5 23.15
en uitgebr. 1. o. 9057.55 227.25 39.86.
Waar het gemiddelde getal leerlingen over 1922 van
elk der bijzondere scholen bekend is, kan dus thans
bepaald worden, hoe groot het bedrag is, waarop de
besturen der bijzondere lagere scholen voor elke onder
hun beheer staande school aanspraak kunnen maken,
ingevolge art. 101, le lid, der lager onderwijswet 1920.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 October 1923. 215
Deze bedragen zijn in kolom 5 van het volgende
staatje uitgetrokken.
Er dient echter ook nog rekening te worden gehouden
met het bepaalde in het zevende lid van art. 101,
luidende
„De vergoeding wordt bepaald na aftrek van de
„volgens de gemeentelijke verordening verschuldigde
„schoolgelden, indien deze door het schoolbestuur zijn
„geïnd en voor zoover zij niet oninvorderbaar zijn ver
klaard. Indien deze meer bedragen dan het volgens
„het tweede tot en met het vijfde lid berekende bedrag,
„wordt het verschil in de gemeentekas gestort".
Sedert 1 Mei 1922 is de inning der schoolgelden door
alle besturen aan het gemeentebestuur overgelaten en
vloeien deze dus rechtstreeks in de gemeentekas. Voor
dien datum werden alleen de schoolgelden, verschuldigd
voor het bezoeken van de school Margaretha de Heer
straat no. 2, door het bestuur dier school zelf geïnd en
alleen deze gelden dienen dus op de vergoeding aan
dat bestuur in mindering te worden gebracht, hetwelk
in het volgende overzicht dan ook is geschied
tij .s
CS T3
<d
V.£ o
CQ
■v <u 2
4> -D Ol
M J2 C S/3
2 o "5 '<u o
•o o o SC o
m o
<V "O b/0
«Xi-S
bJjX
41- hr™
c2
*2 DIG
ai j;
O -
O
o«_
o _j
j
D
o
o
O
CO
bxj
G
bJD
c
<D
<D
u.
<D
00 iO iO O O
in CO LD CN 00 CN co
LD
t^-LDiOOOiOOOiO
ld ld r-
T- in co
lO
iO CN O
t- 00
't m LDLD h
co
O) LD
CT) CN
00 O)
LD
lO
LD
CO
00
lO
LD CN lO
00 co
1 O iO O O O
1 lO CN 00 lO h- CO
O
r—
^-i-tncoLODtn^tcoio
LDDh-h-LDCDCNCCNDCO
^O^COt^OiOO cot^^t
LD LD lO 14—»
O) co LD
OO O) CN
LD T— Q)
lO
CO tc O") ts VO ^0 /-yi
ooLD^oO)oiQa>cocoSS
CN
O 1
CN
»o o
U J -H- -r-M
CN
O O O
OO ^OjOOO^O
J J J J J J J J
D D D
j
D
c
03
g
<D
CL.
cn
cz
co
a
X)
CD
<D
cd r—
00 t—
cS CS
CS es
i—
<D <D
CN
CN
co g
<U CS
-o
TJ CO
S <d
U-
H OO
(D
CD
X
LD
CD ^3 b/D
Cu J S
"cS
CS
CD
X
O
JG
J—
<D
zj*:
"O
<D
O
3D
UH
O
CJ
cn
CS
CJ
03
bJD
C
'3d
'E
<u
<D
WH
CD
O
O
x:
CJ
C/D
oc
s
cs
-a
sz
u
co
CD
O
I
.2
'o
3
CO
CD
TD
G
O
O
X
CJ
CO
sz
CJ
<D
T3
w- ZZ
(D cS
*n
G g
o .5
co
G
O
b/)
_c
id x
Od
co
"o
D r :zr
dj •-
c
O
E2C2
*-ü-ë"S
e-09
O o X
c
CD r~*
C
CS
CD
JG
bX)
Wh r
C
c
03
cc3
<D (D
CO
.tZ Xd
"O 0
O
x:
Wh
CS CD
N
X
CO
CD
CD
CO
"O
cS
-<—
CO
z
c
a;
•o
bt)
o
O
Naar aanleiding van bovenstaande stellen wij U voor
te besluiten de vergoeding ex art. 101, le lid, der lager
onderwijswet 1920 over het dienstjaar 1922, aan onder
staande schoolbesturen voor de daarbij vermelde scholen
vast te stellen als volgt
I. aan het bestuur der R. K. Schoolvereeniging,
alhier
ci. voor de school Speelmanstraat no. 1 op 4167.
b. voor de school Tweebaksmarkt no. 44 op 5566.58;
II. aan het bestuur van het St. Lucia-Gesticht te
Rotterdam
voor de school Gr. Kerkstraat no. 89 op 4375.35;
b. voor de school Gr. Kerkstraat no. 11a op 5759.61
III. aan het bestuur van de Vereeniging voor Christe
lijk Schoolonderwijs, alhier
a. voor de school Pieter Feddesstraat no. 2 op
6829.25
b. voor de school Leeuwrikstraat no. 10 op 6105.81;
c. voor de school Margaretha de Heerstraat no. 1 op
7118.20
IV. aan het bestuur van de Vereeniging voor Christe
lijk Volksonderwijs, alhier, voor de school Schoolstraat
no. 1 op 1435.30
V. aan het bestuur der Vereeniging tot stichting en
instandhouding van één of meer kweekscholen ter op
leiding van onderwijzers en onderwijzeressen aan
Christelijke scholen, alhier, voor de school Margaretha
de Heerstraat no. 2 op 6899.16
VI. aan de Voogden van het Nieuwe Stadsweeshuis
alhier, voor de school Jacobijner Kerkhof no. 1 op
926.—.
Met algemeenc stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
5 (Agenda no. 6). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot verhooging van de toegestane eredieten
voor de voltooiing van den trottoiraanleg aan de Bleek-
laan en voor den aanleg van trottoirs ten Zuiden van
de Fonteinstraat.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij Uw besluit d.d. 8 Februari 1916 werd aan
ons college een crediet verleend voor straat-
aanleg op het gemeentelijk bouwterrein gelegen
tusschen het Noordvliet, Cambuursterpad en den
Oostersingel ten bedrage van 98.300.—, welk
crediet bij raadsbesluit d.d. 26 Juni 1917 (waarbij
tevens tot de verkaveling en de prijsbepaling dier ter
reinen werd besloten) met 28.100.werd verhoogd,
n.l. 26.600.voor straataanleg en het dempen van een
sloot langs het Cambuursterpad cn 1500.voor den
aanleg eener speelplaats bij school no. 11, als compen
satie voor het gedeelte dat van de vroegere speelplaats
door den straataanleg werd afgesneden, van welk laatste
bedrag bij begrootingswijziging d.d. 17 November 1917
1260.op de begrooting is uitgetrokken.
In verband met de uitgifte dezer terreinen in erfpacht
en het stichten van woningen, is begonnen met het leg
gen van trottoirs. Het blijkt echter dat het totale crediet
ad 126.160.(n.l. 98.300 plus 28.100.waarvan
afgaat 240.overgebleven van het bedrag ad
1500.niet toereikend is om daaruit de kosten van
al de noodige trottoirs te bestrijden, wat zijn oorzaak
vindt in de sterke stijging der prijzen voor materialen
en loonen sinds de eredieten werden verleend. Op 1 Ja
nuari 1923 was van het verleende crediet nog beschik
baar een bedrag van 7701.875. Toen moest nog
worden aangelegd 3520 M2. tegeltrottoir, waarvan de
kosten zijn begroot door den Directeur der Gemeente
werken op 19.708.80. Ongedekt zou dus nog zijn
12.006.92'L
Voorts werd door den Raad bij besluit d.d. 10/24
Februari 1920 no. 74r/101r/37, onder intrekking van
het bij raadsbesluit d.d. 19 Augustus 1919 no. 317R/181
verleende crediet ad 58.720.voor den aanleg van
wegen tusschen den Westersingel en den Harlinger-
straatweg, een crediet verleend van 109.700.In
dit bedrag waren niet begrepen de kosten van trottoir-
aanleg voor deze straten. De uitgaven voor wegenaanleg
hebben ongeveer bedragen 81.000.Het restant is