218 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 October 1923.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het amendement van de heeren H. de Boer en K. de
Boer wordt met 13 tegen 12 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen de heeren Dijkstra, Visser, Botke,
Jansen, Tiemersma, Hooiring, Muller, H. de Boer, O. F.
de Vries, M. Molenaar, K. de Boer, B. Molenaar en
Collet.
Tegen stemmen de heeren Lautenbach, Fransen,
mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Koop-
mans, Scheltema, Tulp, IJ. de Vries, Van der Schoot,
Hofstra, Weima, Westra en Cohen.
Daarna wordt artikel 2, dienovereenkomstig gewij
zigd, met algemeene stemmen vastgesteld.
Artt. 3 en 4 worden onveranderd vastgesteld.
Art. 5.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer K. de Boer Ik zou willen voorstellen de
laatste alinea van artikel 5 te laten vervallen. Ik geloof
dat het opnemen van die alinea geen raison heeft, want
dit artikel, als die alinea wordt opgenomen, verbiedt
ons een eventueele regeling in het leven te roepen,
waarbij wij hebben een U. L. O. School met handels
program. Ik geloof dat dit besluit door deze vergadering
niet genomen behoeft te worden; als wij dat lid niet
opnemen is de Raad niet gebonden, maar is de Raad
vrij wat hem goed toe lijkt te doen. Ik geloof dat er geen
bezwaar bestaat deze alinea te laten vervallen.
De heer Tulp (wethouder): Ik ben het niet met den
heer De Boer eens; ik geloof niet dat er de eerstvolgende
tijd veel kans is dat wij een nieuwe U. L. O. School
zullen oprichten. Ik geloof dat er dan meer behoefte is
aan een H. B. S. U hebt ook in een ander artikel op
dat handelsprogram gedoeld. Maar een U. L. O. School
is geen handelsschool, maar leidt speciaal op voor de
wis- en natuurkunde. Nu is het mogelijk dat dit voor
enkele leerlingen te zwaar is en men er voor die leer
lingen een handelscursus aan zou kunnen verbinden,
maar de hoofdgedachte van een U. L. O. School is op
leiding in de wis- en natuurkunde en een handelspro
gram is daar waarlijk van den tweeden rang. Ik stel
mij voor dat, wanneer er meer behoefte aan komt dat
leerlingen meer den handelskant uit willen, zij eerder
naar dé H. B. S. zullen gaan dan naar de U. L. O. School.
Ik kan het nut van het amendement niet inzien.
De heer K. de Boer: Hier ligt altijd nog een voorstel
van den heer Zandstra en mij tot het in het leven roepen
van een U. L. O. School met handelsprogram. Als dat
voorstel eventueel in behandeling zal komen, zal het
worden aangenomen of verworpen. Wordt het aange
nomen, dan zal het bij deze redactie, die hier staat, een
wijziging van deze verordening te weeg moeten brengen.
Als deze alinea niet wordt opgenomen, bindt de Raad
zich tot niets, maar dan laat het artikel den Raad vrij
een besluit te nemen. Ik zie het nut van deze alinea niet
in. Ik zal niet ingaan op de bestrijding van den wet
houder van een U. L. O. School met handelsprogram;
alleen wil ik er op wijzen dat er indertijd een commissie
is geweest onder voorzitterschap van professor Bruins,
die een reorganisatie van het Handelsonderwijs op dezen
grondslag heeft voorgesteld.
De Voorzitter: Ik wil even op een klein misverstand
wijzen. Het is noch den Secretaris noch wij bekend dat
het door den heer De Boer genoemde voorstel hier ligt.
Als de heer De Boer dat even voor memorie wil op
schrijven?
De heer K. de Boer: Dat wil ik wel doen. Ons voorstel
is gedeeltelijk aangenomen, toen de 3-jarige H. B. S.
met Handelsschool is aangenomen.
De Voorzitter: Dat is toch aangenomen.
De heer K. de Boer: Ja, maar het andere deel ligt
altijd nog te wachten. Het eene deel van het voorstel is
aangenomen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het amendement van den heer K. de Boer, om het
laatste lid van artikel 5 te laten vervallen, wordt met
22 tegen 3 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen de heeren Dijkstra, Visser, Botke,
Jansen, Tiemersma, Hooiring, mevrouw BuismanBlok
Wijbrandi, de heeren Muller, Koopmans, H. de Boer,
O. F. de Vries, Scheltema, M. Molenaar, IJ. de Vries,
Van der Schoot, Hofstra, Weima, Westra, K. de Boer,
Cohen, B. Molenaar en Collet.
Tegen stemmen: de heeren Lautenbach, Fransen en
Tulp.
Artikel 5, dienovereenkomstig gewijzigd, wordt met
algemeene stemmen aangenomen.
Art. 6.
De Voorzitter deelt mede dat het amendement (bij
lage 27) van de heeren H. de Boer en K. de Boer op
dit artikel door Burgemeester en Wethouders wordt
overgenomen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Koopmans: Uit het punt, waarop het amen
dement van de heeren De Boer is gebaseerd blijkt, dat
er bij die heeren en blijkbaar ook bij Burgemeester
en Wethouders veel waardeering bestaat voor het
onderwijs in handenarbeid. Ik weet niet of de heeren
dat onderwijs kennen en ook niet of de heer De Boer
dat onderwijs zelf heeft beoefend, maar ik heb het in
dertijd wel gehad en het is mij buitengewoon slecht be
vallen. Ik wil er ook dit aan toevoegen dat ik vroeger
onderwijzer was in Den Haag en dat de gemeentelijke
verordening daar toen bepaalde dat, wanneer men het
diploma handenarbeid had, men daarvoor 50.kreeg.
Ik had dat diploma, maar verschillende andere onder
wijzers hadden het niet. Zij allen hebben er zich op
toegelegd om dat diploma te krijgen, zij zijn allen naar
Amsterdam geweest en hebben daar examen gedaan.
Maar zij allen waren toen ook eenstemmig van opinie
dat het onderwijs in handenarbeid zoo gauw mogelijk
moest verdwijnen.
Ik kan mij ook wel voorstellen hoe die voorliefde voor
het onderwijs in handenarbeid is ontstaan. Als vroeger
op de lagere school iets nieuws werd uitgevonden, werd
elke hervorming ingehaald als een zegen voor het on
derwijs. Zoo kregen we dit en dat onderwijs en zoo
kwam ook in de mode het uit Zweden geïmporteerde
onderwijs in handenarbeid. Ik geloof echter dat den
laatsten tijd de onderwijzers niet meer zoo'n voorliefde
voor dat onderwijs hebben als toen het geval was; ik
geloof dat het een mode is geweest die weer zal ver
dwijnen en ben er daarom sterk tegen dat het zal wor
den aangenomen.
De heer Tulp (wethouder)Ik kan den heer Koop
mans antwoorden, dat de wet het vak handenarbeid
facultatief heeft gesteld, het kan dus worden gegeven.
Dat doen Burgemeester en Wethouders ook; zij stellen
ook niet voor om het te geven, maar dat het kan worden
gegeven, zij hebben het dus ook facultatief gesteld. En
't is beter dat, waar die mogelijkheid bestaat voor de
eerste 6 leerjaren, het ook kan bij het 7e en 8e leerjaar.
Daar kan geen bezwaar tegen wezen. Er is bovendien
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 October 1923. 219
nog maar één school in de stad, waar een paar lokalen
zijn waarin het gegeven kan worden.
De heer Koopmans: De wethouder zegt dat dat on
derwijs gegeven kan worden. Maar het doel, waarover
ik hier sprak, was eigenlijk dit: ik zou die heele moge
lijkheid willen buiten sluiten. Ik beschouw dat heele
onderwijs als een modegril en daarom zou ik de moge
lijkheid zelfs willen afschaffen. Het onderwijs in handen
arbeid bestaan in karton-, klei- en houtarbeid. Klei-
arbeid is b.v. een inktpot, die van klei wordt gemaakt.
Wat nut daarin steekt, kan ik mij niet voortsellen.
De heer Fransen (wethouder)Boetseeren.
De heer Koopmans Zoo ook de papierarbeid, een
knipperij honderd uit. En ten slotte heeft men dan den
houtarbeid. Als de kinderen nu in de gelegenheid werden
gesteld om iets te maken dat de moeite waard was, dan
zou ik er voor wezen. Maar op 't oogenblik geloof ik
dat er van ambitie weinig sprake kan wezen. Ik meen
dat de mogelijkheid tot het geven van dit onderwijs zelfs
moet worden buitengesloten en daarom ben ik er tegen.
De heer K. de Boer: Het pleidooi van den heer Koop
mans gaat eigenlijk niet tegen ons amendement, maar
tegen het gedeelte dat reeds in de verordening staat,
niet tegen de verplaatsing daarvan maar tegen het op
nemen in de verordening dat er gelegenheid zal zijn tot
het geven van handenarbeid. De heer Tulp heeft er al
op gewezen dat de wet dat vak facultatief stelt, wat
niet wil zeggen dat wij het in de verordening behoeven
op te nemen; wij kunnen het er uit laten en het er in
opnemen.
Ik persoonlijk sta, wat het vak handenarbeid betreft,
vrijwel op het hetzelfde standpunt als de heer Koop
mans; ik voel er persoonlijk niets voor om les te geven
en om het op die manier te doen daar zou ik stichtelijk
voor bedanken.
Maar er zijn ook andere menschen, die er een nuttig
gebruik van meenen te kunnen maken bij het onderwijs.
Ik meen dat ik dat niet zou kunnen. Maar ik wil het dien
menschen, die het op die manier willen toepassen, niet
onmogelijk maken en het daarom in de verordening op
nemen. Er moet in dat opzicht ook eenige vrijheid be
staan. Ik geloof dat het 't beste is dat de verordening
wordt gemaakt, zooals het artikel, bij amendement ge
wijzigd, door Burgemeester en Wethouders is voor
gesteld.
De Voorzitter: Ik zou deze formeele opmerking willen
maken. Wil de heer Koopmans het artikel veranderen,
dan zal hij dat moeten voorstellen en dan niet ten op
zichte van het amendement van de heeren De Boer,
maar ten opzichte van het voorstel van Burgemeester
en Wethouders. Wanneer U dus het voorstel wilt doen
om het vak handenarbeid in het geheel niet in het artikel
te doen voorkomen, dan moet U er een voorstel van
maken de oude redacttie te herstellen.
De heer Koopmans: Dan maak ik er een voorstel van
om de oude redactie te handhaven.
De Voorzitter: Ja, ik heb U die woorden in den mond
gegeven, maar in de oude redactie staat: „Bovendien
kan onderwijs worden gegeven in handenarbeid". Ik
heb U dien raad gegeven maar U zult moeten voorstellen
dien zin te schrappen. Dient U dat amendement in
De heer Koopmans: Ja.
De heer IJ. de Vries vraagt of het de bedoeling van
de heeren De Boer is dat ook in het 7e en 7e en 8e
leerjaar onderwijs in handenarbeid kan worden gegeven.
Hij begrijpt dat uit de redactie. Hier staat dat in het
7e en 7e en 8e leerjaar dezelfde vakken worden onder
wezen als in de eerste 6 leerjaren en bovendien de
Fransche taal enz. Nu gaat het eerste deel van artikel 6
over de vakken, die verplicht zijn en bovendien kan op
die scholen onderwijs in handenarbeid worden gegeven.
Komt die zin nu te staan onder „de Engelsche taal" dan
is hij ook van toepassing op het 7e en 7e en 8e leerjaar?
De heer K. de Boer: Dat is de bedoeling.
De heer IJ. de Vries: Ik vraag het alleen maar omdat
het niet voldoende duidelijk is, omdat het niet behoort
tot de verplichte vakken.
De Voorzitter De heeren stellen voor de geheele
alinea te verplaatsen onder het woord „de Engelsche
taal", waardoor het vak handenarbeid ook wordt ge
creëerd, niet alleen voor het gewone lager onderwijs
maar ook voor het 7e en 7e en 8e leerjaar, terwijl de
heer Koopmans de geheele alinea voor het onderwijs
in handenarbeid wil schrappen.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Ik zou den Raad
ernstig in overweging willen geven het amendement van
den heer Koopmans niet aan te nemen. Ik weet heele-
maal niet hoe de Raad hierover denkt, maar er wordt
voorgesteld het vak handenarbeid facultatief te stellen
en daar is alles voor. Er zijn zooveel werkelijk deskun
digen op het gebied van onderwijs, die zijn vóór het
geven van onderwijs in handenarbeid, dat ik het onver
antwoordelijk zou vinden, als de Raad hier nu op een
los ingediend amendement een zoo ver strekkend besluit
zou nemen, door de heele gelegenheid daartoe uit te
sluiten. Waar men juist tegenwoordig sterk in de rich
ting gaat om de kinderen niet alleen intellectueel te ont
wikkelen, maar ook de minder intellectueele kinderen
in de gelegenheid te stellen op een andere manier uit
te munten, daar zou ik het van den Raad onverantwoor
delijk vinden als hij het facultatief stellen dus de
mogelijkheid dat men er gebruik van kan maken uit
de verordening ging lichten.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het amendement van den heer Koopmans, luidende:
„In artikel 6 worden geschrapt de woorden
Daarenboven kan onderwijs worden gegeven in
handenarbeid",
wordt met 23 tegen 2 stemmen verworpen.
Vóór stemmen alleen de heeren Koopmans en Westra.
Artikel 6 wordt, zooals het bij het door Burgemeester
en Wethouders overgenomen amendement van de heeren
De Boer is gewijzigd, vastgesteld.
Artikel 7 wordt onveranderd vastgesteld.
Art. 8.
De Voorzitter doet lecture van het amendement van
de heeren H. de Boer en K. de Boer (bijlage 27).
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Tulp (wethouder)Ik kan mij met het amen
dement niet vereenigen. Wij hadden eerst bij Burge
meester en Wethouders ook niet aangebracht dat aan
het hoofd van een gemengde school een onderwijzer of
onderwijzeres kan worden geplaatst, maar nadat men
ons daarop opmerkzaam maakte, hebben wij dat gaarne
overgenomen, omdat het ook kan voorkomen dat een
dame aan een gemengde school op haar plaats is. Maar
ik geef in overweging dat aan een school, uitsluitend
voor jongens, niet een vrouw aan het hoofd komt. Het
komt voor dat een man, geplaatst aan het hoofd van
een school, uitsluitend voor jongens, de handen vol heeft