262 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 November 1923.
De Voorzitter wil als onzijdig persoon de kwestie
trachten op te lossen hij is er de vorige vergadering
niet bij geweest, maar begrijpt heel goed hoe deze ver
warring in de wereld is gekomen.
Oorspronkelijk is door den Raad voor dit slachthuis
een crediet van 245.000.—- toegestaan. Spreker wil
er nog eens opmerkzaam op maken dat de betrekkelijke
stukken voor de vergaderingen van 24 October en 14
November 1922 voor den Raad ter visie hebben gelegen
en dat daaronder ook voorkwam de begrooting van
245.000.waarop als laatste post voor „rentever
lies, honorarium van de architecten en kosten van bouw
toezicht" 45.000.was uitgetrokken. Toen dit voor
stel van 245.000.was aangenomen, is het naar
Gedeputeerde Staten gegaan. Gedeputeerde Staten zijn
toen eerst gekomen met het voorstel tot schrapping van
den post van 10.000.waar nu al zooveel over
gesproken is, dat men nu wel zal gelooven dat die post
er niet af had gemoeten en ten slotte hebben Gede
puteerde Staten gezegd dat, waar de bouw iets goed-
kooper was geworden, er wel een percentage af kon.
Er is toen met den directeur van Gemeentewekren over
legd en, zonder de heeren Huurman en Stok er over te
raadplegen, is toen een zeker percentage van de begroo
ting afgenomen, zoodat men, inclusief de uitgaven voor
renteverlies, honorarium en kosten van bouwtoezicht op
een totale uitgaaf van 205.000.rekende. In dat
bedrag zat dus alles, daaruit konden ook de architecten
beloond worden en daar kon alles voor gebouwd wor
den. Ten slotte is die begrooting en dat crediet goed
gekeurd en de architecten hebben de mededeeling ge
kregen dat het slachthuis voor 205.000.gebouwd
kon worden; zij wisten echter niet dat ook de begroo
ting tot dat bedrag was gereduceerd. Toen is, o. aldoor
den heer Dijkstra, wel aan de architecten gevraagd of
zij binnen de begrooting bleven en het antwoord luidde
bevestigend. Doch daarna is men hier ook eens aan 't
tellen gegaan en op 't stadhuis kreeg men toen 't idee
dat men er boven kwam. Toen is den architecten ge
vraagd: hoe zit dat, gij zegt dat we binnen de begroo
ting blijven, maar wij komen er boven. Waarop de we
dervraag kwam: er is toch 205.000.beschikbaar
en daarop het antwoord: ja zeker, maar bedoelt U alleen
voor den bouw? Het antwoord van de architecten was
toen: Ja, die kosten alleen zitten hierin; de bouwkosten
inclusief de kosten voor honorarium, bouwtoezicht en
renteverlies zitten in de 245.000.en niet in de
205.000.—. Daar hebben we nu de verwarring. De
architecten meenden dat er niet op den post voor rente
verlies enz. gerekend was en dat die 205.000.alleen
bestemd waren voor den eigenlijken bouw. Vandaar dat
de heer Seheltema zegt van niet en dat spreker zegt van
wèl.
Toen het zoover was heeft spreker gezegd: nu moeten
we alles op tafel hebben, en toen bieek ook werkelijk
dat men boven de 205.000.kwam. Aan enkele
posten, die reeds waren aanbesteed, was niets meer te
doen en ten slotte is men gekomen tot een bedrag, waar
door men niet komt tot een totaalbedrag van 230.000.-
en ook niet tot 225.000.De begrooting van de ar
chitecten kwam ten slotte op nog 11.000.minder
dan 225.000.dus het liep er nog niet zoo vreeselijk
uit. Doch Burgemeester en Wethouders hebben, vooral
op aandringen van den heer Seheltema als bouwkundige,
gezegd: laten wij voor alle securiteit niet alles er af laten
wat er precies af kan, maar een beetje achter de hand
houden, omdat wij niet weten of er achteraf misschien
nog wat noodig is. Als de Raad echter Burgemeester en
Wethouders op dit oogenblik nog een crediet wil geven
van 10.000.al hoopt spreker niet dat men dit zal
doen wanneer het college dus in totaal een crediet
krijgt van 215.000.dan kómt het slachthuis er en
als de Raad in totaal 212.000.toestaat, dan komt
het er ook. Burgemeester en Wethouders hebben wat
ruim en royaal gerekend; er zijn wel foefjes toe te pas
sen, maar dat hebben zij niet willen doen. De benoo-
digdheden voor het laboratorium van den keurings
veearts had men b.v. wel kunnen aanschaffen uit het
batig saldo van den tegenwoordigen keuringsdienst; dat
is ook een post van 2000.die niet op de oude be
grooting staat. Zoo had men ook kunnen doen met den
post voor meubilair. Burgemeester en Wethouders
hebben op de nieuwe begrooting echter alles gezet, wat
maar eenigszins noodig was en zij hebben daar boven
overheen nog een potje voor het breken er bij op gezet.
Zoo is het college gekomen tot het bedrag van
230.000.—.
Spreker meent hiermee de kwestie te hebben opgelost;
de afschuwelijke verwarring is ontstaan, doordat is ge
zegd dat de kosten voor de architecten er nog bovenop
komen.
Spreker kan den heer De Boer, die uitdrukkelijk vroeg
of men er nu met deze begrooting van 230.000.zal
komen, dus antwoorden: naar het weten van Burge
meester en Wethouders op dit oogenblik komt er geen
cent meer bij, ten minste als het abattoir er komt zooals
het nu gebouwd zal worden en men er geen rijweg enz.
bijhaalt. Alles is thans in dit bedrag begrepen, ook sa
larissen, meubilair, enz.
Als men nu vraagt: hebben de heeren Huurman en
Stok 25.000.verdiend? dan kan spreker daaromt-
trent heel andere cijfers geven. Het honorarium spre
ker wil er den nadruk op leggen dat dit ook gaat over
alle andere plannen zal voor die 2 menschen te zamen
bedragen 13.500.gerekend vanaf 11 April 1919.
Daarnaast komen dan de onkosten voor teekeningen van
het abattoir. Met het abattoir, dat indertijd was begroot
op 550.000.—, was men al zoover, dat alle teeke
ningen, bestekken, enz. al klaar waren; zelfs de detail-
teekeningen waren al gereed, zoover was men er al mee
doorgegaan. Zoo loopen dus die onkosten over alle
plannen en dit heeft tengevolge dat die kosten tot
11.400.zijn opgeloopen. De reiskosten zijn, met in
begrip van die kosten bij het tegenwoordig plan en den
nieuwen bijbouw, gefixeerd op een bedrag van 1300.
en zoo zijn dus alle kosten, aan de heeren Huurman en
Stok te betalen, van het begin af en tot het kant en klaar
zijn van het gebouw, doch met inbegrip van de nu voor
gestelde verbouwing van 5000.in totaal bepaald
op 26.200.—.
Ook die 5000.is aan den ruimen kant gehouden;
de kosten van de verbouwing zijn geraamd op 4600.
maar het college meende ook hier iets ruimer te moeten
rekenen. Burgemeester en Wethouders hebben over 't
geheel ruim gerekend, omdat zij werkelijk meenden dat
zij nu ook niet meer terug moesten komen.
Ten opzichte van de kwestie van het ijzerwerk zal de
Raad spreker wel permitteeren, dat hij op die al zeer
oude kwestie niet meer wenscht terug te komen. Spreker
wil den heer Van der Schoot alleen antwoorden dat men
hier 4 jaar geleden leefde onder heel andere toestanden,
doch die toestanden wenscht spreker thans niet meer
aan dezen Raad te gaan uitleggen.
De heer Van der Schoot: lk heb alleen gevraagd of
de gemeente wel meer aankoopen doet voor eventueel
uit te voeren werken.
De Voorzitter: In principe niet.
De heer Van der Schoot: Dat is mij dan ten minste
zeer aangenaam.
De heer K. de Boer: Mag ik nog mededeelen, naar
aanleiding van wat de heer Weima heeft gezegd, dat
ik het zeer op prijs zou stellen nader te hooren op welke
wijze dit lek in het stadhuis er gekomen is. Ik zou graag
willen dat deze zaak tot op den voet werd vervolgd.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 November 1923. 263
De Voorzitter: U spreekt over een lek in het stadhuis,
maar ik ben er zelf nog niet van overtuigd, dat hier een
lek in het stadhuis is.
De heer K. de Boer: Dat is misschien wel een beetje
sterk uitgedrukt, ja.
De Voorzitter weet werkelijk niet waar het wegge
komen is. Misschien is het via den heer Weima na te
speuren, maar spreker vindt het, eerlijk gezegd, ook niet
zoo heel erg, dat er iets is uitgelekt.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
10 (Agenda no. 13). Voortzetting der behandeling
van het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
wijziging van onderscheidene verordeningen betreffende
het openbaar lager onderwijs en van de verordening
op de school van Middelbaar Onderwijs voor meisjes
(bijlagen nos. 22, 27 en 30).
De Voorzitter memoreert dat de Raad den vorigen
keer bij de behandeling van de Verordening op het
Openbaar Lager Onderwijs in de gemeente (Ontwerp I
sub A van bijlage 22) is blijven steken in Titel V „Van
het buitengewoon lager onderwijs", na artikel 24. Bur
gemeester en Wethouders hebben van de gelegenheid
gebruik gemaakt om, onder intrekking van de betrek
kelijke artikelen uit bijlage 22, een ander voorstel bij den
Raad in te dienen. In bijlage 30 wordt n.l. voorgesteld
de artikelen 22 t/m 28 en 37 t/m 40 vast te stellen, zoo
als daarin is aangegeven.
Spreker zou dus willen voorstellen te doen alsof men
was gebleven bij Titel V en dus te beginnen bij art. 22,
zooals dat voorkomt in bijlage 30. De amendementen op
de ingetrokken artikelen zijn natuurlijk daarmee auto
matisch vervallen. Spreker wil nu aan de orde stellen
artikel 22, zooals dat thans luidt volgens bijlage 30.
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer K. de Boer wou niet over het artikel spreken,
maar wou graag een paar woorden zeggen naar aan
leiding van het begin van dezen raadsbrief, die begint
met „Nu de Raad de hoffelijkheid gehad heeft in de
vorige vergadering op verzoekenz." Over die
„hoffelijkheid" zou spreker graag een paar woorden
willen zeggen.
Spreker' gelooft niet dat het in het algemeen ge-
wenscht is in raadsbrieven aan dezen Raad van derge
lijke uitingen gebruik te maken, omdat daarin een zekere
agressieve toon doorklinkt, die spreker overigens wel
mag, maar die hij in een raadsbrief niet op zijn plaats
vindt.
Spreker vindt het noodig hier even op in te gaan. De
vorige vergadering heeft hij voorgesteld met de behan
deling der verordening door te gaan. Toen de wethouder
van Onderwijs meedeelde dat er een nieuw Koninklijk
besluit was gekomen met betrekking tot het onderwijs
van zwakzinnigen, heeft spreker voorgesteld met de ver
ordening door te gaan, maar dat gedeelte te laten liggen,
zooals wel meer gebeurt. De wethouder van Onderwijs
heeft toen een imbecillus ratio gegeven door te kennen
te geven dat hij zich te zwak gevoelde het voorstel te
verdedigen.
De heer Tulp (wethouder)Ho, ho.
De heer K. de Boer acht het in zoo'n geval niet op
zijn plaats te spreken van onhoffelijkheid van dat ge
deelte van den Raad, dat wenschte met de verordening
door te gaan. Spreker wil er op wijzen dat het hier meer
dan eens is gebeurd dat uit den Raad aanhouding van
een voorstel werd voorgesteld, omdat men het te kort
in zijn bezit had gehad en dat het dan ook dikwijls de
wethouder van Onderwijs is geweest, die steeds op be
handeling heeft aangedrongen. Dat is in Mei j.l. nog
gebeurd met de kwestie van het 7e en 8e leerjaar. Als
dit dan een hoffelijkheid van den Raad is, dan was het
toen zeer zeker een onhoffelijkheid van den wethouder
van Onderwijs om op behandeling aan te dringen.
De heer Tulp (wethouder) zal op de conclusie van
den heer De Boer niet ingaan, maar de heer De Boer
beweert dat spreker heeft aangevoerd dat hij te zwak
was om de verordening te verdedigen en dat is absoluut
niet waar. Wat spreker heeft gevraagd is niet van hem
zelf uitgegaan maar van de andere leden van het college.
Als men niet gewoon is de vergadering te leiden en men
moet dan ook nog aan een verordening als deze zijn
volle aandacht besteden, om; die te verdedigen, dan is
er toch niets tegen om met de behandeling van die ver
ordening nog 14 dagen te wachten. Men is hier verleden
jaar al mee begonnen en of de verordening nu 14 dagen
eerder of later klaar komt, doet niets ter zake. Spreker
heeft den Raad beleefd gevraagd of men hem ter wille
wilde zijn met de behandeling uit te stellen. Doch dit
was niet, omdat spreker zich te zwak gevoelde, zoo
zwak is hij niet.
De heer H. de Boer wenscht nu ook een paar woorden
te zeggen over het begin van dezen raadsbrief, wat be
treft de „hoffelijkheid". Spreker wenscht de verklaring
af te leggen dat hij den vorigen keer heeft gestemd tegen
het verzoek van den wethouder van Onderwijs, omdat
hij meende dat het gedeelte, waar dat Koninklijk besluit
betrekking op had, reeds was afgehandeld. Achterna is
spreker echter gebleken dat dit gedeelte toen niet af
gehandeld is geweest en hoewel hij de argumenten van
den wethouder van Onderwijs niet sterk heeft gevonden,
zou hij toch den vorigen keer, als hij toen had geweten
dat niet het heele stuk was afgehandeld, wel degelijk
voor aanhouding hebben gestemd. Spreker heeft zijn
stem toen dus verkeerd uitgebracht.
De heer Tulp (wethouder) kan niet anders dan een
groot verschil constateeren tusschen de heeren H. de
Boer en K. de Boer.
De heer K. de Boer: Dat is ook geen kwaad.
De heer Tulp (wethouder): Neen, maar ik constateer
het alleen maar.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Wordt voortgegaan met artikelsgewijze behandeling
van de Verordening op het Openbaar Lager Onderwijs
in de gemeente (bijlage no. 22, Ontwerp I, sub A) zoo
als die nader is gewijzigd in bijlage no. 30.
De artt. 2224 (bijlage 30) worden onveranderd
vastgesteld.
Art. 25 (bijlage 30).
De beraadslagingen worden geopend.
De heer H. de Boer: Hier staat in artikel 25 dat het
aantal kinderen per klas 17 zal bedragen. Nu is de een
stemmige meening onzer fractie, dat het niet wel doen
lijk is om aan 17 achterlijke kinderen goed onderwijs te
geven, zoodanig dat de kinderen daar ook werkelijk van
zullen profiteeren. Evenwel staan wij ook op het stand
punt dat wij wel eens even kunnen afwachten, hoeveel
aanvragen er komen voor de school voor achtelijke kin
deren. Wij zullen ons dus hier nu niet tegen verklaren;