264
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 November 1923.
alleen behouden wij ons het recht voor ik wil dat bij
voorbaat toch even zeggen dat, als werkelijk het
aantal kinderen per klas op 17 mocht komen, dan zeer
waarschijnlijk van ons een voorstel is te verwachten om
dat aantal per klas te verlagen, ook al zal dit gepaard
gaan met een verspelen van het rijkssubsidie. Omdat
wij echter niet weten hoe de zaak zal loopen, zullen wij
ons voorloopig hierbij neerleggen.
De heer Tulp (wethouder)U deelt mede wat de
meening van Uw fractie is, maar ik kan daar tegenover
stellen de meening van eenige hoofden en onderwijzers
aan scholen voor achterlijke kinderen te Rotterdam en
Den Haag. Natuurlijk, 16 is beter, maar een maximum
van 18 kinderen per klas is niet van dien aard dat men
dan kan zeggen: nu deugt het onderwijs niet. We moe
ten, helaas, ook op het onderwijs bezuinigen en nu stel
len Burgemeester en Wethouders voor als maximum 18
leerlingen in een klas te zetten. Maar ik ben het met U
eens dat het in de practijk erg zal meevallen; ik geloof
niet dat wij hier klassen van 18 zullen krijgen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Art. 25 wordt onveranderd vastgesteld.
Artt. 2628 (bijlage 30) en artt. 29 en 30 (bijlage
22) worden onveranderd vastgesteld.
Art. 31 (bijlage 22).
De beraadslagingen worden geopend.
De heer K. de Boer weet niet of Burgemeester en
Wethouders hebben stilgestaan bij een moeilijkheid, die
volgt uit wat hier staat: „Het schooljaar begint 1 Sep
tember". Weliswaar heeft de Raad niets te zeggen over
de regeling der vacanties, maar toch acht spreker het
wenschelijk deze opmerking te maken, dat het beter
was het zoo te regelen in het leerplan, dat Augustus de
vacantiemaand was. Men zal nu de kinderen nog, een
paar dagen voor de overgang plaats heeft, na de vacantie
in hun oude klas moeten zetten, terwijl er van die paar
dagen dan ook nog een vacantiedag, n.l. de 31 Augus
tusdag, afgaat. Spreker zou dus het college in overwe
ging willen geven het bij de behandeling van het leerplan
zoo te regelen, dat Augustus de vacantiemaand wordt.
De heer Tulp (wethouder) acht, wat de heer De Boer
zegt, in zooverre wel juist, dat men moet trachten uni
formiteit te krijgen in den begindatum van de scholen.
Maar hij kan het den heer De Boer niet per se beloven.
De heer K. de Boer: Voor alle scholen moet de begin
datum gelijk worden. Er moet overeenstemming in het
leerplan en in den begindatum zijn, daar moet het toe
komen.
De heer Tulp (wethouder) zal het, zoo mogelijk,
graag invoeren.
De beraadslagingen worden gesloten.
Art. 31 wordt onveranderd vastgesteld.
Art. 32 (bijlage 22).
De Voorzitter doet lecture van het amendement van
de heeren H. de Boer en K. de Boer (bijlage 27).
De beraadslagingen worden geopend.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi meent toch dat
bij de aangifte ook kan worden opgegeven door de
ouders op welke school zij hun kinderen het liefst zagen
geplaatst. Dit staat niet in 't artikel. Daarin staat alleen:
„Bij de aangifte kan worden opgegeven, voorzoover
de toelating wordt gevraagd tot de scholen voor ge
woon lager onderwijs, of voor de kinderen al dan niet
gemengd onderwijs wordt verlangd."
Er staat dus niet bij dat ook kan worden opgegeven aan
welke school men de voorkeur geeft. Spreekster zou dat
er zeer graag bij hebben.
De heer Tulp (wethouder) maakt mevrouw Buisman
attent op het volgende lid
„Na afloop van den termijn van aangifte wordt met
inachtneming voor zooveel mogelijk van het te kennen
gegeven verlangen de plaatsing der kinderen op de
onderscheidene scholen door Burgemeester en Wet
houders geregeld."
Men houdt dus zooveel mogelijk rekening met het te
kennen gegeven verlangen; men kan absoluut niet vast
beloven dat een kind daar en daar geplaatst zal worden,
maar zooveel mogelijk wordt er met het verlangen der
ouders rekening gehouden. In de practijk geschiedt dat
altijd.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi Ik zou het er
toch graag bij willen hebben. Wat U zegt kan toch alleen
slaan op den wensch of men gemengd onderwijs ver
langt of niet.
De heer Tulp (wethouder) Wij hebben hier niet
anders dan gemengd onderwijs.
Alevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Er kunnen toch
ook voor een niet-gemengde school genoeg aanvragen
komen. Dan zal men zoo'n school beschikbaar moeten
stellen.
De heer Tulp (wethouder)Dit slaat op alle scholen.
De ouders geven te kennen op welke school zij hun kin
deren graag wenschen.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Maar dat staat
hier niet; hier wordt enkel gesproken over gemengd of
niet gemengd, maar er staat niet dat men kan opgeven
welke school men voor zijn kind wenscht.
De heer Tulp wethouder)De Burgemeester zegt,
dat U gelijk hebt, dus zullen we de redactie wijzigen.
De heer M. Molenaar had ook inlichtingen willen
vragen over dezelfde kwestie. Hij meent dat er geen
eenstemmigheid is tusschen de toelichting tot het artikel
en het artikel zelf. In de toelichting staat
„Een voorschrift, om de gelegenheid te openen ook
van een voorkeur voor eene bepaalde school blijk te
geven, kan thans, nu alle scholen in wezen gelijk zijn,
vervallen."
Dus in de toelichting staat dat men geen voorkeur
wenscht te doen geven, terwijl de wethouder zegt dat
het artikel zelf dit wel toelaat. Spreker zou dit ook met
mevrouw Buisman pertinent in het artikel willen op
nemen.
Atevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Ik behoef toch
geen amendement in te dienen
De Voorzitter gelooft wel, als mevrouw Buisman het
aandurft, dat zij dit aan Burgemeester en Wethouders
kan overlaten. Spreker gelooft ook dat de heer Molenaar
gelijk heeft, dat het artikel iets anders zegt dan wat de
heer Molenaar en mevrouw Buisman bedoelen. Zij wil
len dat, wanneer er b.v. 5 scholen gelijk zijn en de een
hier en de ander daar ligt, men kan zeggen: die school
ligt voor mijn kind het geschiktst, daar wil ik het liefst
mijn kind op school hebben. Dat bedoelt mevrouw Buis
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 November 1923. 265
man en spreker gelooft dat daar niet eenig bezwaar te
gen is. Er zal dus tevens moeten kunnen worden opge
geven het nummer van de school, waarop men zijn kind
gaarne geplaatst ziet.
De heer Tulp (wethouder)Dat gebeurt ook in de
practijk.
De Voorzitter: Maar het staat niet in de verordening.
Spreker vraagt of ook nog een van de leden het
woord verlangt over het amendement van de heeren
De Boer.
De heer K. de Boer zou graag vernemen hoe Burge
meester en Wethouders oordeelen over het amendement.
De Voorzitter: Dat Burgemeester en Wethouders daar
niet in meegaan, is mijn aanteekening hier.
De heer Tulp (wethouder) zou gaarne van de heeren
De Boer willen vernemen, waarom zij dit amendement
hebben voorgesteld.
De heer K. de Boer: Mag ik den wethouder van On
derwijs dan beleefd verzoeken de toelichting tot het
amendement te lezen? U moet de stukken lezen.
De heer Tulp (wethouder) acht de bezwaren sterk
overdreven. Men beweert dat het voor de kinderen ge
weldig slecht is, als zij worden verplaatst, maar dat
gebeurt niet veel. In 8 of 9 maanden zijn er maar 7 of 8
kinderen verplaatst om het cijfer te houden voor de
subsidieregeling voor de onderwijzers. En men weet,
waarom de overplaatsing bij school 14 is geschied.
Verder zal de heer De Boer moeten toestemmen dat
de overplaatsingen hoofdzakelijk geschieden van school
a naar school b en ook dat het maar weinig voorkomt.
Het zou bepaald onverantwoordelijk zijn Burgemeester
en Wethouders dit recht te ontnemen, omdat dit voor
de gemeente een heel kostbare zaak zou wezen, waar
zij nu de boventallige onderwijzers ook al moet betalen.
In de practijk komt overplaatsing o zoo weinig voor.
De heer K. de Boer heeft er niet over gesproken of
het in de practijk veel of weinig voorkomt en gelooft
dat dit ook weinig ter zake doet, omdat in het artikel,
zooals het is voorgesteld, absoluut geen rem voorkomt
om het weinig te doen voorkomen.
De kwestie komt hier op neer. Wanneer een kind
midden in een leerjaar van de eene school naar de an
dere wordt overgeplaatst, lijdt het onderwijs onherstel
bare schade. Het kind wordt, dat staat vast, een stuk
teruggebracht en ook de klas, waarin het kind, dat
wordt overgeplaatst, terecht komt, ondervindt de nadee-
lige gevolgen ervan. Hier wordt nu alleen voorgesteld
de overplaatsingen niet midden in 't jaar maar alleen
aan het eind van het leerjaar te doen. Dan worden de
bezwaren tot de kleinste proporties teruggebracht.
De heer Tulp (wethouder): Een rem is natuurlijk niet
aangelegd, maar het gezond verstand van Burgemeester
en Wethouders is een rem. U voelt dat, als het niet
dringend noodzakelijk is, door Burgemeester en Wet
houders niet wordt verplaatst. Maar de gelegenheid
moet er zijn, vooral bij verhuizingen van de ouders b.v.
van den Harlingerstraatweg naar den Groningerstraat
weg. Voldoet men dan niet aan een verzoek tot over
plaatsing, dan is het al weer verkeerd. De meeste kin
deren worden op verzoek van de ouders, bij verhuizin
gen, verplaatst; dan wordt er altijd aan voldaan, 't Is
eigenaardig dat men dan nooit geen klachten hoort over
het onderwijs aan 't kind, maar wèl als het er om gaat
de gemeente te bevoordeelen.
Ik kan U verzekeren dat de zaak zoo goed mogelijk
wordt geregeld en er zoo oordeelkundig wordt gedis
tribueerd, dat het in de practijk geducht meevalt. Bij de
nieuwe distributie, waarbij men 700 kinderen heeft
moeten plaatsen, zijn bijna 40 overplaatsingen voorge
komen in het begin der cursus op verzoek van de ouders
en later niet weer. Dat was alleen voor verhuizingen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het amendement van de heeren H. de Boer en K. de
Boer wordt met 15 tegen 11 stemmen verworpen.
Vóór stemmen: de heeren Dijkstra, K. de Boer, Collet,
H. de Boer, Hooiring, Botke, O. F. de Vries, Tiemersma,
Muller, M. Molenaar en B. Molenaar.
Tegen stemmen: de heeren Visser, Fransen, Lauten-
bach, Tulp, Scheltema, mevrouw BuismanBlok Wij
brandi, de heeren Oosterhoff, Koopmans, Westra, IJ. de
Vries, Hofstra, Weima, Van der Schoot, Cohen en
Beekhuis.
Art. 32 wordt, met inachtneming van de door den
heer Tulp aan mevrouw Buisman gedane toezegging
omtrent aanvulling van het artikel, voorloopig onver
anderd vastgesteld.
Artt. 3336 (bijlage 22), artt. 37—40 (bijlage 30)
en art. 41 (bijlage 22) worden onveranderd vastgesteld.
Het amendement van de heeren H. de Boer en K. de
Boer op art. 39 is door de aanneming van het gewijzigd
art. 39 van Burgemeester en Wethouders vervallen.
Art. 42 (bijlage 22).
De Voorzitter doet lecture van het amendement van
de heeren H. de Boer en K. de Boer (bijlage 27) en
deelt mede dat Burgemeester en Wethouders hierin niet
meegaan.
Verder maakt spreker er den Raad op attent dat Bur
gemeester en Wethouders art. 42 sub II hebben gewij
zigd, zooals in bijlage no. 30 sub B a is aangegeven.
Het amendement van de heeren H. de Boer en K. de
Boer wordt met 15 tegen 11 stemmen verworpen.
Vóór stemmen: de heeren Dijkstra, K. de Boer, Collet,
H. de Boer, Hooiring, Botke, O. F. de Vries, Tiemersma,
Muller, M. Molenaar en B. Molenaar.
Tegen stemmen: de heeren Visser, Fransen, Lauten-
bach, Tulp, Scheltema, mevrouw BuismanBlok Wij
brandi, de heeren Oosterhoff, Koopmans, Westra, IJ. de
Vries, Hofstra, Weima, Van der Schoot, Cohen en
Beekhuis.
Art. 42 wordt, zooals het door Burgemeester en Wet
houders in bijlage no. 30 sub B o nader is gewijzigd,
vastgesteld.
Art. 43 (bijlage 22) wordt onveranderd vastgesteld.
Art. 44 (bijlage 22).
De beraadslagingen worden geopend.
De heer K. de Boer: Ik zou deze vraag willen stellen.
Waarom komt ik geloof dat het daarvoor is bedoeld
op de U. L. O. scholen een leeraar in zang als vak
onderwijzer? Ik zou zeggen dat, even goed als op de
gewone scholen de onderwijzers zangles kunnen geven,
dit ook op de U. L. O. scholen kan gebeuren.
De heer Tulp (wethouder)De heer De Boer beweert
dat dit evengoed kan, maar dat is absoluut niet waar.
De heer De Boer zal ook wel weten dat het geven van
zangonderwijs aan kinderen tot ongeveer 12 jaar lang
niet hetzelfde is als aan kinderen van 12 tot 18 jaar.