254 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 November 1923. zijn gebleven. Spreker zou die vraag in de eerste plaats willen zien beantwoord. De Voorzitter zegt dat de brief van den directeur een onderwerp van behandeling heeft uitgemaakt in de ver gadering van Burgemeester en Wethouders, doch dat deze eigenlijk meer hebben gelet op de zaak van het bouwterrein aan den Groningerstraatweg dan op het geen de directeur zegt over „Beter Wonen" en wat men daaromtrent moet nalaten. Ten aanzien van de door den heer Muller gewraakte zinsnede, die spreker even eens citeert, moet de directeur een overweging hebben. Hij zegt dan ook dit „Komt nu straks de ondernemer met het voorne men, de uitvoering ter hand te nemen, dan maakt de, door dezen aan te stellen deskundige, slechts gebruik van de door Gemeentewerken ontworpen gegevens, heeft verder niets te doen dan een bestekje te maken, de besteding te doen plaats hebben, en geniet dan een zeker percentage van het begrootings- of beste- dingscijfer. Dit is dan de tweede maal echter ten onrechte m. i. dat die kosten betaald moeten worden. Immers den opzichter, die Gemeentewerken bij uit voering zou aanstellen, zal ook de particuliere ar chitect of ingenieur noodig hebben, terwijl bovendien, wil men voor den gang van zaken verantwoordelijk zijn, ook van gemeentewege nog weer controleerend toezicht noodig is, alzoo wederom dubbele kosten." 1 Burgemeester en Wethouders nu hebben niet speciaal dit punt uit den brief van den directeur behandeld zooveel attentie hebben zij niet aan den brief geschon ken. De directeur zegt echter dat het beter is dat de gemeente rechtstreeks de straten aanlegt en dit niet door anderen laat doen, want, zegt hij, dan worden er twee maal kosten in rekening gebracht ten eerste maakt Gemeentewerken gewoonlijk een plan, hoe de straten moeten loopen en dan, als de boel al aardig voor elkaar is gaat de particulier hier „Beter Wonen" als voor beeld genoemd dat plan overnemen. De architect van die vereeniging heeft dan niets anders te doen dan, wat Gemeentewerken al heeft uitgewerkt, verder uit te werken en het bestek op te maken en hij geniet daar voor een zeker percentage van de bestedingscijfers als j honorarium. Gemeentewerken heeft dan echter al voor de helft de zaak in kalk en cement en daarom vraagt de directeur of het niet beter is dat Gemeentewerken het maar heelemaal doet en vestigt daarbij de aandacht op de manier, waarop het bij „Beter Wonen" is gebeurd. Burgemeester en Wethouders is het echter op dit oogen- blik niet mogelijk te zeggen of zij het in dezen volkomen met den directeur eens zijn. De heer Muller is uit dit antwoord niet veel wijzer geworden en had het laatste, wat de Voorzitter zegt, feitelijk wel verwacht. Want gesteld dèt het college het met het schrijven van den directeur eens was, dan had hij moeten constateeren dat, in weerwil daarvan, het toch heeft toegestaan en goedgekeurd dat de woning- vereeniging „Beter Wonen" de zaak heeft aangepakt, zooals zij ze zelf heeft aangepakt, n.l. met openbare aanbesteding. Spreker wil nu een andere vraag stellen, n.l. deze Kunnen Burgemeester en Wethouders dan ook mede- deelen de motieven die er toe hebben geleid dat er dergelijke ervaringen met het stratenplan van „Beter Wonen" zijn opgedaan? Als men dergelijke zinsneden in zoo'n stuk zet, moeten er toch ervaringen wezen. Spreker is niet bevoegd een en ander te beoordeelen, maar omtrent dit bepaalde werk toch wel eenigszins. En hij weet, als voorzitter der vereeniging, van niets. Wanneer hij de straten nagaat en de uitvoering van het werk ziet kan hij in vergelijking met wat de gemeente doet ook geen vermindering van'het werk zien; het mag misschien niet beter zijn, maar minder is het ook ab soluut niet. Kan het college dus ook meedeelen welke ervaringen ten opzichte van deze kwestie den directeur aanleiding hebben gegeven om te trachten in de toe komst verandering te brengen Wat de directeur zegt zooals door den Voorzitter naar voren gebracht is ook niet heelemaal juist, n.l. dat alles vooraf door Openbare Werken is gemaakt. Want alle teekeningen van het stratenplan, de langs- en dwarsprofielen enz., zijn alle zeer zeker door den architect van „Beter Wonen" gemaakt. Alleen zijn die teekeningen gemaakt in overeenstemming met de ge meentelijke verordening; zoo moeten ze naar het college van Burgemeester en Wethouders worden gezonden, om ze goedgekeurd te krijgen, Openbare Werken heeft ze na te zien. Is er dus absoluut wat op tegen, wat er is gebeurd en als er wat op tegen is, waarom is het dan niet ge wijzigd De heer Fransen (wethouder) gelooft dat de heer Muller de zaak iets verkeerd begrijpt hij beschouwt de woorden van den directeur als een verwijt aan „Beter Wonen" en spreker gelooft niet dat dit het geval is, maar dat Beter Wonen" het laatste voorbeeld was, dat de directeur voor oogen had op het gebied van het aanleggen van straten. Spreker persoonlijk is het vrij wel met den directeur eens, dat het veel beter is dat de gemeente de straten aanlegt dan particulieren, omdat Gemeentewerken toch eerst alle stratenplannen moet maken in verband met het aanwijzen van rioleeringen, kolken enz. De heer A^.uller zegt dat de architect van „Beter Wonen" het geheele stratenplan zelf heeft ge maakt, maar spreker weet niet of de heer Muller dat wel zoo heel secuur weet De heer Muller: De teekeningen. De heer Fransen (wethouder) gelooft dit niet. Hij gelooft dat drie vierden daarvan worden gedaan door Openbare Werken. Wanneer een particulier een straten plan maakt, komt de architect bij Openbare Werken meedeelen wat hij van plan is en daar worden dan ver schillende dingen en onderdeden, die van Openbare Werken moeten komen, vastgesteld, terwijl aan den betrokken architect een schets wordt overhandigd of een lichtdruk daarvan, die feitelijk al de teekening van het heele werk is. De architect kan dan de zaak maar overteekenen regel is dat Openbare Werken in elk geval voor den betrokken architect een schets van het plan van bestrating klaar maakt. Zoodat dus zooals de Burgemeester ook al zegt eerst heel wat onkosten worden gemaakt door Openbare Werken, terwijl dan nog door den architect al de onkosten in rekening worden gebracht voor werk, wat voor de grootste helft door Gemeentewerken is verricht en Openbare Werken ook nog toezicht moet houden bij de uitvoering der werken. De heer O. F. de Vries had op dat punt ook zelf nog het woord willen vragen, maar de heer Muller was hem voor. Hij onderschrijft, wat de heer Fransen aan het adres van den heer Muller heeft gezegd, dat de heer Muller het schrijven van den directeur absoluut onjuist heeft opgevat en dat de directeur „Beter Wonen" als laatste voorbeeld heeft genoemd, doch niet op mindere kwaliteit van het werk heeft gewezen. De directeur heeft een voorbeeld genoemd van het werk, waarvoor bij Openbare Werken teekeningen zijn gemaakt, dat is uitbesteed en waarvoor, behalve het honorarium van den architect, ook nog onkosten voor toezicht van den opzichter van gemeentewege moeten worden betaald. Op die manier komen er meer onkosten bij dan wanneer de straten rechtstreeks door Gemeentewerken worden aangelegd. Dat is de redeneering van den directeur der Gemeentewerken. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 November 1923. 255 De heer Muller is blij de ervaring op te doen dat het niet anders is geweest als wat de heer De Vries en de wethouder er van maken. Over 't algemeen is spreker het daarmee eens hij staat ook op het standpunt dat het veel beter is dat de gemeente het doet. Daar gaat het bij hem ook niet om en als hij de zinsnede van den directeur verkeerd heeft uitgelegd, dan is die kwestie nu van de baan. Alleen zou spreker dan dit verwijt aan het college van Burgemeester en Wethouders willen maken Had dan „Beter Wonen" niet in de gelegenheid gesteld dit te doen. Dat had het college toch in de macht gehad, het heeft toch toegestaan dat „Beter Wonen" heeft gewerkt op de wijze, waarop het heeft gewerkt. Overigens, aldus spreker, nog een kleine opmerking. Wij hebben steeds op dit standpunt gestaan, dat de ge meente in dit geval de zaak moest aanpakken. Maar teen wij onze eerste aanvrage voor dit stratenplan in dienden, is ons gezegd, dat dit niet kón, omdat de grond niet van de gemeente maar van ons was. Later is dit weer gewijzigd, toen kon het wel weer door de ge meente gebeuren. Zoo is de zaak verschillende keeren van Openbare Werken naar „Beter Wonen" gegaan en omgekeerd. En het gevolg is geweest, zooals U zich zult herinneren, dat tot Mei het trottoir aan de Jacob Binckesstraat De Voorzitter: Ik zou nu maar liever naar de scheeve tip aan den Groningerstraatweg terug gaan. De heer Muller Het gaat alleen om den gang van zaken bij „Beter Wonen" recht te zetten. De Voorzitter: Er is eigenlijk niemand, die heeft ge zegd dat die scheef was. De heer Muller: Dat weet ik niet. De Voorzitter: Vertrouwt U 't zaakje niet De heer Muller: Ja, ik vertrouw het best. De heer Fransen (wethouder) wil alleen nog even terug komen op het verwijt van den heer Muller aan Burgemeester en Wethouders, dat zij vroeger den aanleg door particulieren wel hebben toegestaan. Burgemeester en Wethouders hebben vroeger altijd het idee gehad ten minste dat vermoedt spreker de menschen zoo veel mogelijk ter wille te zijn. Maar nu moet men er het college geen verwijt van maken, wanneer het nu meent dat het beter is het anders te doen, gezien de onder vinding. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 8 (Agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van het reglement op het bestuur van de Stads-Armenkamer en van de salaris verordening 1919 bijlage no. 31). Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 9 (Agenda no. 12). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om hun een crediet te verleenen voor de uitbreiding van de bijgebouwen van het in aanbouw zijnde slachthuis en tot wijziging der gemeentebegrooting en der begrooting van het bedrijf der gemeentewerken, dienst 1923. Dit voorstel luidt als volgt Zooals U uit het voorloopige antwoord door den wethouder meer in het bijzonder belast met de zaken betreffende de centrale slachtgelegenheid in Uwe ver gadering van 6 dezer gegeven op de vraag van den heer E. Weima is gebleken, zal het crediet van 205.000. dat voor den bouw dezer inrichting is toegestaan, moeten worden verhoogd. Wij veroorloven ons hiervan de vol gende uiteenzetting te geven. 1. Als gevolg van een door Gedeputeerde Staten gemaakte opmerking werd van de oorspronkelijk opge zette begrooting een bedrag van 10.000.voor ma chinerieën geschrapt. Dit bedrag, door de architecten op hunne begrooting gebracht onder toevoeging van de woorden „reeds aanwezig", is ten onrechte aangezien als benoodigd voor aankoop, terwijl het uitgetrokken was voor vervoer en montage van het vroeger gekochte ijzerwerk. Het is derhalve ten onrechte niet overgenomen. 2. Gebleken is de wenschelijkheid van eenige ver ruiming van enkele lokalen, zoodat het noodig zal zijn voor een beter functionneeren van het bedrijf eenigszins van het bouwplan af te wijken. Deze afwijking omvat het keurlokaal met z.g. vrijbank, het schaftlokaal, het wasch- en kleedlokaal en de ruimte voor de verificatie, die beter alle iets grooter kunnen worden gemaakt. De mogelijkheid wordt dan ook geopend om het buffet in de cantine voor het verstrekken van koffie e. d. te ver pachten. Met deze ruimere uitvoering zal een bedrag van 5000.gemoeid zijn. 3. Aan den deskundige der gemeente voor de cen trale slachtgelegenheid moet wegens honorarium, reis- en verblijfkosten 1500.worden betaald. Op deze uitgaaf is bij de begrooting niet gerekend. 4. De meeste begrootingsposten kunnen, nu ver schillende aanbestedingen zijn gehouden, in definitieve cijferposten worden omgezet; teneinde weder een over schrijding van het door Uwe Vergadering te verleenen verhoogde crediet te voorkomen, hebben wij voor alle zekerheid enkele posten, die nog moeten worden aan besteed, een weinig verhoogd; hiertoe behooren o. a. de posten electrische geleidingen en stoom- en water leiding; bij elk dezer hebben wij 1000.gevoegd. Rest derhalve te verklaren een hoogere crediet-aan- vrage van 6500. Deze is ontstaan o. a. door verhooging der aanne mingssom van het gebouw en het betonwerk met onder scheidenlijk 1500.en 510.daar besloten is het hoofdgebouw iets hooger te plaatsen in verband met den hoogsten waterstand ter plaatse. Doordat het volgens het voorloopig vastgestelde uitbreidingsplan noodzakelijk bleek het geheele gebouwencomplex eenigszins achteruit te schuiven, zijn meerdere kosten ontstaan ten bedrage van 420. Een samenvatting van het vorenstaande doet zien, dat het bedrag, waarmee het crediet zal moeten worden verhoogd, derhalve als volgt is samengesteld 1. Vervoer en montagekosten van reeds vroeger gekocht ijzerwerk met enkele verandering daaraan10.000. 2. Door Uwe Vergadering te besluiten uitbreiding van schaftlokaal, keurlo kaal, enz5.000. 3. Honorarium enz. deskundige der ge meente voor alle plannen 1.500. 4. Verhooging der begrooting voor gelei dingen e. d. met2.000. 5. Verhooging van het hoofdgebouw en achteruit schuiven van het gebouwen complex 2.500. 6. Diverse tegenvallers2.500. 7. Een verhooging van den post onvoor zien voor alle zekerheid met 1.500. 25.000.— De architecten hebben ons de uitdrukkelijke verze kering gegeven, dat zij van meening zijn, dat, gezien de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1923 | | pagina 7