390 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1923
Voortzetting der vergadering op Zaterdag 29 December.
Vervolgens wil spreker in dit verband ook wijzen op
een uitlating in het verslag van den schoolarts op bladz.
14 over de stofbestrijding in de scholen, vooral in de
gymnastieklokalen. De schoolarts wijst ook inderdaad
op een proef met stofzuigers en zegt dan:
„Verder zou het zeer wenschelijk zijn dat in alle
lokalen de naden werden geolied. Algemeen invoeren
van gymnastiekpantoffels zou reeds veel minder stof
in de lokalen brengen."
Misschien dat dit voor het college aanleiding kan wezen
om alsnog de gymnastiekpantoffels tot de leermiddelen
te rekenen, vooral omdat het een hygiënisch belang is.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi heeft wel begre
pen dat het rapport over de reorganisatie van den ge
neeskundigen dienst, waarover de heer O. F. de Vries
sprak, ook handelt over het punt Moederschapszorg,
maar zij weet niet in hoeverre dit verband houdt met
hetgeen zij hier 2 jaar geleden heeft gesproken. Er is
wel gesproken over consultatiebureaux die in het Mi
litair Hospitaal zouden kunen worden gevestigd, maar
er is nog een ander gedeelte van Moederschapszorg. Er
is indertijd gezegd dat Moederschapszorg zoo'n groot
gebied omvatte, maar spreekster heeft indertijd over
twee dingen gesproken: het inrichten van consultatie
bureaux en een betere behandeling van behoeftige
kraamvrouwen. Over dit laatste handelt, voor zoover
zij weet, het rapport heelemaal niet. Toch zal daar nu
zeker eenigszins in moeten worden voorzien. Voor 2
jaar is naar Burgemeester en Wethouders om prae-ad-
vies gegaan een voorstel van spreekster, dat ongeveer
zoo luidde, dat Burgemeester en Wethouders zich in
verbinding zouden stellen met het Bestuur van het
Groene Kruis om zoo mogelijk tot overeenstemming te
geraken omtrent de behandeling van behoeftige kraam
vrouwen door kraamverzorging door het Groene Kruis,
waarbij ook dezelfde hulpmiddelen zouden worden ver
strekt als aan de leden. Daar is nu 2 jaar over verloopen,
doch er nog nooit een prae-advies gekomen. Spreekster
vindt dat heel jammer, omdat het hier iets betreft dat
de gemeente betrekkelijk weinig zal kosten en waarmee
zij een heel goed werk doet. Spreekster zal niet in her
haling treden hoe het er voorstaat en hoe een dergelijke
behandeling verbetering kan brengen, maar zij wil er
even op wijzen dat de Raad toch veel eerder prae-ad
vies had moeten ontvangen. Voor de nieuwe leden wil
spreekster nog zeggen dat het de bedoeling is dat aan
de behoeftige vrouwen dezelfde hulpmiddelen worden
verstrekt als aan de leden van het Groene Kruis, terwijl
er bij dient te worden bepaald dat zij na de geboorte van
het kind gedurende 14 dagen hulp krijgen van een wijk
verpleegster, 3 X per dag. Wanneer de gemeente daar
voor dezelfde onkosten zou krijgen als de leden, zouden
deze bedragen voor twee weken twee maal 3.plus
nog 2.50 voor het lidmaatschap; men zou echter ook
een overeenkomst voor de geheele gemeente kunnen
sluiten met het Groene Kruist Hier moet echter in elk
geval in worden voorzien. Spreekster meent dat deze
oplossing de gemeente betrekkelijk weinig zal kosten,
terwijl ze ons een heele groote stap in de hygiënische
richting zal brengen. Spreekster zou willen vragen of er
werkelijk al overleg is gepleegd met het Bestuur van
liet Groene Kruis. Zij vreest van niet, anders toch zou
zij er allicht iets van hebben gehoord. Maar deze zaak
is toch van te groot belang om aan den kapstok te
worden gehangen.
De heer Tulp (wethouder) hoort dat de heer K. de
Boer in de eerste plaats vraagt naar de schoolverpleeg-
ster en de schooltandarts. Hij verwijt het college of
spreker dat den vorigen keer het instiutut schooltandarts
niet is aangenomen omdat het niet voldoende was voor
bereid. Spreker moet dat verwijt terugkaatsen naar hem,
die t zei: de zaak was heel goed voorbereid, maar is
om kleine formaliteiten afgewezen. Een principieele be
strijding hebben we hier den vorigen keer niet gehad.
Er was alleen een verschil tusschen den Raad en Bur
gemeester en Wethouders. Burgemeester en Wethouders
oordeelden dat, als het instituut er komt, met den school
tandarts en de schoolverpleegster gemakkelijker een
verordening in elkaar is te zetten dan wanneer men het
oordeel van die menschen niet had. Daarop is toen de
zaak gestrand en was dat niet gebeurd, dan was het
instituut al lang in werking geweest. Spreker weet echter
niet wat er in den tegenwoordigen tijd van bezuiniging
nog van tot stand komt. De zaak is bij het nieuwe college
opnieuw aan de orde gebracht, op 't oogenblik circu-
leeren de stukken bij de wethouders en binnen zeer kor
ten tijd komt de zaak weer in bespreking bij Burge-
j meester en Wethouders.
De heer De Boer spreekt over het handenwasschen
van de kinderen en zegt dat er geen handdoeken be
schikbaar zijn. Spreker vindt het zoo eigenaardig dat hij
persoonlijk daar niets van weet en dat hij zooiets hier
moet hooien. Als men bepaalde wenschen heeft laat men
dan bij den wethouder komen, die dan de zaak wil
onderzoeken en bevorderen ook. Of het in de practijk
zooveel zal geven, of de kinderen dan wel, nadat ze van
de W.C. komen, hun handen zullen wasschen, is voor
spreker een open vraag. Maar hij is er persoonlijk niet
mee op de hoogte dat er geen handdoeken worden ver
strekt. Voor hem is er geen beletsel om die te ver
strekken.
Wat de heer De Boer zegt over het stof in de gym
nastieklokalen, daarmee is spreker het volkomen eens.
Hij wil ook zooveel als in zijn macht is doen om daaraan
tegemoet te komen. Vandaar ook het voorstel om stof
zuigers aan te schaffen, vandaar verder, zooals hij reeds
heeft verteld, dat de planken van de vloeren zoo dicht
mogelijk tegen elkaar worden gebracht en de vloeren
worden geolied. Over het verstrekken van gymnastiek
pantoffels zal spreker niet meer spreken. Dat is pas
verworpen en spreker staat niet op het standpunt dat
men daarvoor een uitgaaf van 7000.a 8000.—
mag voteeren. Dat is verschil van meening tusschen den
heer De Boer en spreker. Spreker vindt gymnastiek
pantoffels wel nuttig, maar hij acht zich niet verant
woord daarvoor een dergelijke uitgaaf te doen.
De Voorzitter antwoordt den heer Tiemersma dat
Burgemeester en Wethouders altijd met belangstelling
den loop van zaken aan deze badinrichting hebben ge
volgd. Zij hebben ook de lijsten, aangevende het gebruik
dat er op de verschillende dagen van is gemaakt, be
studeerd. Spreker meent echter de leden uit den waan
1c moeten helpen dat deze inrichting niet zooveel kost.
Gelukkig is de opbrengst zoo, dat daaruit de loopende
uitgaven kunnen worden betaald, maar men zal hebben
gezien dat noch voor afschrijving, noch voor rente en
aflossing een post op de begrooting is gebracht, zoodat
de uitgaven zeer geflatteerd zijn. Nu is de indruk van
den heer Tiemersma dat de zaak uit zou kunnen. Ja,
ze kan ook uit in zooverre dat, wat aan den eenen kant
wordt gebeurd, aan den anderen kant voor onderhoud
wordt besteed, maar voor rente en aflossing is er geen
cent. Het is mogelijk dat de exploitatie in de practijk
nog iets meevalt, maar of de inrichting uit zal kunnen
is dan nog een tweede kwestie. Daarnaar is de zaak
echter ook niet opgezet.
Spreker wil wel toezeggen dat Burgemeester en Wet
houders graag de oogen open zullen houden ten op
zichte van de vraag of het noodig zal zijn een tweede
badinrichting te stichten. Om daartoe nu al een voorstel
te doen, zooals mevrouw Buisman zou willen, moet
spreker ten sterkste ontraden; het lijkt hem toe dat de
Raad thans nog niet kan beoordeelen dat de tijd ge
komen is om reeds direct over te gaan tot het stichten
van een tweede badinrichting. Om daarover eenigszins
zuiver te kunnen oordeelen mag deze inrichting eerst
wel een jaartje werken. Zij werkt nog geen halfjaar, laat
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1923. 391
Voortzetting der vergadering op Zaterdag 29 December.
men dus eerst nog eens een jaar afwachten.
Ten opzichte van de kwestie Moederschapszorg kan
spreker niet precies zeggen hoe 't daarmee zit. Hij wil
echter mevrouw Buisman toezeggen dat die zaak in de
eerstvolgende vergadering van het college zal worden
besproken en dat het college aan het door mevrouw
Buisman bedoelde overleg zijn aandacht zal schenken.
Ten slotte wil spreker in verband met
Volgno. 261. Subsidie aan het bestuur van het
Diaconessenhuis3000.
welke post wederom op de begrooting is gebracht, er
ep wijzen, dat het wel noodig zal zijn dat de boek
houding van het Diaconessenhuis wordt gewijzigd, op
dat degemeente een beter overzicht zal krijgen of dit
subsidie werkelijk wel noodig zal zijn. Men moet dat
werkelijk kunnen nagaan, maar het is tot nu toe niet
kunnen blijken. Burgemeester en Wethouders hebben
het bedrag nu weer op de begrooting gezet, in de hoop
dat het volgend jaar misschien een betere boekhouding
zal worden gevoerd, waaruit dan ook een beter overzicht
zal kunnen worden verkregen. Het betreft hier werkelijk
een belangrijke instelling, maar de gemeente geeft
daarvoor ook een belangrijk bedrag. Daarom verwacht
spreker dat het bestuur wel gevolg zal geven aan wat
hij nu heeft gezegd.
De heer K. de Boer is niet erg tevreden over het ant
woord van den wethouder van Onderwijs betreffende
het verstrekken van handdoeken voor het handen was
schen in de school. De wethouder zegt het spijt mij
dat ik daar niets van weet en dat ik dat hier moet
hooren. Maar spreker kan het niet helpen dat de wet
houder het verslag van den schoolarts niet heeft ge
lezen dit is niet alleen aan spreker, maar in eerste
instantie aan Burgemeester en Wethouders uitgebracht.
Het is in de eerste plaats het werk van Burgemeester en
Wethouders om van dat verslag nota te nemen. Zoodat
spreker dat verwijt niet kan aanvaarden doch het weer
naar den wethouder van Onderwijs moet terugkaatsen.
Verder kan spreker de houding van Burgemeester en
Wethouders omtrent het vraagstuk van den school
tandarts ook niet toejuichen. Hij krijgt den indruk dat
Burgemeester en Wethouders hebben gezegd Wij
achten de verordening, zooals die door ons den Raad
is aangeboden, volkomen in orde, de Raad heeft haar
teruggestuurd om met wijzigingen te komen, wij kunnen
daar niet aan voldoen, dus houden wij de zaak maar
hier. Spreker gelooft niet dat dit een goede gedachten-
gang is. Hij kan zich de discussies niet meer precies
herinneren, weet ook niet hoe de stemmenverhouding
toen was, maar meent toch dat, als de verordening be
treffende de schooltandarts toen in stemming was ge
komen, zij dan verworpen was. Spreker meent dus dat,
hoewel men er prijs op stelde dat de verordening op
den schooltandarts tot stand kwam, men toen heeft ge
zegd dat zij terug moest naar Burgemeester en Wet
houders, omdat men dat het eenige redmiddel voor de
verordening achtte. Misschien dat de heer Tulp dat even
zal willen nagaan, of misschien niet de bezwaren voor
een kleine meerderheid van den Raad onoverkomelijk
waren en dat daarop de verordening is gestrand.
Naar aanleiding van de woorden van den wethouder
meent spreker nu te mogen verwachten dat men binnen
zeer kort bestek deze zaak weer in den Raad zal krijgen,
het zij al of niet gewijzigd, en dat de wethouder verder
aan de zindelijkheid in de scholen zijn volle aandacht
zal schenken en dus in het vervolg van het verslag van
den schoolarts van het begin tot het eind kennis zal
nemen.
De heer Tulp (wethouder) zegt dat hij dit verslag
heeft gekregen en ook heeft gelezen, maar dat hem
misschien die eene klacht is ontgaan. Als men echter het
verlanglijstje van den schoolarts ziet, dan kan spreker
daar toch niet heelemaal aan voldoen. Hij wil echter
heel graag aan de zindelijkheidskwestie in de scholen
zijn aandacht schenken.
De heer De Boer spreekt over de houding van Bur
gemeester en Wethouders, maar hij zal moeten toestem
men dat het nieuwe college de zaak eerst onder de oogen
moet zien. Dat wordt op 't oogenblik door den wet
houder gedaan. Spreker kan niet zeggen: er komt een
nieuw voorstel betreffende den schooltandarts. Dat
hangt af van de besprekingen en de stemming bij Bur
gemeester en Wethouders.
Er zijn den vorigen keer absoluut geen bezwaren ge
weest tegen het voorstel van Burgemeester en Wet
houders als zoodanig, alleen misschien een enkel prin
cipieel bezwaar van den heer Ij. de Vries
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi Van den heer
Dijstra.
De heer Tulp (wethouder) maar dat was dan
toch enkel een principieel bezwaar. De kwestie, waarop
cie verordening is gestrand, was echter deze, dat de
heeren eerst wilden hebben een verordening, voordat
het instituut werd ingevoerd, en dat Burgemeester en
Wethouders eerst de personen wilden benoemen en dan
een verordening maken. Dat was het groote verschil.
De heer Tiemersma zal direct geen voorstel indienen
om een tweede badinrichting te stichten, omdat feitelijk
de bedoeling voorzit om in die richting werkzaam te
zijn en door het college te kennen is gegeven dat, slaagt
deze badinrichting, dit dan ook de bedoeling is. Spreker
meent dit zoo te moeten beschouwen dat dit slagen niet
zal afhangen van de financieele uitkomsten en waar dat
het geval is, vertrouwt hij, dat de zaak in de goede rich
ting zal gaan.
De heer K. de Boer: Ik wil nog deze opmerking ma
ken, dat ik hoop dat wij van Burgemeester en Wet
houders spoedig een voorstel in den Raad kunnen ver
wachten. Gebeurt dit niet, dan zullen wij genoodzaakt
zijn zelf met een initiatief-voorstel te komen.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi heeft nog niets
gehoord over de commissie voor de zweminrichting.
De Voorzitter: Ik moet eerlijk zeggen, ik weet het niet.
En de wethouder, dien het aangaat, kan niet antwoor
den, omdat het voor zijn tijd is gebeurd.
De heer Dijkstra wil er wel iets van zeggen, omdat
de Voorzitter het zich niet meer herinnert, hoewel hijzelf
ook niet meer precies alles weet. Zijn buurman hier
zegt al: „daar zit de schuldige",'maar zoo gaat het, elk
op zijn beurt.
De moeilijkheid van het vraagstuk was, dat er bij
deze zaak verschil van meening was: moet men komen
tot oprichting van een bad- en zweminrichting of moet
men een eenvoudige zweminrichting trachten te krijgen?
Het laatste was sprekers meening, vooral ook
omdat het vraagstuk van een zweminrichting dan
veel eenvoudiger wordt Er is indertijd ook in debat
gebracht het idee om een zweminrichting te maken
aan de Wielen. Eén ding is jammer, dat men de
Wielen niet wat dichter bij Leeuwarden kan trekken.
Als men daar niet te maken had met het bezwaar van
den afstand, was dit een uitstekende oplossing, die wei
nig kosten zou meebrengen. Toen is, naar aanleiding
van een motie, die spreker heeft voorgesteld, naar spr.
meent de wenschelijkheid uitgesproken om de zaak te
onderzoeken in overleg met Openbare Werken. Dit is
gebeurd en de zaak is alleen gestrand op het feit, dat
hier niet zoo gemakkelijk een plaats was te vinden voor