396 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1923
Voortzetting der vergadering op Zaterdag 29 December.
van een nieuwe bewaarschool. Deze zou gebouwd wor
den op het terrein bij het Zuiderplein, tengevolge waar
van een aantal woningen zou moeten worden ontruimd.
Daar deze woningen echter moeilijk aan den woning-
dienst konden onttrokken worden, is deze zaak voor-
loopig uitgeschakeld. Op een vraag, hoe het nu met deze
zaak stond, werd spreker geantwoord dat een nieuw on
derzoek zou worden ingesteld naar de noodzakelijkheid
van het bouwen van een nieuwe school. Is dat onder
zoek reeds ingesteld?
De heer Tulp (wethouder) antwoordt, dat hij persoon
lijk een onderzoek heeft ingesteld en daarbij niet de
overtuiging heeft gekregen dat de bouw van een nieuwe
school noodig is. Doordat in Mei altijd een groot
getal aanvragen inkwam, kwam men dan wel ruimte
te kort, maar dan kwamen na September, als de toela
ting voor de lagere scholen had plaats gehad, weer zoo
veel plaatsen vrij, dat men aan alle aanvragen kon vol
doen. Bovendien stuit men nog steeds op het gebrek
aan ruimte. Als men een onderdak had voor die 23 ge
zinnen aan het Zuiderplein, zou men nog eens nader
kunnen praten.
De heer Tieniersma geeft toe dat die woningen moeilijk
kunnen worden ontruimd. Op datzelfde bezwaar stuitte
men het vorig jaar ook reeds. Toen heeft spreker echter
gezegd: zoek dan een ander terrein. Daarop is de vraag
opgeworpen of de bouw van een nieuwe school wel
noodzakelijk was en is een onderzoek naar die kwestie
toegezegd. Nu is de aanvrage om een nieuwe school al
eenige jaren oud en de kinderen, waar toendertijd een
school voor werd aangevraagd, een 125-tal, zullen nu
wel niet meer voor bewaarschoolonderwijs in aanmer
king komen. Daarom zag spreker gaarne opnieuw een
onderzoek ingesteld bij de bewoners van het zuidelijk
deel der stad, hoe groot de behoefte aan een bewaar
school is. En als dan de noodzakelijkheid van een nieuwe
school blijkt, laat men dan een ander terrein zoeken.
De heer Dijkstra vraagt nog de aandacht voor een
andere zaak. Als men bewaarscholen heeft, moet men
ook bewaarschoolonderwijzeressen hebben. Nu was er
indertijd hier een cursus, financieel gesteund door de
Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, die onderwijze
ressen voor de bewaarschool opleidde.
Toen deze maatschappij haar steun aan de cursus
onttrok, is de cursus opgeheven, zoodat er thans in deze
gemeente geen instituut voor de opleiding van bewaar
schoolonderwijzeressen bestaat. Spreker vraagt daarom
of het geen tijd wordt, dat maatregelen worden geno
men om te komen tot een nieuwen cursus. Het is toch
niet verantwoord dat men straks geen menschen meer
voor het bewaarschoolonderwijs heeft, die opleiding
hebben genoten?
De heer Tulp (wethouder) herinnert zich niet dat een
onderzoek, als door den heer Tiemersma werd bedoeld,
is toegezegd. Spreker wil zulks echter nu wel doen; hij
zal ook trachten een andere plaats in het zuidelijk deel
der stad te vinden, indien het onderzoek inderdaad uit
wijst, dat voor de toekomstige school ook bezoek is te
wachten.
Wat de vraag van den heer Dijkstra betreft: onder
het vorige college, tijdens het wethouderschap van den
heer Schoondermark, is besloten den cursus te laten
doodbloeden, daar er een Rijksregeling was te wachten.
Verleden jaar is gebleken dat het Rijk deze zaak niet
ter harte zal nemen. Toch heeft men den cursus maar
laten verloopen.
De beteekenis van den cursus voor het bewaarschool
onderwijs was niet zoo groot als de heer Dijkstra doet
voorkomen. Uit de gegevens van de laatste 10 jaren
blijkt dat, tenminste als spreker zich niet al te zeer ver
gist, jaarlijks 2y2 a 3 onderwijzeressen werden afge
leverd aan de gemeente. Voor de buitengemeenten is het
getal nog kleiner. Handhaaft men den cursus voor ge
meenterekening, zoodat deze dus de volle kosten moet
dragen, dan zou dit de gemeente komen te staan op
3000.'s jaars, dus iedere juffrouw op 1000.
Ook in Groningen is de cursus opgedoekt. Uit infor
maties bij den wethouder aldaar bleek, dat men daar
bezig is een overeenkomst te sluiten met de omliggende
gemeenten. Misschien kan daaronder dan ook Leeuwar
den worden begrepen, om gezamenlijk een cursus in
stand te houden. Nu meent spreker dat het wel niet best
gaan zal vanuit Leeuwarden een cursus in Groningen
te volgen, maar er wordt nog over deze zaak geconfe
reerd. Vermoedelijk zal wel binnen niet al te langen tijd
een voorstel bij den Raad zijn te wachten, zoo mogelijk
om den cursus te doen herleven.
De heer Dijkstra herhaalt dat de gemeente groot be
lang bij een dergelijken cursus heeft. Op 't oogenblik
is de toestand zoo, dat de leeraressen van de vroegere
cursus gratis onderwijs geven. Dat is toch niet te vergen
De Voorzitter wil even een kleine toelichting geven
op de mededeeling van den heer Dijkstra, dat de leera
ressen thans gratis onderwijs geven. Men zou daaruit
misschien verkeerde conclusies trekken. De zaak is al
leen dat een paar leerlingen, die nog geen examen had
den kunnen doen, nog gratis worden voortgeholpen, op
dat ze nog aan het examen kunnen deelnemen. Dat is
de heele gratis opleiding.
Wat nu betreft de kwestie omtrent een nieuwe H.B.S.
en een nieuwe bewaarschool, speciaal de laatste het
is bekend dat het terrein bij de Keizershui!rt niet kan
gebruikt worden. En nu kan men wel zeggen, dat dan
een ander terrein moet worden gezocht in het zuidelijk
deel van de stad, maar het is toch ook voldoende be
kend dat de gemeente daar geen terreinen heeft. Dadelijk
over de spoorlijn komt men in een andere gemeente.
Men behoeft dus niet te kijken naar terreinen voor een
bewaarschool of voor een H. B. S. in dit deel van de
stad. Als Leeuwarderadeel niet zoo dicht aan de stad
grensde, was de oplossing heel gemakkelijk: dan
bouwde men onder Huizum een nieuwe school en dan
kon school 12 geheel H. B. S. worden; met de beneden
lokalen er bij zou dat dan wel gaan. Men had dan een
H. B. S. in het centrum der stad, niet ver van 't station.
Dus een heel aardige oplossing. Nu kan dat echter niet,
.doordat de beide gemeenten elkaar zoo dicht op de
hielen zitten. Men zorgt natuurlijk wel dat er geen con
flicten komen, maar het brengt toch heel wat last en
kosten mee en daar denkt het groote publiek in den
regel niet aan.
De heer Tiemersma merkt op dat de post „School
reisjes" onder volgno. 457, thans op 700.is uitge
trokken, niettegenstaande hij het vorig jaar op 1000.—
is gebracht.
De heer Tulp (wethouder) antwoordt, dat hier blijk
baar een vergissing heeft plaats gehad. Inderdaad is de
post het vorig jaar bij amendement op 1000.ge
bracht. De bedoeling is dus ook thans weer een even
groot bedrag uit te trekken.
De heer K. de Boer had dezelfde opmerking als de
heer Tiemersma willen maken. Hij wenschte er echter
nog iets aan toe te voegen. Hem is ter oore gekomen
dat door Burgemeester en Wethouders zou zijn verbo
den meerdaagsche schoolreisjes te maken. Nu weet spr.
niet wie in dezen bevoegd is, de Raad of Burgemeester
en Wethouders; hij zal ook niet eenig voorstel indienen,
maar wèl wil hij vragen aan Burgemeester en Wethou
ders: maak van dit verbod niet een vasten regel. Vooral
voor kinderen van het 7e en 8e leerjaar acht spreker
het van beteekenis dat ze af en toe eens een meer-
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 27 December 1923. 397
Voortzetting der vergadering op Zaterdag 29 December.
daagsch reisje maken, b.v. naar Artis of het Rijksmu
seum. Een uitgaaf voor een dergelijk reisje acht hij zeer
coed verantwoord. Men moet zich niet op het standpunt
stellen dat dergelijke schoolreisjes eigenlijk maar plei-
zierreisjes zijn voor de onderwijzers. De onderwijzers
hebben daarbij immers groote zorgen en verantwoorde
lijkheid.
De heer Tulp (wethouder) deelt mede dat een be
paald verbod niet is uitgevaardigd. Maar wel staat spr.
tegenover meerdaagsche schoolreisjes zoodanig dat, als
er een hoofd komt en die vraagt verlof tot het houden
van een meerdaagsche reis met kinderen van 9, 10, 11,
en 12 jaar, dan is spreker daar tegen. De omgeving van
Leeuwarden en de provincie Friesland zijn zoo mooi en
zoo leerzaam, dat de kinderen heusch niet naar Holland
behoeven te gaan. Verder vindt spreker dergelijke reisjes
voor jonge kinderen heusch niet zoo leerzaam. Daarvoor
zijn ze veel te opgewonden, druk en vermoeid. Het zijn
meer pleizier- dan leerreisjes. Spreker is het echter wel
eens met den heer De Boer dat voor de onderwijzers
een schoolreisje geen pleiziertje is.
Hij eindigt met nogmaals te verklaren, dat hij voor
kinderen van 1012 jaar meerdaagsche schoolreisjes
niet noodig acht.
De heer K. de Boer had zijn inlichtingen van een
hoofd der school. Verder merkt hij op dat het niet de
gangbare meening is, om schoolreisjes te beschouwen
als pleizierreisjes. De wethouder had zijn verdediging
nogal verstandig ingericht. Hij begon met -kinderen van
9 a 10 en eindigde met kinderen van 11 a 12 jaar. Nu
maakt het nogal eenig verschil, of men kinderen van
9 a 10 of van 11 a 12 jaar neemt. Spreker staat nog op
het standpunt dat een uitgaaf voor meerdaagsche
schoolreisjes heel goed te verantwoorden is. Hij hoort
nu dat het houden van dergelijke reisjes niet verboden
is. Daarvan zal acte genomen worden. Hij hoopt dat in
den komenden zomer de gelegenheid tot het houden
van dergelijke reisjes zal openstaan.
De heer IJ. de Vries merkt, naar aanleiding van de
verklaring van den heer H. de Boer, dat hij blij was dat
de post volgno. 459 schoolvoeding en kleeding
was verhoogd, op, dat spreker daarmede niet blij is. Hij
zag dezen post iiever tot de helft verlaagd. Hij wil nu
geen principieel debat over deze zaak aangaan, maar
verklaart zich toch tegen dezen post, op grond van de
wijze van verstrekking en de besteding van het bedrag.
Menig kind, dat niet op school gaat, krijgt ook niets.
Naar sprekers meening moet de voeding en kleeding dan
ook niet op school plaats hebben, maar moet het be-
noodigde, via het huisgezin, aan de kinderen verschaft
worden.
De heer Tulp (wethouder) wijst er den heer De Vries
op, dat het hier betreft een verplichting, door de wet
aan het gemeentebestuur opgelegd. Men moet den
schoolkinderen zoo noodig voedsel en kleeding ver
strekken.
De heer K. de Boer merkt bij 13, Middelbaar On
derwijs, op, dat uit verschillende bladen is gebleken dat
den iaatsten tijd zulk een groot aantal leerlingen van
Middelbare scholen en gymnasia bij de overgangsexa
mens blijft zitten. Het is tegenwoordig een algemeen
verschijnsel. Waar 20, 30 a 40 der kinderen van een
klas blijft zitten, is dat een teeken, dat er iets niet in
orde is. Door de Vereeniging van leeraren bij het Mid
delbaar Onderwijs is deze zaak dan ook het vorig jaar
in de algemeene vergadering besproken; men kwam
daarbij tot de conclusie, dat er nauwere samenwerking
moest worden gezocht tusschen het lager en middelbaar
onderwijs. Naar spreker meent, is men in Amsterdam
reeds in die richting werkzaam geweest door de be
noeming van een commissie, samengesteld uit leer
krachten van het lager en het middelbaar onderwijs,
welke tot taak heeft een regeling te ontwerpen betref
fende de toelating van leerlingen op de Middelbare
scholen. Nu bevat het verslag van Leeuwarden omtrent
het middelbaar en het gymnasiaal onderwijs geen cij
fers omtrent het percentage zittenblijvers. Spreker ge
looft echter de algemeene regel ook wel op Leeuwarden
te mogen toepassen. Hij acht het daarom in het belang
van het onderwijs, dat ook hier gezocht wordt naar een
betere wijze van samenwerken tusschen lager- en het
middelbaar onderwijs. Hij hqopt dat het college bereid
zal zijn daartoe een commissie te benoemen.
De heer Tulp (wethouder) antwoordt dat, wat de
heer De Boer thans in 't midden brengt, altijd al de oude
strijd is geweest. Het middelbaar onderwijs klaagt dat
de lagere scholen niet hoog genoeg gaan en de lagere
scholen klagen dat het middelbaar onderwijs te veel
vraagt. Deze kwestie is al jaren oud. Ook Burgemeester
en Wethouders hebben gevoeld iets te moeten doen om
hierin verbetering te brengen. Zij hebben de hoofden
der middelbare scholen, der gymnasia en der lagere
scholen hier ter stede uitgenoodigd tot een bijeenkomst,
waarin deze zaak werd besproken. Daarin is gebleken,
dat samenwerking heel goed mogelijk is; in die richting
is dan ook gewerkt. Het middelbaar onderwijs heeft iets
van zijn eischen laten vallen en de vertegenwoordigers
van het lager onderwijs verklaarden dat die eischen kon
den worden gehaald. Met dit resultaat zijn Burgemeester
cn Wethouders voorloopig tevreden. Nu is het plan in
den loop van het volgend jaar, na de examens, nog eens
voeling te houden met de vertegenwoordigers der ver
schillende takken van onderwijs.
De heer K. de Boer is door de mededeelingen van den
wethouder in belangrijke mate bevredigd. Echter wil
hij nog in 't midden brengen dat, met wat deze op
noemde, niet de fout is verklaard. Het zit niet in de
„verklaringen", door de hoofden der lagere school af
gegeven. Aldus verklaarden ook de directeuren van de
3-jarige H. B. S. en van het stedelijk gymnasium te
Utrecht. De oorzaak moet gezocht worden op ander ter
rein. Spreker vraagt daarom die diepere oorzaak op te
sporen en weg te werken zoo mogelijk.
De Voorzitter is het met den heer De Boer eens, dat
de oorzaak niet ligt in de „verklaringen". Dat mag het
eerste jaar al wat aanleiding gegeven hebben tot moei
lijkheden, maar daar is men langzamerhand wel over
heen gekomen, zoodat het nu wel in orde is. Neen, de
oorzaak zit inderdaad dieper. Hij voegt er echter aan
toe dat een zoo hoog percentage, als door den heer De
Boer opgenoemd, aan de gemeentelijke H. B. S. en het
gymnasium niet zijn voorgekomen. Spreker meent dat
het hoogste tot dusver 14 was'en dat betrof de eerste
klas.
Mevrouw BuismanBlok VVijbrandi heeft ook reeds
vaak behoefte gevoeld aan een commissie, als door den
heer De Boer bedoeld. Zij zal dan ook met een voorstel,
om een dergelijke commissie te benoemen, zeker mee
gaan. Echter vestigt zij er de aandacht op dat de Veree
niging van leeraren, over het geheele land bij hare
afdeelingen, een enquête heeft ingesteld, met de bedoe
ling om zoo te komen tot een uniforme regeling voor
het geheele land. Het zal daarom geraden zijn, alvorens
verdere poging-en worden gedaan om een commissie in
't leven te roepen, dat eerst eens het resultaat van be
doelde enquête wordt afgewacht.
De heer Tulp (wethouder): Met genoegen!
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi wijst er verder