VergaderiDg van Dinsdag 29 Januari 1921.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 Januari 1924. 13
Tegenwoordig aanvankelijk 25, later 26 leden, te
weten, de heeren Visser, Lautenbach, Koopmans, Dijk
stra, Tiemersma, Botke, Tulp, Collet, Scheltema, mevr.
BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Fransen, Westra,
Hotstra, Muller, Weima, K. de Boer, Oosterhoff, M. Mo
lenaar, B. Molenaar, IJ. de Vries, O. F. de Vries, Hooi-
ring, Cohen, H. de Boer en Jansen, later de heer Van
der Schoot.
Afwezig, met kennisgeving, één lid, de heer Beekhuis.
Voorzitter de heer Jhr. Mr. J. M. van Beyma,
Burgemeester.
I. Het verslag der vergadering van 27 November
1923 wordt onveranderd vastgesteld.
II. Wordt medegedeeld:
1. dat de Minister van Onderwijs, Kunsten en We
tenschappen heeft goedgekeurd het raadsbesluit d.d. 16
Januari 1924, houdende benoeming van G. Dijkstra tot
tijdelijk leeraar in de Hoogduitsche taal en letterkunde
aan het gymnasium alhier;
2. dat Gedeputeerde Staten hebben goedgekeurd de
raadsbesluiten d.d.
27 December 1.1. tot wijziging der gemeentebegrooting
voor 1923;
6 November 1.1. betreffende aanvaarding van de voor
schotten uit 's Rijks kas ten behoeve van den bouw door
de woningstichting ,,St. Joseph" onder de door de Mi
nisters van Arbeid, Handel en Nijverheid en van Finan
ciën gestelde voorwaarden;
3. bericht van P. Messchaert dat hij de benoeming
tot lid der Commissie van toezicht op het lager onder
wijs aanneemt.
De punten sub 13 worden voor kennisgeving aan
genomen.
4. adres van de afdeeling Leeuwarden van den Bond
van Nederlandsche Onderwijzers betreffende eene uit-
keering van gemeentewege aan sommige op wachtgeld
gestelde of te stellen onderwijzers;
5. schrijven van curatoren van het gymnasium, hou
dende voorstel tot wijziging der verordening voor die
onderwijs-inrichting (gemeenteblad 1922 no. 11);
6. schrijven van het bestuur van het Genootschap
van leeraren aan Nederlandsche Gymnasia, betoogende
de billijkheid om de bevordering van leerlingen aan de
gymnasia door de leeraren te doen geschieden en hou
dende verzoek het reglement voor het gymnasium aldus
te wijzigen.
De punten sub 46 worden in handen van Burge
meester en Wethouders gesteld om prae-advies.
7. schrijven van den directeur der Gemeentereini
ging, houdende, in verband met de beraadslagingen van
15 dezer, mededeeling dat hij in den morgen van 29 No
vember 1.1. bij de aanneming van het losse personeel
voor sneeuwopruimen niet op het terrein der reiniging
aanwezig is geweest en dat in opdracht van den betrok
ken wethouder door den opzichter Dijkstra buiten hem,
directeur, om, rapport is uitgebracht.
Op verzoek van den Voorzitter doet de Secretaris,
waar dit schrijven niet ter visie heeft gelegen, omdat het
na Zaterdag is binnengekomen, van het schrijven lecture.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Dijkstra hoort met verbazing wat hier wordt
voorgelezen. Dit is een eigenaardige zaak hier. Spreker
zal zoo voorzichtig wezen in eerste instantie hiervan niet
al te veel te zeggen. Kan het college ook meerdere in
lichtingen geven? Spreker meent zich de zaak zoo te
herinneren. Hier is den vorigen keer meegedeeld het
gaat over de sneeuwopruiming en of de- directeur er bij
was of niet dat de directeur volgens het rapport van
den opzichter Dijkstra om half zeven 's morgens op het
terrein aanwezig was. Spreker heeft de zaak toen zoo
opgevat dat die opzichter dat gezegd had rappor
teeren mag men dat noemen aan den wethouder van
de Bedrijven zonder meer. De wethouder deelde dat toen
mede, maar zei er niet bij dat de directeur aan den wet
houder zelf in een onderhoud had verklaard dat hij per
tinent ontkende wat de opzichter had gezegd. Spreker
wil er de aandacht op vestigen dat de wethouder van
de Bedrijven hier een zeer eigenaardige rol speelt, spr.
zal het maar niet sterker zeggen. Als over een bepaalden
persoon, hier den directeur, den wethouder een mede
deeling bereikt betreffende deze kwestie, dan spreekt de
wethouder over die uiting met den directeur, de direc
teur ontkent dat pertinent tegenover den wethouder en
de wethouder spreekt er in den Raad zoo over, dat hij
een rapport heeft van den opzichter, die zegt dat de di
recteur om half zeven aanwezig was, maar deelt niet
mede dat de directeur zelf dat pertinent ontkent. Spr.
vindt dat een wijze van doen, waaromtrent hij maar niet
zal uitdrukken hoe hij daarover denkt. Maar de Raad
voelt wel dat hier meer aan zit.
Spreker begrijpt dat bij den geheelen Raad ook nog
een betrekkelijk misverstand heerscht omtrent het ver
handelde in de vorige zitting. Hier is nu voorgelezen dat
de directeur eigenlijk tot de ontdekking is gekomen dat
de wethouder aan den opzichter opdracht heeft gege
ven om een rapport, zijn dienst betreffende, te maken en
dat dit rapport op de eene of andere manier is opgesteld,
zonder dat de betrokken directie daarvan iets weet. Als
men het gezag van de bedrijfsdirectie door de modder
wil halen, moet men deze tactiek volgen. Voordat spr.
hier verder nog iets van zegt, vraagt hij eerst nadere
inlichtingen.
De heer Scheltema (wethouder)Indertijd, toen in
eerste instantie in den Raad werd gesproken over deze
zaak in verband met de ingezonden stukken in de nieuwe
Leeuwarder Courant, had ik mij op de hoogte gesteld.
Toen was de directeur met verlof, althans niet aanwezig.
Ik wou toen persoonlijk meer licht in deze zaak hebben,
omdat de directeur de inlichting had gegeven dat alle
menschen, die zich dien morgen hadden gepresenteerd,
waren aangenomen. Toen heb ik door den terreinop
zichter Dijkstra een rapport laten samenstellen, waarin
deze gewoon verklaart dat de directeur wèl aanwezig
was. De directeur zegt dat hij er niet was. Mij dunkt,
wat moeten we daarvan nu gelooven?
Mijn bedoeling is geweest nader mijn licht op te ste
ken, wie hier liegen. Ik kan wel meedeelen dat het col
lege deze zaak aan een heel nauwkeurig onderzoek heeft
onderworpen en dat is gebleken dat beide partijen lie
gen, ik bedoel, dat een van beide partijen moet liegen.
De eene partij verklaart zus en de andere zoo. De partij-
Stienstra zegt: de directeur is na zevenen op het terrein
gekomen, om half acht, terwijl de partij van Dijkstra,
den terreinopzichter, verklaart dat de directeur er al
voor zevenen was. Daar is op 't oogenblik niet uit te
komen.
De heer Dijkstra: Zou het niet beter wezen misschien
dat wij deze zaak even aanhouden, opdat de raadsleden
in de gelegenheid worden gesteld deze zaak nader te
beschouwen? Want de wethouder spreekt wel van par
tijen en zegt zelfs dat beide partijen liegen
De heer Scheltema (wethouder)Neen, neen.
De heer Dijkstra maar ik zou haast willen zeg
gen: wat doet U?
De heer Scheltema (wethouder)Er is geen kwestie
van dat ik lieg!