18 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 Januari 1924.
de klas eerder verwaarloosd dan beter. Zij heeft de klas
nu onder de knie en het is in het belang van de kinders
en van het onderwijs dat zij daar tot September blijft
staan.
Dit is voor mij een buitengewoon belangrijke uit
spraak. Daar komt voor mij deze moeilijkheid bij: moet
ik mijn stem nu uitbrengen voor het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders of moet ik meegaan met wat
het hoofd der school zegt? Ik heb als oud-bestuurslid
van een school alle reden om te luisteren naar de ad
viezen van een hoofd der school. Ik moet dan ook eerlijk
zeggen dat, als ik van den wethouder niet meerdere en
betere argumenten krijg, ik op 't oogenblik niet zal kun
nen meewerken aan een verplaatsing van mej. Reitsma
en dat wel om verschillende reden: het niet bevorderen
van een persoonlijk voordeel, het niet scheppen van een
precedent en het niet verminderen van het onderwijs aan
school 9.
De Voorzitter: Ik zit niet zoo goed in deze kwestie,
ik ken ook de menschen niet. Ik wou nu een vraag doen.
De heer De Boer heeft straks gezegd dat het hoofd der
school zegt dat er een oplossing aan de school zelf is
te vinden en het verwondert hem dat de wethouder dat
niet weet. Ik zou nu willen vragen: is die oplossing pas
gekomen of is die er al een tijd? Dat is de eenige vraag,
die ik wilde doen. Dat is mij niet duidelijk.
De heer H. de Boer: Ik wil graag daarop antwoorden,
maar ik heb niet in dien geest gesproken zooals U meent.
Er is alleen door mij gezegd, toen de heer Tulp be
weerde dat hij er niets van afwist, dat ik dat niet helpen i
kon. Ik heb dit gezegd, dat ik Maandagmorgen in het
ïapport van den schoolopziener las dat reeds in Sep
tember door hem getracht was een oplossing te vinden,
door mej. Reitsma aan dezelfde school een andere klas
te geven. Toen was dat onmogelijk, omdat de andere
onderwijzeressen naar ik begreep ook bezwaar
maakten om haar klas te nemen. Toen ik dat las, ben ik
onmiddellijk naar het hoofd der school gegaan en heb
hem gevraagd: hoe zit dat? Het hoofd heeft mij toen
ook deze verklaring gegeven, doch hij heeft er onmid
dellijk bij gezegd maar dat bezwaar bestaat nu niet
meer, de klas is op dit oogenblik uitstekend. Hij ge
bruikte tegenover mij precies dezelfde woorden als te
genover den heer IJ. de Vries en vervolgde: maar als
juffrouw Reitsma nu nog bezwaar heeft en er tegen
aanziet, dan zullen de andere onderwijzeressen, omdat
het geen waagstuk meer is, géén bezwaar maken om
haar klas over te nemen. Maar de beste oplossing zou
blijven dat mej. Reitsma in haar klas blijft. Dat is dus
de oplossing, waarnaar daar is gezocht; er is dus op
school over gesproken, anders had het hoofd dit niet
kunnen zeggen. Ik ben dat pas gisteravond gewaar ge
worden, omdat ik de stukken niet eerder had gezien.
Dezelfde oplossing had mij ook al voor oogen gestaan
en nu bleek mij uit de stukken dat de schoolopziener
dat vroeger ook reeds gewild had.
Verder wil ik nog met een paar opmerkingen op wat
mevrouw Buisman heeft gezegd attendeeren. Mevrouw
Buisman zegt dat mijn oplossing niet de juiste is, omdat
er eigenlijk een onderwijzer voor de 4e klas geplaatst
zou moeten worden. Ik wil nog even voorlezen wat de
schoolopziener daaromtrent in zijn rapoprt van 21 Ja
nuari heeft geschreven. Ik heb dat zoopas ook gedaan,
maar dat is misschien moeilijk allemaal precies te vol-
gen:
„Is de toestand aan school 9 zoodanig, dat het
vierde leerjaar niet aan een onderwijzeres toever
trouwd zou kunnen worden? Daarop moet ik beslist
ontkennend antwoorden."
Dat is nu het antwoord van een autoriteit op onderwijs
gebied op deze vraag. Maar ik stel een andere vraag.
De schoolarts zou hebben gezegd dat in 't algemeen de
vierde klas te moeilijk was voor een onderwijzeres
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi Deze vierde
klas.
De heer H. de Boer: Zooals het is gezegd, is het in
't algemeen gesteld.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Neen.
De heer H. de Boer: Zooals ik al heb toegegeven
er is nu al lang en breed over gesproken zegt de
schoolopziener zelf:
,,In September was de klas in ongunstige omstan
digheden, doch de opvolgster van mej. Reitsma zal
het nu heel wat gemakkelijker hebben, dan mej.
Reitsma in September."
Dat eerste is dus nu niet meer de meening van den
schoolopziener. Ieder, die onderwijzer is geweest, weet,
dat het niet zoo gemakkelijk is daar tegen in te gaan en
het getuigt voor mej. Reitsma als onderwijzeres, dat zij
dit heeft weten te presteeren. Als daardoor nu de op
lossing aan de school zelf kan worden gevonden, dan
is er geen reden om hier een antecedent te scheppen.
Uit die vrees zal ik mij dan ook sterk tegen overplaat
sing verklaren.
De heer Tulp (wethouder): Ik wil eerst den heer
I[. de Vries antwoorden, die spreekt over persoonlijke
voorkeur bevredigen. Ik kan U vertellen dat ik geen een
van die dames ken en dat daarvan bij mij dus geen
sprake is.
De heer IJ. de Vries zegt dat mej. Reitsma nu haar
klas onder de knie heeft. Ja, dat weet ik, maar ten koste
van haar gezondheid. Ik wil er echter voor waken dat
de klas haar niet onder de knie krijgt. En daar zijn
menschen met een gevoelig zenuwgestel juist zoo ver
bazend gevaarlijk voor.
Mevrouw Buisman spreekt om deze 4e klas aan een
onderwijzer te geven. Daar is wel ernstig over gespro
ken, maar de kwestie is dat juffrouw Westra een heel
goede figuur heeft gemaakt in het 7e leerjaar, waar zij
zoo goed orde wist te houden. Dat heeft er ons mee
verzoend om haar deze vierde klas te geven. Ik weet wel
dat wij over 't algemeen met de dames niet hooger gaan
dat het derde leerjaar hoewel wij met vacatures ook
wel eens buiten die lijn gaan maar juffrouw Westra
heeft een heel goede reputatie wat betreft haar lesgeven
in het zevende leerjaar en dat is de bron, waar ik hier
op af ga.
De heer De Boer zegt dat het niet op den weg van
den schoolarts ligt om te bepalen wie in het vierde leer
jaar moet zijn. Dat standpunt neem ik ook in.
Nu wat de oplossing aan de school zelf betreft. Ik
vind het zoo ontzettend eigenaardig, de heer De Boer
begint met te zeggen dat de schoolopziener al in Sep
tember op het standpunt stond dat de oplossing aan de
school zelf moest worden gezocht, maar er staat toch
ook duidelijk in het rapport dat dit practisch niet uit
voerbaar was.
De heer H. de Boer: Toen niet.
De heer Tulp (wethouder)Dat was in September en
den 21 en Januari schrijft hij dat nog. Hoe kon ik den
28en Januari nu weten dat het wel kan? Als de school
opziener pertinent verklaart dat het niet zoo is en dat
het moet, zooals ik voorstel, dan kan ik toch niet afgaan
op besprekingen met raadsleden? Daar kan ik mij dan
niet op baseeren. Als de schoolopziener overtuigd was
dat het nu wel kon, wat hinderde het hem dan hij
loopt dagelijks mij voorbij en woont 3 huizen van mij
af om het even met mij te bespreken? Als hij er van
overtuigd is dat het nu wel kan, dan bevreemdt het mij
ten zeerste dat hij mij dat niet vertelt.
Nu kan de heer De Boer wel zeggen dat ik naar het
hoofd der school moet gaan, maar dat doe ik niet. Ik
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 Januari 1924.
19
heb juist in deze zaak zoo weinig mogelijk adviezen ge
vraagd om mij niet te laten beïnvloeden door die of die.
Ik heb er anders geen bezwaar tegen om met het be
trokken schoolhoofd en de onderwijzers te spreken,
maar juist in dit speciale geval heb ik niet met anderen
willen spreken om mij niet te laten beïnfluenceeren.
Wat de heer De Boer vertelt over een rapport van
den schoolarts, daaromtrent kan ik niet anders zeggen
dan dat dit praatjes zijn tusschen den schoolarts, den
heer De Haan en den heer De Boer. Van morgen om
9 uur zegt de schoolarts nog tegen mij dat juffrouw
Reitsma het beste naar school 13 kan worden overge
plaatst. Als ik die mededeeling nu ontvang van den
schoolopziener en van den schoolarts en U zegt anders,
waar moet ik mij dan aan houden?
De Voorzitter: Ik zou ook zelf nog een enkele opmer
king willen maken. De heer Tulp heeft steeds over den
schoolopziener gesproken, maar als ik den heer De Boer
goed begrijp dan is het het hoofd der school geweest en
niet de schoolopziener, die heeft gezegd dat de oplos
sing aan de school zelf nu mogelijk is. Ik beschouw mij
zelf als absoluut buiten deze zaak staande, maar ik vind
daar nu toch iets eigenaardigs in en wel dit. De heer
De Boer zegt dat de oplossing aan de school zelf is te
vinden. Dat is wel een heele mooie uitdrukking, maar
'l komt er op neer dat mej. Reitsma dan haar klas zal
houden. Als dat niet het geval is, dan is blijkbaar op een
gegeven moment aan het hoofd der school duidelijk ge
worden, wat de heer Welling vroeger ook het beste
vond. Nu is dat mogelijk. Ik heb zoopas ook gevraagd:
sinds wanneer is dat dan het hoofd duidelijk geworden?
Is dat gister geweest dan kan het, bij wijze van spreken,
heel moeilijk aan den wethouder bekend zijn; als het
al sinds eenigen tijd aan het hoofd duidelijk was, dan
moet ik zeggen dat het mij bevreemdt, dat de heer De
Haan niet in nader overleg met den wethouder is ge
treden. Hij had dan kunnen zeggen: Het voorstel van
Burgemeester en Wethouders, dat den vorigen keer is
aangehouden, ligt er nu nog, maar ik heb achteraf ge
zien dat m. i. heel goed de oplossing aan de school zelf
kan worden gevonden. Het voorstel, door Burgemeester
en Wethouders aan den Raad gedaan, is dus, geloof ik,
niet meer noodig, omdat ik overtuigd ben dat de op
lossing aan de school zelf kan worden gevonden. Dat
wilde ik U even mededeelen.
Nu is het eigenaardige, wat ik hierin vindt, dat een
dergelijke mededeeling van terzijde tot Burgemeester en
Wethouders moet komen en dat degenen, die daarover
het beste kunnen oordeelen, zichzelf niet geroepen
achten om Burgemeester en Wethouders daarover in te
lichten. Ik beschouw mijzelf als absoluut buiten de zaak
staande, maar dat degene, die er het beste over kan
oordeelen, noch den betrokken wethouder noch den
schoolopziener heeft ingelicht, vind ik wel eigenaardig.
De schoolopziener toch blijft bij het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders tot overplaatsing, blijkbaar is
hij er dus ook niet mee bekend dat de oplossing aan de
school zelf kan worden gevonden. Waar hij die oplossing
prefereert, zou hij dan niet een paar dagen geleden heb
ben geadviseerd om het voorstel van Burgemeester en
Wethouders te handhaven. Dat acht ik het eigenaardige,
dat deze oplossing is blijven hangen bij degenen, die er
over kunnen oordeelen en dat die nu pas bij den Raad
komt.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi: Ik heb nog geen
overwegend bezwaar van den wethouder gehoord,
waarom die ruiling van onderwijzer met onderwijzeres
niet kon plaats hebben. Wel heeft de wethouder gezegd
dat het niet behoefde, omdat er een andere onderwijzeres
was die ook in de 7e klas heeft gestaan. Nu heeft mej.
Westra ook 4 weken de klas van mej. Reitsma aan de
school van den heer De Haan waargenomen, gedurende
den tijd dat mej. Reitsma ziek was. Weet de wethouder
ook hoe het toen is gegaan?
De heer Tulp (wethouder)Voor zoover ik weet best.
De heer H. de Boer (voor de laatste maal het woord
verkrijgende)Zooals U, mijnheer de Voorzitter, de zaak
stelt, is het volkomen juist, het moet een eigenaardig
licht werpen op de zaak dat eerst nu bekend kon wor
den dat wél aan de school zelf de oplossing kan worden
gevonden. U hebt in dit verband op het hoofd der school
gewezen, ik ben het met U eens, maar ik wil dan nog
iets over deze zaak zeggen, waaruit blijkt dat de kwestie,
zooals die is gesteld, wel degelijk juist. Ik wil in dezen,
hoewel ik mij kan indenken, dat het hoofd der school
bij Burgemeester en Wethouders was gekomen, toch
zeggen, waaraan het m. i. is gelegen dat hij dit niet heeft
gedaan.
Het hoofd der school is met het voorstel tot over
plaatsing van mej. Reitsma naar school 13 op de vol
gende wijze op de hoogte gekomen. Hij stond voor de
klas, toen een ambtenaar hem kwam vragen de voor
dracht te onderteekenen. De heer De Haan wilde eerst
niet, maar hij heeft het onmiddellijk daarop toch gedaan.
Dit was 3 dagen, voordat de zaak bij den Raad werd
ingediend, ik zal nu precies zeggen hoe het is. Het hoofd
der school vond dit eigenaardig. Ik weet dat hij tegen
de voordracht zelf ook eenige aanmerkingen had, maar
dat laat ik in 't midden. Hij is toen nog naar den wet
houder zelf gegaan en heeft dezen gevraagd: mag ik
dan nog een rapport overleggen? Ja, zegt de wethouder,
dat kan niet, want het kan eerst niet meer bij het-college
van Burgemeester en Wethouders worden aangebracht.
Dit is iets, wat op zichzelf juist is. Ik wrijf dan ook den
wethouder niet iets aan. Maar dat is juist de reden,
waarom de heer De Haan de zaak niet heeft behandeld,
zooals hij anders wel zou hebben gedaan.
Ik heb den vorigen keer in geheime vergadering ge
zegd: laat de wethouder een oplossing aan de school
zelf trachten te vinden. Of het nu aan de stijfhoofdigheid
van den heer De Haan of aan de stijfhoofdigheid van den
wethouder ligt, dat dit niet is gebeurd, daar blijf ik
buiten en dat kan mij in dit verband ook totaal niets
schelen. Maar ik heb dat in de geheime vergadering
gezegd en als ik meende, dat dit het beste was en de
wethouder meent van niet, dan laat ik het ter beoor
deeling aan den Raad over, waarom de wethouder dan
geen overleg met het hoofd der school heeft gepleegd.
Dan toch was den wethouder hetzelfde bekend gewor
den als mij.
Wat de Voorzitter omtrent den schoolopziener aan
haalt, is volkomen logisch gedacht. Of, wat ik nu ga zeg
gen, me zelf niet in eenige moeilijkheid zal brengen, weet
ik niet, maar ik zég het in dit geval. Ik kom zoopas in
't postkantoor en tref daar den heer Welling. Ik zeg: ik
ga naar den Raad toe en ik verneem nu dat deze oplos
sing mogelijk is. De heer Welling heeft mij toen precies
hetzelfde gezegd als wat de Voorzitter nu zegt. Ik heb
den heer De Haan toen op dezelfde manier verdedigd
en de heer Welling heeft mij toegevoegd: Ik had steeds
elke oplossing liever dan de voorgestelde, had ik maar
geweten, dat deze oplossing er was. De wethouder zegt
ook: had ik het maar geweten. Het moet nu onderling
maar uitgemaakt worden waar de schuld zit. Maar ik
meende hiervan gebruik te moeten maken, omdat U,
mijnheer de Voorzitter, mij in een moeilijkheid brengt
met wat U, volkomen logisch gedacht, meende te moeten
zeggen.
Nu nog een woord over de persoonlijke voorkeur. Ik
heb van het begin af gezegd dat ik dat noch bij den
wethouder, noch bij den schoolarts veronderstelde. Daar
is geen sprake van. Of er bij den betrokkene zelf ook
sprake van is, laat ik in het midden. Maar ik zou daar
aan zelfs geen kans willen geven, nu niet en nooit.
De wethouder zegt dat de schoolarts van morgen nog
heeft gezegd: ik vind het 't beste dat mej. Reitsma naar
school 13 gaat. Ik kan zeggen dat ook de schoolarts
niet op de hoogte was met de overplaatsing ik neem