20 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 Januari 1924.
dat den wethouder niet kwalijk van mej. Reitsma
naar school 13, hij had dit uit de krant gelezen. Als de
schoolarts echter meent dat de juffrouw daar beter werk
zaam kan zijn, dan moet hij ook den tóestand aan de
school en ook den toestand in de klas kennen. Dat ligt
niet aan hem om te beoordeelen, alleen een schoolau-
toriteit kan dat doen.
Ik zeg nu nog eens, als mej. Reitsma aan haar school
te kennen geeft dat zij graag een andere klas wil heb
ben, dan kómt het in orde.
De Voorzitter: Ik stel voor de discussies te sluiten.
De heer H. de Boer: Ik stel voor niet tot overplaatsing
over te gaan.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi vraagt splitsing
van het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De Voorzitter kan daaraan niet voldoen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
met 16 tegen 10 stemmen verworpen.
Vóór stemmen: de heeren Lautenbach, Tulp, Schel-
tema, Fransen, Westra, Hofstra, Weima, Oosterhoff,
Cohen en Van der Schoot.
Tegen stemmen: de heeren Visser, Koopmans, Dijk
stra, Tiemersma, Botke, Collet, mevrouw Buisman
Blok Wijbrandi, de heeren Muller, K. de Boer, M. Mo
lenaar, B. Molenaar, IJ. de Vries, O. F. de Vries, Hooi-
ring, H. de Boer en Jansen.
In verband met dezen uitslag is:
2 (Agenda no. 3). Benoeming van eene onder
wijzeres aan gemeenteschool no. 9, vacature mej. T.
Reitsma,
waarvan de voordracht voorkomt in het verslag der
vergadering van 15 Januari 1924, vervallen.
3 (Agenda no. 4). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan mevr. M. Singelsma—Slottje op
haar verzoek eervol ontslag te verleenen als hoofdonder
wijzeres aan de gemeentelijke bewaarschool no. 4.
4 (Agenda no. 5). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan H. P. Priester op zijn verzoek
eervol ontslag te verleenen als directeur van de ge
meentelijke burgeravondschool.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou
ders sub 3 en 4 (agenda sub 4 en 5).
5 (Agenda no. 6). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot overneming van stoepen voor perceelen
aan de noordzijde van het Nieuwstraatje.
Dit voorstel luidt als volgt:
Wederom kunnen wij tot U komen met een voorstel
machtiging te verleenen tot het overnemen van stoepen
om deze door een trottoir te kunnen vervangen. Het
betreft deze maal eene verbetering van het Nieuwstraatje
tusschen de Galileërkerkstraat en de Gedempte Keizers
gracht, waarvan de aan den zuidkant gelegen perceelen
reeds gemeente-eigendom zijn. De aanwezigheid van
een regenbak in een der stoepen gaf aanvankelijk enkele
bezwaren, doch, nu de eigenares, die buiten dezen bak
geen anderen watertoevoer in haar perceel heeft en de
medegerechtigden er in hebben toegestemd den bak op
te ruimen, zoo er een pompje bij het huis op wordt ge
zet, hetgeen een kleine uitgave voor de gemeente mede
brengt, kan de zaak haar beslag krijgen.
De stoepen verkeeren hier in verwaarloosden toestand,
zoodat zij weinig gelegenheid bieden voor voetgangers,
waarvan evenwel, na de afsluiting van de Oosterstraat
voor het rijverkeer, de noodzakelijkheid meer en meer
gebleken is. Een trottoir, dat hier niet te breed behoeft
te zijn, kan de vereischte voorziening brengen.
Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten tot
het overnemen aan de noordzijde van het oostelijk ge
deelte van het Nieuwstraatje van stoepen, elk voor den
prijs van 1.van de navolgende eigenaren, als van:
1. J. Boomsma (perceel sectie B no. 1730);
2. N. V. Het Leeuwarder Nieuwsblad (perceelen
zelfde sectie nos. 490, 491, 1374, 493, 494, 495);
3. M. J. Berndesvan Gruisen (perceel zelfde sectie
no. 496);
4. J. van der Goot (perceel zelfde sectie no. 497);
5. G. Feenstra (perceel zelfde sectie no. 1622).
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
6 (Agenda no. 7). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot verhuring van hooilanden aan het Oud-
deel aan J. Koopmans en H. Alves.
Dit voorstel is opgenomen in het verslag der verga
dering van 15 Januari 1924.
De Voorzitter merkt op dat den vorigen keer naar
aanleidig hiervan een opmerking is gemaakt omtrent de
kwestie van uitbreiding van den bestaanden polder. Er
is overleg gepleegd met den deskundige voor de lan
derijen, die volkomen op de hoogte is en ook de be
doelde vergadering heeft bijgewoond en nu is het vol
gende gebleken. De landen, die Koopmans in huur zal
krijgen, zijn in de uitbreiding absoluut niet betrokken,
staan daar los van. Wel zijn daarbij betrokken enkele
perceelen van Alves, deze is niet alleen landgebruiker
maar ook eigenaar. Het voorstel van Burgemeester en
Wethouders is nu dat de bepalingen in het huurcontract
met Alves aldus worden aangevuld, dat de huurder zal
betalen de maalkosten, maar niet de eigenlijke oprich-
tings- of uitbreidingskosten, dat deze dus door de ge
meente zullen worden betaald. Dit gebeurt in de practijk
meer in Friesland.
Burgemeester en Wethouders blijven dus bij hun
voorstel, onder aanvulling van, wat het contract met
Alves betreft, de door spreker genoemde bepaling.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
7 (Agenda no. 8). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot afstand in erfpacht van bouwterrein
ten noorden van het Kalverdijkje aan Th. Kamsma,
P. F. de Boer en M. Spandaw.
Dit voorstel luidt als volgt:
Opnieuw hebben eenige personen zich tot ons gewend
om gedeelten van de bouwterreinen, welke ten noorden
van het Kalverdijkje zijn gelegen, in erfpacht te mogen
ontvangen. Wij hebben de adressanten met de gebrui
kelijke voorwaarden in kennis gesteld en van hen bericht
ontvangen, dat zij daarmede genoegen nemen. De grond
prijs, naar welken de erfpachtscanon zal worden bere
kend, bedraagt, behalve voor de terreinen aan de Cam-
minghastraat, waarvoor 8.per M2. is bedongen,
f 6.50 per centiare, welke prijs overeenkomt met dien
welke voor de overige terreinen aldaar is verkregen. De
prijs van 8.voor het bouwterrein aan de oostzijde
van het Groningerplein en de Camminghastraat stemt
overeen met den prijs, welke indertijd bij het in uitgifte
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 Januari 1924. 21
brengen van de bouwterreinen aldaar voor grond van
soortgelijke ligging in de omgeving is vastgesteld. De
Directeur der gemeentewerken kan zich blijkens zijn
hierbij overgelegde adviezen met dezen afstand in erf
pacht vereenigen.
Onder overlegging van de stukken geven nvij U alzoo
in overweging te besluiten
I. aan Th. Kamsma en D. Kamsma, alhier, tot
31 December 1990 in erfpacht af te staan
a. een plek bouwterrein aan de oostzijde van het
Groningerplein en de Camminghastraat, zijnde gedeelten
van de perceelen kadastraal bekend gemeente Leeu
warden sectie F nos. 3331, 3332 en 3447, en gelegen aan
de oostzijde van de Camminghastraat en het Groninger
plein, onmiddellijk naast en ten noordwesten van het
perceel kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie
F no. 3613, ter grootte van pl.m. 682 M2., de juiste
grootte nader door een landmeter van het kadaster uit
te meten, zooals op de bij het betrekkelijke advies van
den Directeur der gemeentewerken behoorende situatie-
teekening in rood is aangegeven
b. een plek bouwterrein, gedeelte van het kadastrale
perceel sectie F no. 3448, gelegen aan de westzijde van
de in het verlengde van de Schapestraat ontworpen
straat nabij het Kalverdijkje, ter lengte van 50 M. langs
den weg gemeten, onmiddellijk naast en ten noorden
van het bouwterrein, dat aldaar aan de heeren Veenstra
en Mook in erfpacht is afgestaan, ter grootte van pl.m.
1300 M2., de juiste grootte nader door een landmeter
van het kadaster uit te meten, zooals op de bij het be
trekkelijke advies van den Directeur der gemeentewer
ken behoorende situatieteekening in rood is aange
geven
c. een plek bouwterrein, gedeelte van het kadastrale
perceel sectie F no. 3447, gelegen aan de noordzijde van
den hoek welke zal worden gevormd door het Kalver
dijkje en de in het verlengde van de Auke Stellingwerf
straat ontworpen straat, ten noorden begrensd door het
terrein, dat aldaar aan den heer Riddersma en ten
oosten door het terrein, dat aldaar aan de heeren
Veenstra en Mook in erfpacht is afgestaan, ter grootte
van pl.m. 260 M2., de juiste grootte nader door een
landmeter van het kadaster uit te meten, zooals op de
bij het betrekkelijke advies van den Directeur der ge
meentewerken behoorende situatieteekening in rood is
aangegeven
II. aan P. F. de Boer, alhier, tot 31 December 1990
in erfpacht af te staan een perceel bouwterrein, ter
grootte van pl.m. 525 M2., de juiste grootte nader door
een landmeter van het kadaster uit te meten, hetwelk
is gelegen aan de in het verlengde van de Auke Stelling
werfstraat ontworpen straat onmiddellijk naast en ten
noordwesten van het terrein, dat aldaar aan A. Rid
dersma in erfpacht is afgestaan en deel uitmaakt van
de perceelen kadastraal bekend gemeente Leeuwarden
sectie F nos. 3447 en 3448, zooals op de bij het betrek
kelijke advies van den Directeur der gemeentewerken
behoorende situatieteekening in rood is aangegeven
III. aan M. Spandaw, alhier, tot 31 December 1990
in erfpacht af te staan een plek bouwterrein nabij het
Kalverdijkje, welk terrein, deel uitmakende van het
perceel kadastraal bekend sectie F no. 3449, zich ter
lengte van 50 M. uitstrekt langs een straat, welke haaks
op het Kalverdijkje is ontworpen over de perceelen ka
dastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie F nos.
1428, 3449 en 3303, en gelegen is onmiddellijk naast en
ten noorden van het bouwterrein, dat aldaar aan den
heer Tj. Stienstra in erfpacht is afgestaan, ter grootte
van pl.m. 1082 M2., de juiste grootte nader door een
landmeter van het kadaster uit te meten, zooals op de
bij het betrekkelijke advies van den Directeur der ge
meentewerken behoorende situatieteekening in rood is
aangegeven,
een en ander op de volgende voorwaarden
1. de erfpachtscanon zal worden berekend naar een
grondwaarde, welke voor het hierboven onder I a ver
melde terrein 8.per M2. en voor de overige onder
I b en c, II en III vermelde terreinen f 6.50 per M2. be
draagt, en naar een rentevoet van 6 per jaar
2. de erfpachters storten binnen tweemaal 24 uren
nadat zij van het raadsbesluit tot toewijzing in erfpacht
kennis hebben bekomen onderstaande bedragen ten
kantore van het gemeentelijk grondbedrijf, als waarborg
voor de nakoming der voorwaarden, welk bedrag hun
na voldoening daaraan op aanvraag zal worden terug
gegeven, en wel
de genoemde onder I779.
j> II>i 170.
III350.
3. de rooilijn voor de bebouwing zal nader door den
dienst der gemeentewerken worden aangewezen
4. zoolang de erfpacht niet met toestemming van
Burgemeester en Wethouders is overgedragen, mag be
bouwing door derden niet plaats hebben
5. voor den afstand in erfpacht zijn verder van toe
passing voorzoover mogelijk en niet in strijd met het
bovenstaande de bepalingen betreffende de uitgifte
in erfpacht van bouwterreinen gelegen tusschen Ooster
singel en Cambuursterpad en toebehoorende aan de
gemeente Leeuwarden.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
8 (Agenda no. 9). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders inzake de aanvragen van schoolbesturen
om toekenning van een bijdrage in de kosten van het
bijzonder vervolgonderwijs over het jaar 1922.
Dit voorstel luidt als volgt:
Evenals de gemeente aan de besturen der bijzondere
lagere scholen over elk dienstjaar de kosten van instand
houding, met uitzondering van de jaarwedden en wed
den der onderwijzers, vergoedt, kent zij ook aan die
besturen, wanneer deze vervolgonderwijs doen geven
en ook door de gemeente zelf openbaar vervolgonderwijs
wordt gegeven, een bijdrage toe in de kosten van het
bijzonder vervolgonderwijs, mits dit voldoet aan de bij
de wet gestelde eischen (art. 102 der Lager Onderwijs
wet). In 1922 werd in deze gemeente wel openbaar
vervolgonderwijs gegeven, zoodat, wanneer geen andere
voorwaarden gesteld waren, ook voor het bijzonder
vervolgonderwijs aanspraak op vergoeding gemaakt zou
worden. Volgens den tegenwoordigen tekst van artikel
102, le lid, moet het vervolgonderwijs echter voldoen
aan de eischen, gesteld in het 2e, 3e en 5e lid van art.
21 der Lager Onderwijswet 1920. Deze nieuwe redactie
van artikel 102 is aangebracht bij wetswijziging
van 16 Februari 1923 en van kracht geworden
op 1 Januari 1923. Daar in de overgangsbe
palingen van de wet van 16 Februari 1923
(Staatsblad 38) omtrent deze materie niets naders is
bepaald, moet dus voor de vaststelling der bijdrage
over het dienstjaar 1922 de vroegere redactie van art.
102 nog in acht genomen worden en moet het bijzonder
vervolgonderwijs over 1922 nog voldoen aan de voor
waarden, door de gemeente voor het openbaar vervolg
onderwijs gesteld.
Zooals in ons desbetreffend voorstel van het vorige
jaar ook reeds is opgemerkt, volgt hieruit, dat verlangd
kan worden, dat aan een cursus voor bijzonder vervolg
onderwijs ten minste worden onderwezen die vakken,
welke in het leerplan voor openbaar vervolgonderwijs
voorkomen. Bij Uw besluit omtrent de vergoeding ex
artikel 102 over het dienstjaar 1921 werd met dit stand
punt dan ook rekening gehouden, hetgeen tengevolge
had, dat toen de bijdragen over 1921 geweigerd moesten
worden. Drie der betrokken schoolbesturen zijn tegen
Uwe beslissing in beroep gegaan bij de Kroon, doch op