■H ■«k k 36 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 Februari 1924. sing uit te stellen en het adres van de Kamer van Koop handel dringt er op aan om geen principieele beslissing te nemen inzake het verkeersvraagstuk alvorens het advies van de Kamer te hebben ingewonnen. Spreker zou dus zeggen dat het niet geheel duidelijk is, maar hij zou nu toch willen voorstellen voort te gaan met punt A. Het heeft daarmee al zoo lang geduurd en spreker vermoedt dat ieder, hoe ook het verkeer zal worden geleid, wel zal toegeven, dat een dergelijke Oosterbrug er toch moet komen. De heer Weima Ik ben het met U eens dat het adres niet duidelijk is. Maar zoo zit het, zooals ik heb gezegd. De Kamer wil ook het eene los van 't andere maken. De bedoeling is alleen het verkeersvraagstuk aan te houden. De heer Beekhuis kan zich niet geheel vereenigen met den gedachtengang, die hier op 't oogenblik wordt ge volgd. Hij vindt dat er wel degelijk verband bestaat tusschen beide zaken. Spreker kan zich niet begrijpen hij heeft ook de brug in 't klein hier bewonderd dat men daar ter plaatse een zoodanige breede en zware brug zou moeten hebben, als deze niet zal dienen voor het doorgaand- en hoofdverkeer. Indien deze brug daar niet voor zal dienen, dan zou hij haar veel te groot, te zwaar en te duur vinden. Spreker is van oordeel dat beide zaken dus wel degelijk in verband met elkaar staan en hij zou daarom willen voorstellen ook dit punt voorloopig niet te behandelen. Hij zou alleen van dat voorstel willen afzien, als gemotiveerd werd waarom het op 't oogenblik zoo dringend noodzakelijk is, de bestaande brug door een andere te vervangen. Als het vervangen van de brug urgent is, legt spreker er zich bij neer. Maar de Voorzitter moet niet zeggen, dat het al zoo lang geduurd heeft dat is voor spreker geen voldoende argument. Dat lange duren heeft de gemeente, dank zij het optreden van oud-wethouder De Vries, al heel wat voordeel bezorgd, want spreker heeft uit de stukken gezien dit is meteen een antwoord op de vraag van den heer Van der Schoot dat er eerst enkele firma's zijn uitgenoodigd en dat daarna door den heer De Vries het voorstel is gedaan om alsnog een publieke aanbesteding te houden. Die is er geweest, met het gevolg dat er nieuwe aanbiedingen zijn gekomen en daarbij was die van de firma-Braat de beste en verre weg de goedkoopste. De Voorzitter wil, nu een van de leden bezwaar maakt tegen splitsing, ook wel in stemming brengen een voorstel om de zaak in haar geheel aan te houden. De heer Beekhuis vraagt is het urgent dat de brug er komt Spreker zou zeggen mijnheer Beekhuis, moeten we U, als goed Leeuwarder, dat nog duidelijk maken Het is z. i. ieder wel duidelijk dat het wel urgent is en speciaal de raadsleden, die daar veel pas- seeren, kunnen wel beoordeelen of het urgent is of niet. Spreker heeft de overtuiging, welk verkeersplan men ook maakt hij kan wel zeggen dat hij persoonlijk zeer sceptisch staat tegenover een verkeersplan, omdat men het er toch nooit over eens wordt en het verkeer, wan neer men het er eindelijk al over eens is, toch weer heelemaal is veranderd spreker hoopt dat men later nog eens op deze zijn woorden zal letten dat de brug tóch noodig is; men blijft toch altijd een zeer groot verkeer houden, 't zij voetverkeer, 't zij rijverkeer, tus schen het stadsgedeelte ten oosten van de Oosterbrug en dat tusschen de binnengrachten. Spreker gelooft dus zeer zeker dat het noodig is dat er langzamerhand een nieuwe Oosterbrug moet komen. De menschen hebben zich daar voor 't passeeren zoo lang met den toestand beholpen, maar spreker is van de urgentie positief overtuigd. Ieder van de raadsleden is volkomen in staat de zaak te beoordeelen, laat dus ieder voor zich uitmaken of het urgent is of niet. Spreker vraagt of nog een van de leden bezwaar heeft en of de heer Beekhuis nog blijft bij zijn bezwaren tegen splitsing. Anders zou spreker willen laten stemmen. De heer Beekhuis wil thans niet meer ontkennen de urgentie van het vervangen van deze smalle voetbrug door een andere, maar de vraag is toch welke soort brug men daar dan noodig acht. Die vraag kan pas worden beantwoord als men weet dat het groote verkeer over die brug geleid zal worden, ja of neen. Deze brug zal toch worden aangelegd met het oog op het doorgaand verkeer en nu vraagt spreker zich af hoe kan het door gaand verkeer daar een uitweg vinden, als daar niet andere maatregelen worden genomen Het verkeer over de Keizersgracht te leiden, lijkt spreker onbegonnen werk dan zullen daar althans ook verkeersmaatregelen moeten worden genomen. Zal een brug van deze af metingen recht van bestaan hebben, dan moeten daar verdere maatregelen worden ontworpen. Maar dat be treft juist het plan of voorstel van den heer Molenaar. Spreker gaat er volkomen mee accoord dat dit wordt uitgesteld. Maar dan dunkt hem dat het bouwen der brug ook moet worden uitgesteld. Hij stelt zich voor dat, wanneer niet deze maar een eenvoudiger brug wordt gebouwd voor gewoon verkeer, dat dan veel goedkooper zou zijn en dat later wel eens kon blijken dat men met het bouwen van deze brug onnoodig te veel geld heeft uitgegeven. De heer K. de Boer is het geheel met den heer Beek huis eens dat, als er verschil van meening zou kunnen bestaan omtrent de Oosterbrug, het dan beter was dat dit punt ook werd aangehouden, om het te bekijken bij het algemeene plan. Spreker gelooft echter dat de heer Beekhuis zich vergist, als hij spreekt van het doorgaand verkeer spreker gelooft dat het meer gaat om het zware verkeer van deze hoek van de stad naar het centrum en hij gelooft dat de brug speciaal daarvoor noodig is. Verder moet men niet vergeten dat een moderne brug gemakkelijker en beter kan worden geopend en gesloten dan de andere en dat de wachttijden bij deze brug dus ook korter zullen zijn. Spreker gelooft daarom niet dat er een groot verschil van meening omtrent deze brug behoeft te zijn. De heer IJ. de Vries zou, voordat wordt besloten de zaak te splitsen, nog graag een opmerking willen maken over punt B Ia. Hij meende dat bij de begrooting was besloten om de huizen aan het Blokhuisplein, tegenover het Stads-Ziekenhuis, op te ruimen. Spreker meent be paald dat dit besluit is gevallen. Hij heeft nu juist dit bezwaar tegen het voorstel van Burgemeester en Wet houders dat het college er zoo vlug bij is, dat de leden, waar zij nog niet eens het officieele verslag van de be- grootingszitting hebben, de discussies nog niet hebben kunnen nagaan. Spreker gelooft echter dat besloten is die huizen daar af te breken. De Voorzitter kan den heer IJ. de Vries antwoorden dat dit wel is voorgesteld, maar dat ten slotte toen de heele zaak is aangehouden. Op ontkenningen uit den Raad antwoordt spreker, dat hij wel kan zeggen dat Burgemeester en Wethouders toch van plan zijn die huizen af te breken aangenomen of niet, ze worden toch afgebroken. Spreker geeft de verzekering dat ze eerstdaags naar den grond gaan. De heer IJ. de Vries kan zich volkomen vereenigen met de splitsing en dat de zaak nog eens zeer ernstig onder de oogen wordt gezien, maar hij zou thans niet willen uitsluiten het afbreken van de huizen op den hoek van het Blokhuisplein, omdat hiertoe reeds be sloten is en hij dit een van de meest noodzakelijke dingen acht voor de verbetering van het verkeer daar ter plaatse. Dat punt zou spreker dus nu niet willen uitstellen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 Februari 1924. 37 De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten tot splitsing bij de behandeling, van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Aan de orde is het voorstel sub A. De beraadslagingen worden geopend. De heer Fransen (wethouder) wil den heer Van der Schoot nog antwoorden op zijn vraag hoe indertijd de aanbesteding is gegaan, of er maar één firma is ge vraagd om een plan en begrooting te maken en of het werk aan die firma zal worden gegund. Bij de stukken lag een lijvig dossier, waarvan spreker hier een afschrift heeft en waarin is meegedeeld dat van de geheele zaak een aanbesteding heeft plaats gehad. In eerste instantie zijn een 8-tal firma's uitgenoodigd om een begrooting in te dienen van de te maken brug bij de Grachtswal, volgens maten en opgaven, berekend door den directeur van Gemeentewerken. Spreker meent dat toen de zaak is besproken in de commissie voor Openbare Werken en dat daar de opmerking is gemaakt dat het beter was, niet bij een uitnoodiging te blijven, maar dat men ook een publieke inschrijving moest hebben. Spreker meent dat ook later advertenties zijn geplaatst in een aantal bouwkundige bladen, zoodat een ieder de gelegenheid had een plan te ontwerpen. Bij de publieke aanbesteding is nu juist het plan-Braat naar voren gekomen. Dit nieuwe systeem was belangrijk lager in prijs dan alle andere opgaven. In het door spr. bedoelde stuk zijn ook de andere ontwerpen kort om schreven en zijn ook de cijfers voor den boven- en onderbouw genoemd. F.r is dus zooveel mogelijk gele genheid gegeven het goedkoopste en beste te krijgen. Nu vraagt de heer Van der Schoot waarom Gemeen tewerken zelf niet is gekomen met teekeningen van de brug en of men die daar niet kan maken. Spreker kan daarop antwoorden dat bij de tegenwoordige techniek alle groote ijzerfabrieken met eigen ingenieurs werken en er een eigen systeem op na houden, dat zij voort durend verbeteren en zoo goed en goedkoop mogelijk maken. Daar is nu juist het allermooiste, degelijkste, nieuwste en goedkoopste uit genomen, iets, wat men niet van den directeur van Gemeentewerken kan eischen. Die meende dat dit plan het beste was. Eerst zijn er maar 8 inschrijvingen gekomen maar bij de publieke aanbesteding zijn er nog 11 bij gekomen, zoodat men toen de keus had uit 19 ontwerpen. En na lang wikken en wegen is ten slotte dit als het beste gekozen" De heer Van der Schoot zal nu wel hebben vernomen dat alles in het werk is gesteld om de beste en goedkoopste brug te krijgen. Den heer Van der Schoot was het ook niet ontgaan dat het door den heer Fransen bedoelde stuk bij de stukken lag; hij heeft ook wel gezien dat er een tijd terug een aanbesteding is geweest, maar op het moment van de serieuze aanbesteding was deze gebaseerd op het ontwerp van de firma Braat. Spreker heeft ook wel gezien dat deze firma in eerste instantie bij de inschrij vers miste en dat die in tweede instantie er bij is ge komen. Toen heeft men aan het ontwerp van die firma vastgehouden; spreker heeft naast het ontwerp van de firma Braat geen ander ontwerp gezien. Waar nu ver schillende firma's een ontwerp hebben ingezonden, wil spreker vragen of dit ontwerp werkelijk de voorkeur ver dient en of men is gegarandeerd dat dit het goedkoopste is. Spreker meent nog dat men de zaak averechts heeft aangevat. Daar staat een miniatuur, dat wijst er op dat het aan Gemeentewerken wel kón gebeuren. De Voorzitter: Dat is gemaakt naar het ontwerp- Rraat. De heer Van der Schoot: Is dat juist? De Voorzitter: Zeker, dat is gemaakt naar het ont- werp-Braat. De heer Van der Schoot: Wat blijkt daaruit? De Voorzitter: Dat Gemeentewerken het ontwerp- Braat wel na kan maken. De heer Fransen (wethouder) hoort dat de heer Van der Schoot vraagt of dit nu het beste ontwerp is, dat is uitgezocht, terwijl hij zegt dat hij bij de stukken geen andere ontwerpen heeft gezien dan het eene ontwerp, dat hier wordt voorgesteld, het plan van onder- en bo venbouw van de firma Braat. Maar als de ontwerpen van die 19 fabrieken bij de stukken hadden gelegen en de leden hadden daar moeten uitzoeken, dan had men hier misschien 19 verschillende systemen gekregen, waarvan de eene dit en de andere dat beter zou vinden. Er staat ook in de stukken dat na rijpe overweging is gebleken dat het systeem-Braat het goedkoopste, dege lijkste en soliedste is. Daarom is dit ontwerp voorge steld; het is verreweg het goedkoopste ook. Het model, dat hier aanwezig is, is gemaakt naar de teekening van Braat. Toen het college had besloten dit ontwerp voor te stellen, heeft de adjunct-directeur aan een van de opzichters gevraagd of hij niet zoo'n klein modelletje van de beweging kon maken en toen heeft de opzichter Carpay aangeboden om in zijn vrijen tijd een model op i/io der ware grootte te maken. Dit mo del is dus gemaakt naar de teekening van Braat. In het ontwerp-Braat zijn door Gemeentewerken nog enkele wijzigingen en verbeteringen aangebracht, waarmee nu aan den Raad het geschiktste voorstel wordt gedaan. De heer B. Molenaar: In het voorstel staat: ,,Ten aanzien van de door de Commissie gemaakte opmerking omtrent het maken van een hulpbrug, deelen wij nog mede, dat hiervoor een post in de be grooting van den onderbouw is opgenomen." Wij hebben die vraag ook gesteld in de Commissie voor Openbare Werken en toen was het antwoord dat dit niet het geval was. De heer Fransen (wethouder) zegt dat het volkomen juist is, wat de heer AAolenaar opmerkt, dat in de com missie voor Openbare Werken de zaak is besproken en dat het daar allen gewenscht voorkwam dat er een hulp brug moest komen. Die bespreking ging daarover om dat de directeur van Gemeentewerken meende dat 't niet noodig was, of beter gezegd, hij was er niet tegen, maar hij had er niet bij stilgestaan. Spreker heeft zich toen den anderen dag begeven naar Openbare Werken en daar afschrift gevraagd van de uitgewerkte begrooting van den onderbouw en van wat daarmee annex was. Daarop stond een post: Hulpbrug voor de Oosterbrug. Spreker heeft dat toen aan 't col lege meegedeeld. Het bleek dus, hoewel èn de commissie voor Openbare Werken èn de directeur èn het college meenden dat daarvoor geen post was uitgetrokken, deze er wèl op stond. Men had alleen de eindcijfers gezien. Maar in de begrootingssom is opgenomen het plaatsen van een hulpbrug. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub A. Aan de orde is het voorstel sub B. De Voorzitter memoreert het voorstel van den heer B. Molenaar, hierop neerkomende:

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1924 | | pagina 7