54 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Februari 1924. onze menschen meer vertrouwen en verwacht van hen dat, als zij een arbeidsdag hebben van 8y2 uur, zij dan ook 8y2 uur zullen werken. Dat zijn zij ook aan de ge meente verplicht. Spreker heeft dus in 't kort dit willen zeggen dat hij hier in den Raad niet graag zou onderschrijven en willen aannemen wat de Commissie voor Georganiseerd Over leg heeft besloten. De Voorzitter zou, zonder nog verdere discussie te willen uitlokken, ook nog een paar dingen willen zeggen. De kwestie van het Georganiseerd Overleg is een kwestie, die als zoodanig naast deze zaak staat en die bij alle andere punten ook naar voren komen zal en reeds is gekomen. Op zichzelf heeft deze met de 48-urige werkweek echter niets te maken. Die zaak is in het Ge organiseerd Overleg afgedaan en zal hier thans afge daan moeten worden. Spreker wil thans alleen den Raad even in herinnering brengen de discussie die hij heeft gehad, voornamelijk met den heer M. Molenaar, die toen ook de woordvoer der was, bij de begrooting, toen deze zaak ook is be handeld, bij welke gelegenheid de heer Molenaar ook zijn standpunt heeft uiteengezet. Spreker weet wel dat de sociaal-democraten zich op het standpunt stellen, zooals de heer Molenaar heeft gezegd, maar spreker heeft ook altijd gezegd: Heeren, gij kunt U vrij op dat standpunt stellen, maar het is mijn overtuiging dat de meerderheid van den Raad dat niet doet. De kwestie is dat het Georganiseerd Overleg niet is doorgevoerd zooals de heeren dat graag willen. Een tweede punt betreft de cijfers van bezuiniging. Spreker stelt zich de zaak zoo voor. Hij wist wel dat die cijfers hier waren, maar of ze goed zijn of niet goed, te veel of te weinig, kan hij niet nagaan. Hij heeft zich alleen dit voor oogen gesteld: bij een eerlijke uitvoering van de zaak, ook van den kant van de werknemers, zal met de 48-urige werkweek precies evenveel moeten wor den bezuinigd als er bij heeft gemoeten toen de 45-urige werkweek is ingevoerd. Het is het logisch gevolg van een eerlijke uitvoering van de zaak dat wat er toen is bijgekomen er nu weer af moet. Het is daarbij natuurlijk mogelijk dat is destijds ook zoo geweest dat het dan met de rouleering van den dienst niet precies zoo loopt als in theorie is opgezet. Aan de cijfers hecht spr. echter, eerlijk gezegd, niet veel waarde; de directeuren konden ook heel moeilijk de juiste cijfers geven, zoo ook de directeur van de gasfabriek, die zich nog het meest in de ruimte houdt en spreekt van een bezuiniging van 5500.tot 11.000.Het zal in de practijk moeten blijken. Indertijd bij de invoering van de 45-urige werk week, is het personeel uitgebreid, thans zal dus bij een eerlijke uitvoering van de zaak moeten blijken dat het personeel weer tot dezelfde aantallen van voorheen kan worden teruggebracht. Doordat de diensten zich intus- schen hebben uitgebreid, is deze vergelijking wel niet geheel zuiver, maar in theorie dient het zoo toch te wor den voorgesteld. Dit wenschte spreker nog even naar voren te brengen. De heer Dijkstra heeft zich met opzet niet in de dis cussies gemengd, maar gelooft dat de Voorzitter thans een voorstelling van zaken geeft, die niet heelemaal juist is. Het is wel bekend en ook juist dat indertijd de invoering van de 48-urige werkweek personeel heeft ge kost, maar de invoering van de 45-urige werkweek heeft daaromtrent bitter weinig invloed gehad. Spreker her innert zich dat het bij het bedrijf van de Reiniging maar een zeer klein cijfer was en dat daar na invoering van de 45-urige werkweek zelfs nog een zeer belangrijk aantal menschen van het vaste personeel zijn ontslagen. Spreker meent dat daarin wel tot uitdrukking komt dat verandering van de 45-urige werkweek in de 48-urige voor de gemeente financieel niet veel beteekent, omdat het daarvoor ook niet veel heeft beteekend, toen de 45- urige werkweek is ingevoerd. De directeur van de gas fabriek verklaarde zich ook in die richting als deze thans 48 uur zal laten werken, zal dat bijna geen invloed hebben op zijn personeel. Die factoren moet men niet vergeten. Voor de leden die voor de 48-urige werkweek zijn en die daarin een belangrijke bezuiniging zagen, moeten de rapporten van de directeuren dan ook zeer teleurstellend zijn geweest. Wanneer men met 500 man werkt aan een bepaald stuk werk en men verlengt dan den arbeidsdag met een half uur, dan kan men natuurlijk 500 halve uren bespa ren. De resultaten zijn hier echter zoo negatief, doordat er zooveel soorten van werk zijn. Bij de Reiniging b.v. maakt men per middag 2 ritten en dat gebeurt ook bij invoering van de 48-urige werkweek. De bezuiniging zal op die wijze niet veel beteekenen. De beraadslagingen worden gesloten. De Voorzitter brengt in stemming het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub a van bijlage 33 van 1923, waarmee, wordt dit aangenomen, automatisch zal zijn aangenomen dat Burgemeester en Wethouders wor den uitgenoodigd een voorstel in te dienen tot het aan brengen van de wijzigingen in het Werkliedenreglement, die hieruit voortvloeien (sub c). Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 14 tegen 13 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Lautenbach, Fransen, Koop- mans, Tulp, Scheltema, Cohen, IJ. de Vries, Hofstra, Van der Schoot, Beekhuis, Oosterhoff, Weima, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi en de heer Visser. Tegen stemmen: de heeren Dijkstra, Hooiring, O. F. de Vries, Jansen, Muller, Botke, Westra, Tiemersma, M. Molenaar, K. de Boer, B. Molenaar, H. de Boer en Collet. 10 (Agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om in beginsel te besluiten tot het toe kennen van een subsidie van 30 in de netto-uitgaven van den avondcursus ter opleiding van machinisten. Dit voorstel luidt als volgt: Zooals U misschien bekend zal zijn bestaat hier ter stede sinds eenige jaren een rijkscursus ter opleiding van scheepsniachinisten. Duidelijker dan de naam van den cursus, geeft het prospectus aan als doel: ,,het op leiden van jongelieden tot assistent-machinist, in 't bijzonder ter verkrijging van het voorloopig diploma". Behalve verschillende wiskundige vakken omvat het leerplan van den cursus: natuurkunde, werktuigkunde, stoomwerktuigkunde, electrotechniek, kennis van mo toren, Nederlandsche taal en schetsteekenen. De duur van den cursus is twee jaar met een wekelijksch getal van 12. Als minimum toelatingsleeftijd geldt 16 jaar, terwijl men om toegelaten te worden in het bezit moet zijn van het diploma eener ambachtsschool met vol doende cijfers voor de theoretische vakken, of het di ploma eener burgeravondschool met een bewijs van driejarige practische werkzaamheid. Is de candidaat niet in het bezit van de vereischte stukken, dan bestaat gelegenheid een toelatingsexamen af te leggen. Boven dien zijn nog eischen gesteld voor het gezichts- en ge hoororgaan. Het schoolgeld bedraagt 10.per jaar, voor minvermogenden 5.per jaar, terwijl aan onver- rnogenden vrijstelling van betaling kan worden verleend. De lessen worden waargenomen door een directeur en drie leeraren. In den regel gingen de afgestudeerden varen, doch daar door den algemeenen economischen toestand ook de vraag naar deze werkkrachten minder bleek te wezen dan het aanbod, werden de gediplomeerde leerlingen van den cursus in den laatsten tijd meermalen geplaatst Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Februari 1924. 55 als land-machinist. Tot nog toe werd het nadeelig saldo van den cursus geheel aangezuiverd door het Rijk, doch door het hierboven vermelde feit, dat het in de laatste jaren herhaaldelijk voorkwam, dat de leerlingen niet hun feitelijke bestemming scheepsmachinist konden hereiken, heeft de betrokken Minister zijn houding ten opzichte van dezen cursus thans blijkbaar zoodanig ge wijzigd. dat hij zich voorstelt, bij gebleken wenschelijk- heid van het voortbestaan van den cursus, door het Rijk in 't vervolg 70 en door de gemeente 30 van de kosten te laten betalen, waardoor dus de cursus zou komen te vallen onder de bepalingen van de Nijverheids onderwijswet. Na deze inleiding brengen wij nog onder Uwe aan dacht, dat bij ons onder dagteekening van 24 October 1923 is ingekomen een schrijven van het bestuur der Vereeniging voor Middelbaar Technisch en Ambachts- onderwijs alhier, houdende mededeeling, dat door den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen aan dat bestuur de vraag is gesteld, of de cursus tot opleiding voor het voorloopig diploma van machinist, in verband met de tegenwoordige behoefte aan machinisten ter koopvaardij, ook voor opheffing in aanmerking komt. Tevens bracht de Minister ter kennis van het bestuur, dat dit, indien het voortbestaan van den cursus wen- schelijk geacht wordt, zich ervan zal moeten overtuigen, of de gemeente, bij eventueele handhaving van den cur- sus, bereid zou zijn 30 in de netto-kosten bij te dragen. Het bestuur der Vereeniging deelt bij bovengenoemd schrijven nog mede, dat uit het feit, dat in September j.l. j de nieuwe cursus weer met 15 leerlingen is begonnen, blijkt, dat de opleidingscursus nog wel in een behoefte voorziet en het daarom niet tot opheffing ervan kan adviseeren. Aan het slot van zijn schrijven vraagt het bestuur, alvorens zijn advies aan den Minister uit te brengen, te mogen vernemen, of de gemeente bereid is bij mogelijke handhaving 30 in de netto-kosten van den cursus bij te dragen. Na een door ons college ingesteld onderzoek kunnen wij ons met de meening van het bestuur der Vereeniging voor Middelbaar Technisch en Ambachtsonderwijs, n.l. dat het voortbestaan van den cursus zooveel mogelijk verzekerd moet worden, omdat er behoefte aan blijkt te bestaan, getuige het aantal leerlingen, vereenigen. Wat betreft de vraag, of de gemeente 30 der kosten voor hare rekening kan nemen, doen wij opmerken dat blijkens een door meergenoemd bestuur ingezonden begrooting voor het jaar 1924 de met inachtneming van artikel 25, 7e lid, der Nijverheidsonderwijswet bepaalde netto-kosten van den cursus voor dat jaar worden geraamd op 1745.Hiervan zou dus 30 bedragen 523.50. Het subsidieeren met 30 der netto-kosten van den cursus zou dus voor deze gemeente, voor 1924 althans, een uitgaaf medebrengen van ongeveer 523.50. Wanneer echter, zooals in het schrijven van het bestuur d.d. 24 October j.l. wordt verondersteld, de inrichting van den cursus zoodanig wordt gewijzigd, dat om de twee jaren een nieuwe cursus wordt begonnen inplaats van, zooals tot nu toe, elk jaar, dan zouden de jaar- lijksche kosten tot op de helft worden teruggebracht. Daar hiervan echter niets definitief bekend is, mag met deze eventueele verandering geen rekening worden gehouden. Voorloopig wordt dus, teneinde aan het verzoek van het bestuur te voldoen, van Uwe Vergadering slechts gevraagd het nemen van een beginselbesluit. Doet de Minister te zijner tijd de toezegging, dat het Rijk de overige 70 in de netto-kosten van den cursus zal bijdragen, dan dient nog, overeenkomstig artikel 25 der Nijverheidsonderwijswet, formeel besloten te wor den, dat de instandhouding van den cursus noodig ge oordeeld wordt en de gemeente definitief 30 der netto-uitgaven voor hare rekening neemt. In verband met de belangen, welke met het voort bestaan van den cursus gemoeid zijn, meenen wij vrij heid te vinden U in overweging te geven te besluiten: aan het bestuur van de Vereeniging voor Middelbaar Technisch en Ambachtsonderwijs alhier mede te deelen, dat de gemeente in beginsel bereid is in de netto- kosten van den avondcursus ter opleiding van machi nisten een bijdrage te verleenen van 30 onder voor waarde, dat het Rijk de overige 70 dier kosten voor zijn rekening neemt. De heer Tulp (wethouder) wil even een kleine toe lichting hierbij geven omdat er een klein misverstand schijnt te bestaan. Sommige leden schijnen n.l. te hebben begrepen dat de kosten voor de gemeente per jaar niet 523.50 maar de helft daarvan zullen bedragen, omdat het een 2-jarige cursus is. Dit is niet juist. De kosten zijn wel 523.50 per jaar, want men heeft per jaar twee deelen van den cursus en men houdt per deel de kosten van de leerkrachten. De Raad is er dus niet af met de helft, maar met het volle bedrag per jaar. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Op voorstel van den Voorzitter wordt in geheime vergadering overgegaan. Na heropening der openbare vergadering wordt, niets meer te behandelen zijnde, deze door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1924 | | pagina 9