136 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Mei 1924.
Vereeniging,
door welker bestuur
de vergoeding
gevraagd wordt.
1
School,
aan welke in 1923
vakonderwijs
werd gegeven.
2
1. 0.
of
u. 1. 0.
3
Aangevraagd
bedrag
ex art. 101,
9e lid,
(model K).
4
Maximum
aantal uren,
waarvoor
vergoeding
verleend
kan worden.
5
Werkelijk
gegeven
aantal uren
vak
onderwijs
6
Bedrag
der
ver
goeding
per uur.
7
Toe te
kennen
vergoeding.
8
R. K. Schoolver.
Tweebaksmarkt 44
u.
f 180.40
2296
82
f 2.20
f 180.40
St. Luciagesticht
Groote Kerkstraat 89
1.
1418.60
376
820
1.73
650.48
yy
Groote Kerkstraat 11a
1.
650.48
376
792
1.73
650.48
Groote Kerkstraat 11a
u.
96.80
2296
44
2.20
96.80
Ver. Chr. Schoolond.
Pieter Feddesstraat 2
1.
1812.60
376
988
1.73
650.48
yy
Leeuwrikstraat 10
I.
1003.20
376
611
1.73
650.48
yy
Marg. de Heerstraat 1
1.
1 (-,97 m
376
7171/2
1.73
650.48
Marg. de Heerstr. 1
u.
jj 1 G_ y'r
2296
173
2.20
380.60
Ver. v. Chr. Volksond.
Schoolstraat 1
1.
176.46
250 2/3
102
1.73
176.46
Ver. tot st. en inst.
kweekscholen, enz.
Marg. de Heerstraat 2
1.
1079.52
376
624
1.73
650.48
yy
Marg. de Heerstraat 2
u.
686.40
2296
312
2.20
686.40
Ned. Herv. Schoolv.
Druifstreek 72
1.
216.83
125 V3
257
1.73
216.83
voor gewoon en uitgebreid lager onderwijs, gevestigd
Groote Kerkstraat no. 11a alhier, over het jaar 1923 de
vergoeding ex artikel 101, 9e lid, der Lager Onderwijs
wet 1920 toegekend. Het juiste bedrag dier vergoeding
kon toen echter nog niet worden bepaald en daarom
werd volstaan met in het dictum van het besluit te ver
melden: de bedragen, waarop genoemd bestuur per
gegeven lesuur vakonderwijs aanspraak kon maken, be
nevens de maximum aantallen uren vakonderwijs, waar
voor de vergoeding toegekend zou kunnen worden.
De bepaling van het juiste getal lesuren en dus ook
van het werkelijke bedrag der over 1923 te verleenen
vergoeding werd aan Burgemeester en Wethouders
overgelaten.
Het komt ons echter wenschelijk voor, alle over 1923
te verleenen vergoedingen ingevolge artikel 101, 9e lid,
samen te vatten in één besluit, zoodat van die vergoe
dingen op eenvoudige wijze een juist overzicht wordt
verkregen. Daarom geven wij U in overweging uit het
dictum van Uw meergenoemd besluit die woorden te
laten vervallen, waarbij aan ons werd overgelaten de
verdere vaststelling van de vakonderwijsvergoeding aan
het bestuur der Roomsch-Katholieke meisjesscholen.
Naar aanleiding van bovenstaande stellen wij U voor
te besluiten:
I. in het dictum van het besluit van den Raad, d.d.
21 Augustus 1923, no. 273R/157, vervallen onder I de
woorden „het juiste aantal lesuren te bepalen door Bur
gemeester en Wethouders"
II. over het jaar 1923 als vergoeding, ingevolge
artikel 101, 9e lid, der Lager Onderwijswet 1920, toe
te kennen de volgende bedragen als aan het bestuur
van:
ci. de Roomsch-Katholieke Schoolvereeniging, alhier,
voor de school Tweebaksmarkt 44 (u. I. o.) 180.40;
b. het Sint Lucia Gesticht te Rotterdam voor de
school Groote Kerkstraat 89 (I. o.) 650.48;
voor de school Gr. Kerkstraat 11a (I. o.) 650.48;
Gr. Kerkstraat 11a (u. 1. o.) 96.80;
c. de Vereeniging voor Christelijk Schoolonderwijs,
alhier, voor de school Pieter Feddesstraat 2 (I. o.)
650.48;
voor de school Leeuwrikstraat 10 (I. o.) 650.48;
Marg. de Heerstraat 1 (l.o.) 650.48;
Marg. de Heerstr. 1 (u.l.o.) 380.60;
d. de Vereeniging voor Christelijk Volksonderwijs,
alhier, voor de school Schoolstraat i (1. o.) 176.46;
e. de Vereeniging tot stichting en instandhouding
van een of meer kweekscholen ter opleiding van onder
wijzers en onderwijzeressen aan Christelijke scholen,
alhier, voor de school Margaretha de Heerstraat 2 (1. o
650.48;
voor de school Margaretha de Heerstraat 2 (u. 1. o.)
686.40;
de Nederlandsch Hervormde Schoolvereeniging,
alhier, voor de school Druifstreek 72 (1. o.) 216.83.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou
ders sub 6 en 7 (agenda sub 7 en 8).
8 (Agenda no. 9). Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op het adres der Nederlandsche Ver
eeniging van Grossiers op electro-technisch gebied be
treffende het lidmaatschap der gemeente van de Coö
peratieve Inkoopvereeniging van Metaalindustrieelen te
Rotterdam (Coopra).
Dit prae-advies luidt als volgt:
In 1920 heeft de gemeente op advies van den Direc
teur der lichtbedrijven en van de betrokken Raads
commissie, op grond dat de vereeniging, in verband
voornamelijk met eene grootere door te voeren norma
lisatie en daardoor te verkrijgen bezuiniging in de
eerste plaats bij het electriciteitbedrijf, nuttig zou kunnen
werken, een aandeel groot 5000.waarvan 10
werd gestort, genomen in de Coöp. Inkoopvereeniging
van Metaal-Industrieelen (Coopra) te Rotterdam en wel
ten name van de gemeentelijke lichtbedrijven.
Tegen dit lidmaatschap komt de Nederlandsche Ver
eeniging van Grossiers op Electrotechnisch gebied te
's Gravenhage bij adres, ingekomen 4 April 1.1. en in
onze handen om prae-advies gesteld, in verzet. Bij de
stukken zijn evenwel later gevoegd een contra-adres
van de Coopra, maar ook een nader schrijven van de
Grossiersvereeniging, waarbij zij een goed deel van
hare beweringen uit het eerste adres terugneemt, maar
toch de vraag blijft stellen of een publiek lichaam de
coöperatie in het algemeen moet steunen en verzoekt
den gewonen handel te bevoordeelen.
Deze vraag, die dus in het algemeen wordt gesteld,
los van de deelneming van de gemeente in de evenge-
noemde coöp. vereeniging, welker statuten wij inmiddels
om aan een uit den boezem Uwer Vergadering opge
komen verzoek te voldoen bij het dossier hebben ge
voegd, is daarmede alleen aan de orde. Althans als
de Raad zich geroepen voelt daarop een antwoord te
geven, want het is thans niet meer het eigen belang van
een vereeniging van bepaalde vakgenooten, waarvoor
hier wordt opgekomen. Het derde lid van art. 8 der
Grondwet is hier van toepassing wettig bestaande
ligchamen kunnen aan de bevoegde magt verzoek
schriften indienen, doch alleen over onderwerpen tot
hunnen bepaalden werkkring behoorende.
De Directeur der lichtbedrijven, die over de onder-
werpelijke adressen is gehoord, heeft de opmerking
gemaakt dat de gemeente er op aangewezen is daar ter
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Mei 1924. 137
markt te gaan waar zij het voordeeligst te recht kan
dat is nu eens bij eene coöp. vereeniging, dan weer bij
den gewonen handel. Buitengewone omstandigheden
daargelaten, is dit inderdaad de regel met deze op
merking kan hier o. i. worden volstaan, doch aan de
Nederlandsche Vereeniging van Grossiers op electro
technisch gebied ware te antwoorden, dat hare adressen
op grond van art. 8 der Grondwet voor kennisgeving
zijn aangenomen.
Wij hebben de eer U voor te stellen in dien zin te
besluiten.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Weima kan zich met het prae-advies, zooals
dat hier ligt, wel vereenigen. Hij heeft, zeer tot zijn spijt,
door buitengewone omstandigheden geen gelegenheid
gehad de stukken in te zien, doch heeft thans even voor
zich liggen de statuten, die hem iets soepel lijken te zijn.
Hoewel hij met dit prae-advies wel kan meegaan, zou
hij toch een opmerking willen maken.
Door den directeur der Lichtbedrijven wordt gezegd
dat de gemeente er op is aangewezen daar te koopen,
waar zij het goedkoopst terecht kan, hetzij bij een coö
peratieve vereeniging, hetzij bij den vrijen handel. Dit
is zeer juist en spreker is het volmaakt daarmee eens.
Maar en hier zit een „maar" aan, dat niet is weg te
redeneeren en dat spreker dan ook graag in het belang
van de zaak en in verband met eventualiteiten naar
voren wil brengen men moet niet uit het oog ver
liezen: koopen van een coöperatie is heel iets anders dan
lid zijn van een coöperatie. Daar sloeg deze zaak op en
het lijkt spreker voor een gemeente heusch niet goed
toe lid van een coöperatie te zijn, niet zoozeer omdat
daaraan financieele bezwaren of gevaren zijn verbonden,
maar juist omdat men dan ook bij de coöperatie moet
koopen. Het kan dan voorkomen dat men daar niet
goedkoop maar duur koopt. Juist omdat de gemeente
dan gebonden is daar te koopen, zij daar misschien van
daag goedkoop maar morgen duur zal moeten koopen,
is spreker tegen het lid zijn van de gemeente van een
coöperatieve vereeniging. al wil hij daarmee niet zeggen
dat de gemeente nooit mag koopen bij een coöperatieve
vereeniging. Dat laatste moet vrij blijven. Spreker staat
op het standpunt van den directeur der Lichtbedrijven,
dat de gemeente gaat daar, waar zij het goedkoopst
terecht kan. Zij behoort echter nooit een verbintenis aan
te gaan als lid van een coöperatie, ten eerste, omdat
daaraan financieele bezwaren zijn verbonden en ten
tweede, omdat zij op die wijze te duur kan moeten
koopen. Spreker meent, zonder zich te verzetten tegen
het prae-advies, dit naar voren te moeten brengen, om
dat hij van oordeel is dat een gemeentebestuur vrij moet
staan. Dat is ook hetgeen men hier bedoeld heeft.
De heer Beekhuis gelooft dat de geachte vorige spr.
niet heelemaal juist is. Eén van de artikelen der statuten
zegt juist dat, wanneer men even goedkoop bij de
coöperatieve vereeniging kan koopen als bij een ander,
men dan eigenlijk verplicht is ook van de vereeniging
te nemen. Dat is het belang van de vereeniging en als
lid is men dan toch eigenlijk ook gebonden haar te steu
nen. Verder gaan de statuten echter niet; de gemeente
is even goed vrij bij een ander te koopen, zij is niet
verplicht tot afname van de vereeniging maar is vrij in
haar afname. Alleen, zoo zeggen de statuten, als men
even goedkoop bij de coöperatieve vereeniging terecht
kan dan is men verplicht bij haar te nemen. Men kan
dus zeer zeker niet zeggen dat de gemeente bij de ver
eeniging duurder uit is dan bij een particulier; integen
deel, zij kan daar óf even goedkoop terecht óf zij gaat
niet bij de vereeniging.
De heer Weima wil nog even iets toelichten. Hij heeft
gezegd dat hij zich met dit prae-advies wel zou kunnen
vereenigen en dat hij slechts inderhaast de statuten heeft
kunnen inzien, waarbij hij heeft opgemerkt dat deze nog
al soepel zijn. Hij heeft echter in 't algemeen gesproken
dat het hem niet wenschelijk voorkomt dat een gemeen
tebestuur lid is van een coöperatie, maar vrij blijft te
gaan, waar het 't goedkoopst terecht kan. Spreker denkt
de coöperatie en de vrije handel hier nu weg maar zegt:
sluit U als gemeente in het algemeen niet als lid aan van
een coöperatie, omdat men dan meestal de gevaarlijke
verplichting heeft daar ook te moeten koopen en ook
staat voor de financieele gevolgen.
De Voorzitter weet niet precies hoe en wanneer inder
tijd is besloten dat de gemeente lid zou worden van
deze vereeniging, maar acht het eene bezwaar van den
heer Weima absoluut vervallen, omdat de gemeente niet
verplicht is, terwijl zij lid is, bij de vereeniging te koo
pen, maar kan gaan daar, waar zij het goedkoopst te
recht kan. Was de gemeente volgens de statuten wél
verplicht bij de vereeniging te koopen, dan was zij zeer
waarschijnlijk ook geen lid geworden, omdat zij dan
gebonden zou zijn daar steeds te koopen, ongeacht de
kwaliteit en de prijs. Het eene argument van den heer
Weima vervalt dus, in elk geval wat betreft deze veree
niging. Nu kan de heer Weima wel generaliseeren dat
men met dit bezwaar als gemeente van geen enkele
coöperatieve vereeniging lid moet zijn, doch als een
bepaald artikel van de statuten dat bezwaar ondervangt,
dan is het daarmee vervallen.
Een andere kwestie is de aansprakelijkheid van de
leden betreffende de schulden. Dat is iets, waaromtrent
men kan vragen: mogen we dat als gemeente doen ja
of neen? Daar zou over te praten zijn, maar daar gaat
het hier nu niet over.
Verder beschouwt spreker de zaak zoo, dat de veree
niging van grossiers zich eigenlijk met het zenden van
haar eerste adres een beetje in de vingers gesneden heeft
en dat, als zij vooraf geweten had hoe het precies was,
zij haar adres niet zou hebben ingestuurd. Zij moest zich
echter toch groot houden, toen bleek dat zij zich zoo
leelijk verkeken had en de zaak door de coöperatieve
vereeniging was recht gezet en heeft toen maar gezegd
dat het toch eigenlijk niet goed is dat een gemeente lid
is van een coöperatieve vereeniging.
De heer Weima kan zich echter met het prae-advies
wel vereenigen en wanneer de andere leden dat ook
kunnen is de zaak daarmee afgedaan.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
9 Agenda no. 10). Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op het schrijven van Curatoren van
het gymnasium alhier tot wijziging der verordening
voor die inrichting van onderwijs (bijlage no. 12).
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
10 (aan de agenda toegevoegd onder II). Voorstel
van Burgemeester en Wethouders tot het instellen van
eene rechtsvordering tegen R. Kunst tot ontruiming
van de gemeentewoning Zuidvliet no. 256 en betaling
van achterstallige huurpenningen.
De Voorzitter deelt ter toelichting mede dat Kunst
alleen woont, dat vrouw en kinderen bij hem weg zijn,
zoodat hij wel ergens anders onderdak kan bekomen.
Het is beter dat deze woning wordt verhuurd aan een
gezin dan aan een man alleen, doch aangezien Kunst,
die op dit oogenblik 14 weken huur achterstallig is,
niettegenstaande hem gedane sommatie weigert het
achterstallige te betalen en de woning te ontruimen,