216 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 19 Augustus 1924. De heer O. F. de Vries komt niet zoozeer op het voor stel zelf, maar wil enkel een opheldering vragen. Hij heeft van morgen in een van de stukken gezien dat door den directeur van Gemeentewerken de opmerking is ge maakt dat hem van het bouwplan niets bekend was en dat hij de teekeningen niet had gezien. Toen spreker evenwel langs het werk liep, bleek hem, dat de funda menten al in den grond zitten en dat er al steen enz. staat, zoodat er dus al wel bouwvergunning zal zijn verleend. Dit is spreker niet duidelijk. De directeur van Gemeentewerken zal dan toch het plan wel hebben ge zien, terwijl hij het blijkens de stukken niet had gezien; anders toch had hij dit niet geschreven. Misschien dat hij het nu naderhand heeft gezien; daaromtrent vraagt spreker opheldering. De heer Fransen (wethouder) kan in de eerste plaats den heer Van der Veen antwoorden dat de zaak in over leg met den erfpachter is gegaan, dat de woningen aan hem voor deze bepaalde som worden overgedragen, dat hij ze voor Augustus 1925 moet afbreken en dat de erf pachter moet zorgen dat die menschen een andere wo ning krijgen. Kalma heeft hierbij toegezegd dat hij op zich nam dat, voordat met de afbraak werd begonnen, deze bewoners door hem in een andere, voor hen ge schikte, woning zouden worden ondergebracht. Op de vraag van den heer O. F. de Vries moet spreker antwoorden dat hij heelemaal niet in de stukken heeft gelezen dat de directeur meedeelt dat hij van het bouw plan niet afwist. Toen de bespreking bij Burgemeester en Wethouders was, was reeds het geheele plan, ook met den hoekgevel, die naar het oosten is gekeerd, bij het college van Burgemeester en Wethouders goedge keurd; het plan is ook bij Woningtoezicht geweest en ook bij de schoonheidscommissie en ten slotte hebben Burgemeester en Wethouders er hun fiat op gegeven. De zaak is dus geheel rijp voor behandeling in den Raad. De Voorzitter: Hebt U dat in de stukken gelezen, mijnheer De Vries? De heer O. F. de Vries: Ja, daar staat uitdrukkelijk in dat den directeur niets bekend was van het bouwplan. Maar 't kan wel wezen dat hem dat later bekend is geworden. De Voorzitter: Het is een brief van 20 Mei van den directeur, die hier in ligt. De heer O. F. de Vries: Dat zeg ik juist, dat hij later het bouwplan wel kan hebben gezien. Daarom stel ik mijn vraag. De Voorzitter doet lecture van bedoelden brief van den directeur. De heer O. F. de Vries verklaart dat de zaak hem reeds is opgehelderd. De heer Van der Veen dankt den wethouder voor diens mededeeling. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 8 (Agenda no. 9). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van het St. Luciagesticht te Rotterdam om gelden beschikbaar te stellen voor de plaatsing van closets in de R. K. Meisjesschool. Dit prae-advies luidt als volgt: Bij Uwe beschikking van 1 Juli j.l. is in onze handen gesteld ten fine van prae-advies een adres van het be stuur van het St. Lucia Gesticht, gevestigd te Rotterdam, waarbij gelden uit de gemeentekas worden gevraagd voor het aanbrengen van closets in het gebouw van de Roomsch-Katholieke Meisjesschool, Groote Kerkstraat 89, alhier. Adressant vormt, krachtens zijn vorenge noemde hoedanigheid, tevens het bestuur van deze school. Blijkens de memorie van toelichting tot dit adres hebben de Inspecteur van het lager onderwijs in de inspectie Leeuwarden en de schoolarts hier ter plaatse, beiden hun afkeuring te kennen gegeven over het in dit gebouw bestaande, zeer primitieve privatenstelsel. Uit een onderzoek is ons gebleken dat dit inderdaad juist is en het uit een hygiënisch oogpunt zeer wenschelijk wordt geacht dat vooral voor deze school het oude stelsel wordt vervangen door de meer moderne closets. Naar de meening van ons college worden dan ook, nu het dit schoolgebouw betreft, door de voorgenomen verandering de normale eischen, die in verband met het te geven onderwijs aan de inrichting zijn te stellen, niet overschreden. De kosten der verandering behooren tot de buiten gewone uitgaven, zoodat de aanvrage terecht overeen komstig het bepaalde bij art. 72, le lid, der Lager On derwijswet 1920, is gedaan. Tevens is voldaan aan het bepaalde bij art. 73, lid 3, van evengenoemde wet. En waar artikel 75, 2de lid, bepaalt, dat de medewerking slechts wordt geweigerd, wanneer niet aan de in artikel 73 omschreven vereischten is voldaan, behoort de ge meente derhalve de benoodigde gelden beschikbaar te stellen. Wij hebben dan ook de eer, onder overlegging van de betrekkelijke stukken, Uwe Vergadering in overwe ging te geven te besluiten: voor het bestuur van het St. Lucia Gesticht, gevestigd te Rotterdam, tevens vormende het bestuur over de Roomsch-Katholieke Meisjesschool, Groote Kerkstraat 89, alhier, de benoodigde gelden uit de gemeentekas be schikbaar te stellen ten behoeve van het aanbrengen van een 12-tal closets met waterspoeling en verdere in ver band hiermede te verrichten werkzaamheden, in het gebouw van deze school. De beraadslagingen worden goepend. De heer Tiemersma heeft met belangstelling kennis genomen van dit voorstel en zal ook zijn stem daaraan geven. Het is dan ook niet zoozeer dat hij hierop aan merking wil maken dan wel dat hij hier iets aan toe wil voegen. Sprekers bedoeling is meer een vraag in het algemeen naar aanleiding van deze zaak te stellen, een vraag, die de Voorzitter waarschijnlijk wel zal willen overwegen of beantwoorden. Spreker vindt dat het hierbij gaat in de goede lijn, dat het privatenstelsel in alle scholen wordt vervangen door closets, omdat dit vrij zeker, wat betreft de hygiëne, een zeer goede zaak is. Het is nu zijn bedoeling niet daarop aan te dringen. Maar de zaak is deze dat meer malen de raadsleden attent zijn gemaakt op den slechten toestand van het privatenstelsel, waarbij het beslist wel hier en daar hapert, zoodat verbetering noodzakelijk is. Spreker zou nu graag willen dat, als er weer een derge lijke toestand aan een school is het kan niet schelen aan welke zoodat er belangrijke verbetering moet worden aangebracht, het college dan in overweging zou willen nemen ook daar het closetstelsel in te voeren. De Voorzitter merkt op dat de heer Tiemersma dus eigenlijk niet spreekt over het aanbrengen van water closets in deze school. Wat betreft de opmerking van den heer Tiemersma over de andere scholen, daar is een heel andere toestand. Spr. persoonlijk is er van overtuigd dat, wanneer daar werd meegewerkt door de concierges, het personeel en de werkvrouwen, daar dan een veel betere toestand Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 19 Augustus 1924. 217 zou zijn. Over 't algemeen is men daar echter zoo doods bang voor tocht, dat men altijd alle raampjes gesloten houdt. Spreker zou wel graag willen meewerken, maar de toestand is niet zoo slecht. Hij heeft, zoo dikwijls hij de scholen bezoekt, altijd de meeste attentie voor de privaten, maar het is zijn meening dat de toestand niet zoo slecht is; men kon wel een goede ventilatie maken en daardoor een goede atmosfeer houden, maar men heeft meestentijds alle ramen dicht. Evenwel wil spreker zeer zeker graag de opmerking van den heer Tiemersma onder zijn attentie houden. De heer Tiemersma dankt den Voorzitter vooral voor diens laatste toezegging. Hij zal hier nu verder niet op ingaan, omdat hij waarschijnlijk later daarvoor de ge legenheid wel krijgt. De heer H. de Boer heeft naar aanleiding van het antwoord, dat de Voorzitter geeft, toch behoefte een vraag te stellen en wel deze: als de Voorzitter meent dat niet wordt meegewerkt door de concierges en het personeel aan de andere scholen en dat de toestand daar, indien dat wel gebeurde, wel houdbaar kan zijn, is dat dan niet het geval bij deze school, waarin closets zullen worden aangebracht? Het is voor den Raad van belang te weten, waarorh daar een andere toestand is. Spreker meent dat de vraag, welke de heer Tiemersma stelde, de strekking had zij is ook in dien vorm ge steld er op aan te dringen dat ook in de andere scholen, zoodra daar de behoefte blijkt, closets zullen komen. Er zal een nader antwoord door den Voorzitter moeten worden gegeven, waarom hij meent dat het bij de andere scholen niet noodig is en bij deze, waaraan de leden thans hun stem zullen geven, wel. Is er dan werkelijk verschil in den toestand, b.v. bij die aan school 9 en die aan de school, waar de closets nu zullen worden ingevoerd? De Voorzitter kan daarop antwoorden dat de toestand aan de school in de Kerkstraat werkelijk heel anders is dan die aan de openbare scholen. In deze laatste zijn overal de inrichtingen in de gang en is er voldoende ven tilatie met de buitenlucht. Bij de school in de Kerkstraat zitten de privaten echter tusschen en aan de lokalen; de lokalen liggen tegen elkaar en de privaten zitten er midden in, zoodat ventilatie met de buitenlucht moeilijk is aan te brengen. Bij onze scholen zijn de privaten alle aan de gangen en spreker is er van overtuigd dat, als daar maar wordt meegewerkt, men daar voldoende frissche lucht kan krijgen. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 9 (Agenda no. 10). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van de afdeeling Leeu warden van den Bond van Onderwijzeressen bij het Fröbelonderwijs betreffende stichting van een gemeen telijken cursus tot opleiding van onderwijzeressen bij het bewaarschoolonderwijs (bijlage no. 19). De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer Muller zegt dat het den Voorzitter bekend zal zijn, wanneer hij zegt dat dit voorstel door hem met groote sympathie wordt begroet. Dat klinkt den Voor zitter zeker niet vreemd in de ooren, omdat er in de bewaarschoolcommissie al eerder over gesproken is en spreker ten opzichte daarvan niet veel meer heeft te zeggen. Wanneer spreker naar aanleiding van dit punt toch het woord verlangt, dan is dit in hoofdzaak gelegen in de wijze, waarop artikel 4 in de behoefte van personeel voorziet, spreker bedoelt wat de salarieering betreft. Dit artikel zegt: „De belooning bedraagt 75.per jaar voor elk wekelijksch lesuur. Het salaris van den directeur als zoodanig bedraagt 100.per jaar." Zal deze zaak slagen, dan is het niet alleen voldoende, dat de Raad op dit oogenblik dit voorstel aanneemt, maar dan zal daarnaast de zaak zoo moeten worden in gepikt, dat er leerlingen zijn en dat er leeraren en lee- raressen zijn. Nu komt het spreker voor dat, wanneer de Raad op 't oogenblik zou besluiten om de leeraren en leeraressen te betalen met 75.men dan wel een besluit neemt, maar het de groote vraag zal zijn of er eventueel wel krachten aanwezig zullen zijn om dit on derwijs te geven, zooals de Raad meent dat dit volgens de verordening moet worden gegeven. Doch ook om andere reden meent spreker dat de voor gestelde salarieering te laag is en wel in de eerste plaats, omdat, zooals bekend is, aan de leeraren en leeraressen aan den vroegeren cursus, die door de gemeente werd gesubsidieerd en door „het Nut" werd gegeven, een be- ïooning werd toegekend van 90.per jaar voor elk wekelijksch lesuur en verder, omdat dit bedrag bij het herhalingsonderwijs is 100.-, aan de handelsavond school 3.10 per lesuur wordt betaald De Voorzitter: aan de middelbare. De heer Muller: Ja... aan de burgeravondschool 2.80 en aan den avondcursus voor volwassenen 100.per jaar voor elk wekelijksch lesuur wordt gegeven dat is dus ongeveer 2.per uur terwijl aan de normaalschool bedragen van 100.tot 120. per jaar voor elk wekelijksch lesuur wordt uitbetaald. Gezien nu het feit, dat tot nog toe de leeraressen en leeraren aan dezen cursus, toen die niet door de ge meente maar door „het Nut" werd gegeven, met 90. werden betaald, zou spreker in de eerste plaats, al vorens met een voorstel te komen, willen vragen: denkt de Voorzitter met deze bedragen over die krachten te kunnen beschikken, die noodzakelijk zijn, opdat deze cursus op een zoodanige wijze zal functionneeren, als men daarvan in de toekomst zal mogen verwachten? Dat is de eerste vraag. In verband verder met het feit, dat we op 't oogenblik al aardig ver in Augustus zijn en deze cursus zeer zeker zoo spoedig mogelijk zal moeten beginnen, zou spreker willen vragen: Wanneer denkt de Voorzitter opdracht te geven tot het invoeren van den cursus? Want als dat b.v. januari zou worden zou het eerste leerjaar slechts een halfjarige cursus worden en zou spreker vreezen dat de leerlingen daarvan het volgend jaar niet kunnen overgaan naar het tweede leerjaar. De heer H. de Boer juicht ook dit voorstel van harte toe, omdat het beter is een gemeentelijken cursus in het leven te roepen dan een particulieren cursus, zooals die tot nog toe bestond. Op dien particulieren cursus gingen echter zooals spreker bekend is ook leerlingen van buiten en nu is sprekers vraag of dit ook mogelijk zal zijn nu die cursus een gemeentelijke wordt. Alvorens daarop verder in te gaan, zou spreker willen vragen of dat ook mogelijk zal worden gemaakt. De Voorzitter kan den heer De Boer antwoorden dat het de bedoeling wel is dat ook leerlingen van buiten op den cursus kunnen komen. Waarom niet? Den heer Aluller wil spreker dit antwoorden. Waarom zou deze cursus pas met Januari moeten beginnen? Meent de heer Muller dat hieraan niet met bekwamen spoed wordt gewerkt? Als de Raad vandaag dit voor stel aanneemt, zal zoo spoedig mogelijk, misschien al met 14 dagen, worden begonnen. Men komt wel meer met die bezwaren; spreker begrijpt dat niet. Burge-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1924 | | pagina 3