240 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 September 1924.
Tegen stemmen: de heeren Fransen, Westra, IJ. de
Vries en Jansen.
13 Agenda no. 14). Prcie-advies van Burgemeester
en Wethouders op het adres van de N. V. „de Friesche
Olieslagerij" voorheen Hommema, Eskes Co. te Lekkum
om wijziging van de rooilijn vóór haar fabriek aan
het Noordvliet Slot.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij adres van 21 Augustus 1.1.den 9 September 1.1.
om prae-advies in onze handen gesteld, verzoekt de
N. V. „de Friesche Olieslagerij" voorheen Hommema,
Eskes en Co. te Lekkum, directeur A. Hommema, aldaar,
toe te staan dat bij den herbouw van de afgebrande
pakhuizen, behoorende bij hare oliefabriek „De Hoop"
aan het Noordvliet Slot, worde afgeweken van de rooi
lijn voor de bebouwing aldaar, vastgesteld bij raads
besluit van 28 Maart 1906 no. 93r/35.
Op een adres o. m. van dezelfde strekking aan ons
college gericht, werd hem bericht dat eene vergunning
om vóór de vastgestelde rooilijn te bouwen, niet kan
worden verleend.
Het behoeft wel geen betoog dat wij U niet kunnen
raden op het verzoek van adressante in te gaan. Het
motief, bij het voorstel van Burgemeester en Wethouders
van 28 Februari 1906 voor eene straatbreedte van 12.50
M. aldaar aangevoerd, geldt thans nog en zeker in
meerdere mate: de hooge eischen van het verkeer daar
ter plaatse, dat bij het gereed zijn van den Poppeweg
en de Poppebrug zich ongetwijfeld zou uitbreiden. Deze
zienswijze is volkomen juist gebleken en bij eene toe
nemende industrie in onze gemeente zal het verkeer
daar ongetwijfeld nog drukker worden.
Wij geven U dus in overweging op het verzoek af
wijzend te beschikken.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
14 Agenda no. 15). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging der verordening, houdende
regelen voor het toezicht op door de gemeente gesub
sidieerde of te subsidieeren instellingen gemeenteblad
1923 no. 8) bijlage no. 26).
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Oosterhoff vraagt een inlichting omtrent punt
II van het voorstel, omdat hij niet begrijpt hoe de uitleg
daarvan zal zijn. Dat punt luidt:
„Wordt het bepaalde bij artikel 2, sub II, ten deele
niet in acht genomen, dan kan alleen een zoo groot
subsidie verleend worden, dat een uitkeering aan die
instellingen of vereenigingen, waarvan de bescheiden
volledig bij de aanvraag werden overgelegd, mogelijk
is."
Spreker kan zich niet voorstellen hoe men dat zal kun
nen bewerkstelligen. Immers, het subsidie wordt gege
ven aan een centraal comité of een centrale instelling
en als het comité nu toch het subsidie verdeelt onder
al haar aangesloten zelfstandige instellingen of veree
nigingen, dan is daar toch heel weinig aan te doen. Men
kan toch niet aangeven zóó en zóó moet het subsidie
verdeeld worden; de Raad kan alleen een gedeelte van
het subsidie geven. Wij bepalen iets, waarover wij geen
macht hebben en dat wij dus niet tot uitvoering kunnen
brengen, zegt spreker.
De Voorzitter merkt op dat de heer Oosterhoff geen
beteren weg aanwijst. De bedoeling van de bepaling is,
dat een centraal comité wel subsidie kan krijgen, ook
al blijven een of meer zelfstandige vereenigingen, die
tot het comité behooren, nalatig in het zenden van hun
begrooting en rekening. Als b.v. van een centraal co
mité, met vijf vereenigingen, drie vereenigingen wel en
twee geen stukken inzenden, dan zou nu het gevolg daar
van wezen dat aan die centrale vereeniging geen subsidie
werd uitgekeerd. Men heeft enkele dergelijke gevallen,
dat aan een zeer nuttige instelling geen subsidie kan
worden uitgekeerd, omdat, ondanks de herhaalde aan
maningen, enkele zelfstandige vereenigingen nalatig blij
ven. Misschien zijn deze gevallen na aanneming van dit
voorstel nog te herstellen.
Bij deze subsidie-verleening staat aan de eene zijde
de centrale vereeniging en aan den anderen kant de
gemeente. De plicht om de rekeningen en de begroo
tingen in te zenden rust nu op het bestuur van de cen
trale instelling. Maar als die er achter zit en toch sturen
de zelfstandige vereenigingen hun stukken niet, dan kan
er nu geen subsidie worden uitgekeerd. Wordt evenwel
punt II van dit voorstel aangenomen, dan wordt er wel
subsidie voor die zelfstandige vereenigingen gegeven,
die aan hun verplichting voldeden. De centrale veree
niging moet dan onder die vereenigingen het subsidie
verdeelen. Als b.v. een centrale vereeniging 2500
subsidie zou krijgen voor vijf vereenigingen en twee
zijn er, die hun stukken niet inzenden, terwijl drie het
wel doen, dan wordt het subsidie 1500.-Nu zou
natuurlijk de centrale vereeniging dat bedrag onder al
de vijf vereenigingen kunnen verdeelen, maar dat is een
punt, dat zullen dan de vereenigingen wel uitmaken.
Burgemeester en Wethouders kunnen er toch ook altijd
nog wel achter zien te komen, welk het deel van elk
geworden is. De uitvoering zal betrekkelijk moeilijk zijn,
maar dit artikel is er in gezet, om tegemoet te komen
aan het belang van die zelfstandige vereenigingen, die
wel hun verplichting zijn nagekomen, en om die niet
de dupe te doen worden van die vereenigingen, die door
hun nalatigheid oorzaak zijn dat de centrale vereeniging
haar verplichting niet ten volle kan nakomen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
15 (Agenda no. 16). Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op de adressen van de Kamer van
Koophandel en Fabrieken e. a. betreffende herziening
van het besluit tot het heffen van markt- en staangeld
(bijlage no. 24).
De beraadslagingen worden geopend.
De heer K. de Boer stelt de vraag of het pas inge
komen adres van de marktkooplieden ook de noodza
kelijkheid meebrengt om dit adres nader onder het oog
te zien en daarom het voorstel aan te houden.
De Voorzitter antwoordt dat Burgemeester en Wet
houders het bedoelde adres niet bepaald in behandeling
genomen hebben, maar toch kunnen ze wel zeggen, dat
zij het voorstel voor bespreking rijp achten. Het voorstel
is herhaaldelijk van alle kanten bekeken en het komt
spreker voor dat dit voorstel niet den marktkooplieden
het vel over de ooren haalt. Burgemeester en Wethou
ders vinden dus in het ingekomen adres geen aanleiding
om het voorstel aan te houden.
De heer Visser heeft het adres van de marktkooplieden
enkele minuten voor de vergadering begon, in zijn bezit
gekregen en het nog even kunnen inkijken. Hij weet niet
of het waarheid bevat, maar er wordt in gezegd dat
Leeuwarden, bij aanvaarding van de nieuwe tarieven,
driemaal zoo hoog zal zijn als andere plaatsen. Spreker
stelt op den voorgrond, dat hij niet bevoegd is om uit
te maken of het adres waarheid bevat en hij acht het
ook niet juist van de adressanten om een dergelijk adres
niet een week b.v. van te voren bij den Raad in te dienen.
Doch waar het voor de raadsleden van belang is om
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
zich op de hoogte te stellen omtrent de vraag, of Leeu
warden dan werkelijk twee- a driemaal zoo hoog zal
zijn wat het marktgeld betreft als andere plaatsen, daar
zou spreker er wel voor gevoelen dat het punt werd
uitgesteld.
De heer Weima kan zich met het voorstel niet veree
nigen. Het lijkt hem toe dat Burgemeester en Wethou
ders een sprong in het duister hebben gedaan met dit
voorstel. De motieven waarop Burgemeester en Wet
houders tot dit voorstel kwamen kent de Raad niet. Of
heeft men gedacht: die menschen betalen te weinig en
daarom moeten wij de tarieven maar wat verhoogen?
Dat is toch de manier van doen niet. Met de marktkoop
lieden heeft spreker geen medelijden, want als men mag
gelooven wat er gezegd wordt, dat deze menschen ver
dienen, dan is dat reusachtig en dan is het voorstel nog
veel te laag. Spreker weet het zoo niet van Leeuwarden,
want daar zijn de ontvangsten van de marktkooplieden
nog niet gecontroleerd, maar volgens een schrijven uit
Eindhoven, waar een dergelijke controle wel plaats had,
was de verkoop reusachtig. Een koopman daar op de
markt had in zeven minuten tijd voor 400.verkocht.
Dat is een buitengewone prestatie, maar ook zeer benij
denswaard. Twee anderen hadden op een marktdag voor
3700.omgezet. Een koopman in levensmiddelen had
voor f 900.omgezet in denzelfden tijd dat een win
kelier op eersten stand 9.had gebeurd. Diezelfde
winkelier had ook een kraam op de markt, waar hij in
dien tijd 300.ontving. Volgens deze opgaaf zou een
marktkoopman te Eindhoven per martkdag gemiddeld
125.verdienen. Geen wonder dat de gevestigde win
kelier jaloers zijn op dergelijke omzetten. Spreker kan
niet instaan voor de juistheid van deze cijfers, maar ze
zijn toch opgegeven door een officieel lichaam. In Den
Haag is het gemeentebestuur er toe overgegaan de
marktplaatsen publiek uit te besteden, dan krijgt men
een opbrengst naar wat de plaatsen waard zijn. Toen
dat systeem daar werd toegepast, was de opbrengst
aanmerkelijk meer. Voor elf standplaatsen was vroeger
de opbrengst 15 tegen nu 100, voor andere was de ver
houding 10 en 105, 75 en 200 en 25 en 50. Waarom
willen Burgemeester en Wethouders hier niet aan pu
blieke verpachting? Dat is toch een heel eerlijk stelsel.
Er is ten aanzien van de markt echter nog een andere
zaak, die nog meer klemt, welke spreker hierbij ter
sprake wil brengen. Wie wel eens over de markt gaat
om te luisteren, wordt al heel spoedig geërgerd door
wat daar op het marktterrein wordt uitgekraamd. Spr.
wil niet de marktkooplieden persoonlijk te na komen,
maar het vloeken en de vuile taal, die daar gehoord
wordt, heeft een zedebedervenden invloed op de jeugd.
En juist kinderen luisteren daar graag en scheppen er
een genoegen in. Het ligt op den weg van het gemeente
bestuur om daar als 't kan wijziging in te brengen. Er
wordt veel gedaan in het belang van het kind, maar de
raadsleden mogen wel eens op de markt kijken, om te
zien hoe daar in het bijzijn der kinderen gesproken
wordt. Het zal zeker niet gemakkelijk zijn om daar wij
ziging in te brengen, maar dergelijke uitwassen behoo
ren toch zooveel mogelijk te worden tegengegaan. En
waar spreker zich meermalen ergerde aan wat sommigen
er op een schandelijke, lasterlijke manier uitkramen, tot
schade van het opkomende geslacht, daar wil hij er nu
op wijzen en aandringen op maatregelen, om dat te be
strijden. Daardoor wordt het marktwezen beter gemaakt
en dat weegt ten slote het zwaarste. Spreker zou het dus
op prijs stellen als Burgemeester en Wethouders, door
beter toezicht, dit kwaad zooveel mogelijk zouden willen
tegengaan. En wat de standplaatsen betreft, beveelt
spreker aan een verpachting, waarbij nien een vast
minimum zou kunnen stellen, opdat men niet door sa
men te spannen de opbrengst zou kunnen drukken.
De heer Hooiring was niet van plan over dit punt het
Leeuwarden van Dinsdag 23 September 1924. 241
woord te voeren, maar na de uitspraak van den heer
Weima moet hij toch zijn stem daartegen verheffen.
Spreker weet niet of de heer Weima ook op de verga
dering was, waar indertijd de marktkooplieden hun
meening uiteenzetten; in elk geval had hij er kunnen
wezen. Spreker was daar aanwezig en hij heeft op die
vergadering geen enkel symptoon van onbehoorlijkheid
gehoord. En als men nu beweert dat niet de kooplui,
maar de omgeving eigenlijk het kwaad in de hand werkt,
dan antwoordt spreker: kom dan ook eens bij de volks
concerten op de Langepijp of bij een Christelijk muziek
feest in den Prinsentuin, daar hoort men dezelfde dingen
als waarvan de heer Weima sprak. Spreker was laatst
bij een Christelijk muziekfeest in den Prinsentuin
De heer Jansen: Kom je daar ook?
De heer Hooiring Ja, ik geneer mij er niet voor,
om ook wel te komen bij dingen, die van andersden
kenden uitgaan. Maar daar was het met de onbehoor
lijke taal zeker minstens even erg als op de markt.
Wat nu het uitstel betreft, het gaat zeker moeilijk om
al die cijfers op den voet te controleeren en daarom be
veelt spreker uitstel aan. Dan kan men meteen de cijfers
van den heer Weima eens nagaan. Spreker stelt daarom
voor de behandeling van het voorstel veertien dagen
uit te stellen.
De Voorzitter merkt op dat het voorstel van den heer
Hooiring een punt van behandeling uitmaakt en dat het
dus verstandig is, om daar eerst over te spreken. Spreker
wijst er op dat deze verordening, voor ze in werking kan
treden,eerstmoetworden goedgekeurd en dat het zeer de
vraag zal wezen of zij op tijd zal worden goedgekeurd.
Wordt nu de behandeling uitgesteld, dan zal het des te
langer duren voor de goedkeuring verkregen wordt. Nu
is de tegenwoordige verordening wel voor langeren tijd
goedgekeurd, zoodat de termijn niet afloopt en de markt
kooplieden niet vrij komen, maar het tegenwoordige
pachtcontract is aan den lagen kant en dat zal dus zoo
lang moeten worden bestendigd, wat voor de gemeente
schadelijk is. Hoe langer men dus de behandeling aan
houdt, hoe minder de gemeente beurt.
Ook acht spreker het uitstel niet gewettigd door het
adres van de marktkooplieden. Tegenover de cijfers van
de martkkooplieden en het betoog, dat de tarieven van
Leeuwarden te hoog zouden zijn, zijn misschien ook wel
andere cijfers te plaatsen; of deze cijfers te hoog of te
laag zijn, dat is niet te beoordeelen door vergelijking
met andere plaatsen. Spreker blijft liever dichter bij
honk en dan is zijn opinie, dat deze cijfers niet te hoog
zijn. Zeker, er zullen er wel lagey zijn, maar het kan
ook best zijn dat die andere plaatsen achteraf zeggen:
daar in Leeuwarden zijn ze verstandiger dan wij. Wij
moeten deze cijfers met het oog op Leeuwarden bekij
ken, al gelooft spreker graag dat de menschen liever
minder betalen dan meer. De heer Weima verdient ook
liever veel dan weinig. Spreker besluit dat het z. i. nu
wel de tijd is het voorstel te behandelen.
De heer Beekhuis meent dat men met uitstel niet
veel opschiet. Wat de cijfers betreft-, die zaak is vrij een
voudig. Wel kan men de cijfers niet controleeren, maar
de beteekenis van het adres is toch enkel dat de heeren
graag iets minder geven. Wat de heer Weima voorstelt
is van meer belang. Is dat idee, het verpachten van de
standplaatsen voor Leeuwarden, niet onder oogen ge
zien, dan zou spreker er voor zijn om Burgemeester en
Wethouders te verzoeken om ook nog in die richting
een onderzoek te doen. Maar gewoon uitstel kan weinig
geven.
De Voorzitter weet niet of het in de stukken staat,
maar als dat niet het geval is, dan is dat een vergissing
ter secretarie als gevolg van de mindere bezetting op