248 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 September 1924. voor kinderen, die het zevende en achtste leerjaar heb ben gevolgd, gelijk het ook in het request van de onder wijzers werd uiteengezet, dan moet spreker daar tegen opkomen. Ook de bewering van den heer De Boer, dat het on derwijs in het buitenland zooveel beter zou zijn dan in ons land, is er wel een beetje bij door. De heer H. de Boer: In Duitschland is het heel veel beter dan in ons land. De Voorzitter: Dan moet U niet zeggen: In andere landen. Er zal wel eentje te vinden zijn, waarbij wij naar boven moeten zien, maar bij de meesten moeten wij naar beneden zien. Waar de heer De Boer vraagt: wat is er tegen dat dit jaar het vervolgonderwijs blijft bestaan, daar merkt spreker op dat hij zulks niet in het voorstel leest. Bur gemeester en Wethouders stellen voor het vervolgon derwijs op te heffen en als de heer De Boer nu voorstelt het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet aan te nemen, dan wil dat niet zeggen dat het vervolgonder wijs voor dit jaar zal blijven bestaan, maar dan blijft het vervolgonderwijs voor jongens tot nadere beslissing gehandhaafd. De heer H. de Boer sluit zich aan bij het antwoord van den heer Visser aan den heer Fransen. Op de vraag van mevrouw Buisman hoeveel leerlingen op het vervolgonderwijs zullen blijven gaan, kan spreker geen antwoord geven. De meening, dat dit aantal zeer gering zal zijn, deelt spreker niet. Dat het vervolgonder wijs alleen voor dit jaar zal worden gehandhaafd, be hoeft, meent spreker, niet in het voorstel te staan. Als het blijkt dat het niet gaat, zal het vervolgonderwijs natuurlijk moeten worden opgeheven. Daar zal spreker niet tegen opzien, als de omstandigheden er toe leiden. De beraadslagingen worden gesloten. Onderdeel I van het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt verworpen met 16 tegen 9 stemmen. Vóór stemmen: de heeren Lautenbach, Fransen, Tulp, Scheltema, Van der Schoot, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Cohen, Koopmans en Beekhuis. Tegen stemmen: de heeren: Hofstra, Tiemersma, Visser, Botke, Weima, Westra, IJ. de Vries, H. de Boer, K. de Boer, Dijkstra, Hooiring, Jansen, O. F. de Vries, Muller, Van der Veen en B. Molenaar. Onderdeel II wordt met algemeene stemmen aange nomen. Bij onderdeel III wordt gestemd over het amendeinent- H. de Boer, om de avondnijverheidsschool niet te bren gen onder het bestuur van de vereeniging voor Middel baar Technisch- en Anibachtsonderwijs. Dit amende ment wordt met 13 tegen 12 stemmen verworpen. Vóór stemmen: de heeren Tiemersma, Visser, Botke, H. de Boer, K. de Boer, Dijkstra, Hooiring, Jansen, O. F. de Vries, Muller, Van der Veen en B. Molenaar. Tegen stemmen: de heeren Lautenbach, Fransen, Tulp, Scheltema, Hofstra, Van der Schoot, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Cohen, Koopmans, Weima, Westra, IJ. de Vries en Beekhuis. Onderdeel III wordt met algemeene stemmen aange nomen. Onderdeel IV wordt met algemeene stemmen aange nomen. Bij onderdeel V wordt behandeld het voorstel-H. de Boer omtrent de handhaving van het salaris der leeraren. De beraadslagingen worden geopend. De heer Tulp (wethouder) merkt op dat, waar voor dezen cursus subsidie van den Minister toegezegd is, de voorwaarden en ook de salarissen door den Minister bepaald worden. Te zijner tijd zal de Raad nog kunnen beslissen of hij de voorwaarden zal willen aanvaarden of niet. De heer IJ. de Vries vraagt op welke leeraren dit voorstel slaat; ook op die ontslagen zijn? De heer H. de Boer: Op die welke aan de nieuwe inrichtingen verbonden worden. De heer IJ. de Vries vraagt aanhouding van de be slissing over dit voorstel, opdat men eerst zal kunnen weten wat net zal kosten. De Voorzitter voelt daar wel iets voor. Men kan even wel in beginsel besluiten tot oprichting van een lagere avondhandelsschool over te gaan; later moet men dan toch de verordeningen vaststellen en het is beter om dan ook het voorstel-De Boer te behandelen. De heer H. de Boer: Na de toezegging van den wet houder en na de toezegging van U, mijnheer de Voor zitter, ben ik bereid om het amendement in te trekken. Wij kunnen dan later deze zaak nog wel weer onder de oogen zien. De beraadslagingen worden gesloten. Het amendement is ingetrokken en maakt dus geen punt van beraadslaging meer uit. Onderdeel V van het voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen. 19 (Agenda no. 20). Het 7e suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting op het inkomen, dienst 1921. Dit kohier wordt met algemeene stemmen overeen komstig het voorstel vastgesteld. V. Aan de orde is de interpellatie van den heer Van der Schoot (sub III). De interpellatie wordt geopend. De heer Van der Schoot herinnert er aan dat hij in Mei j.l. aan den Voorzitter heeft gevraagd of er bij het houden van optochten op Zondag ook rekening zou kunnen worden gehouden met andersdenkenden en met de kerkdiensten, die op die uren werden gehouden. Spr. wees er toen op dat zich belemmering en stoornis had voorgedaan, waardoor sommigen niet op tijd in kerk konden komen. De Voorzitter antwoordde dat hij er meer aandacht aan zou schenken, maar tot zijn spijt heeft spreker kunnen constateeren dat hetzelfde j.l. Zondag weer is voorgekomen en wel in nog ernstiger mate, zoo als spreker van verschillende zijden werd meegedeeld. Tegen kerktijd had door den optocht een zoo erge be lemmering van het publieke verkeer plaats, dat velen moesten wachten en sommige kerkdiensten zelfs niet op tijd konden aanvangen. Dat verwonderde spreker na de toezegging van den Voorzitter en hij merkt op, dat er toch tusschen 12 en 5 uur wel zooveel tijd is, om der gelijke demonstraties te doen afloopen zonder hinder voor de kerkgangers. De Voorzitter vraagt welke kerken er last van onder vonden en welke dienst niet op tijd heeft kunnen begin nen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 September 1924. 249 De heer Van der Schoot: De kerkdienst op het Molen pad is niet op tijd kunnen beginnen. En meer belemme ringen zijn mij meegedeeld van menschen, die om twin tig minuten vóór vijf en om half vijf reeds van huis moesten gaan om in de Noorderkerk te komen en die allen den stoet moesten passeeren. Er waren belemme ringen van ingrijpenden aard, waarvan ik de brieven bij mij heb. De Voorzitter Als het werkelijk waar is, dat de menschen reeds om half vijf naar de kerk gaan die om vijf uur aanvangt, moeten zij zeker op meer dan 25 mi nuten afstand van de kerk wonen. En als zij 25 minuten moeten loopen of ze hebben op weg naar de kerk staan praten dan zijn het zeker menschen die niet in de buurt van de Noorderkerk wonen. Uit de Bleeker- straat hebben de menschen, die naar de kerk gaan, zeker geen 25 minuten loopen; die kunnen de gedupeerden dus niet zijn geweest. Nu is het mogelijk dat er enkelen zijn die onderweg de stoet gekruist hebben en als zij dan niet de vrijheid namen, zooals er sommigen deden, en waarop ook niets tegen was, dat zij even door den optocht heen liepen, dan hebben zij misschien een half uur moeten wachten. De eenige fout, die hierbij heeft plaats gevonden, is, dat er bij de publicatie van de route die de optocht zou nemen, niet is vermeld de preciese tijd, waarop de optocht van de Bleekerstraat zou ver trekken. Dat is een fout geweest en in de toekomst zal ook die fout worden voorkomen. Intusschen konden de menschen, die naar de Noorderkerk gingen, zonder last de optocht laten trekken. Van de kerk naar het Molen pad wist spreker niets af, maar dat de last groot is ge weest kan spreker niet aannemen, tenzij dan dat de menschen op een kruispunt de stoet moesten passeeren. Maar misschien waren er wel menschen die liever ook even bleven staan, om te zien hoe de stoet er verder uitzag. Spreker kan dus enkel toezeggen dat in het vervolg van te voren zal worden bekend gemaakt, hoe laat een optocht zal passeeren. De heer Weima: De kerkgangers zullen dus maar re kening hebben te houden met een dergelijken stoet en desnoods een half uur eerder van huis moeten gaan. Bij de Gereformeerde kerken kunnen de menschen, die op 25 minuten afstand van de kerken wonen, niet een half uur van te voren van huis gaan, want ze moeten minstens vijf minuten voor het begin van den dienst aanwezig zijn, anders verbeuren ze hun plaats; dan kan een ander er op gaan zitten. Niet alleen de Noorderkerk, maar ook de menschen van de Oosterkerk en van de Koepelkerk ondervonden den last van de optocht. Een der wethouders moest zich b.v. op weg naar de Koepel kerk een baan breken door den optocht heen. En door dat hij vlug loopt kwam hij nog juist op tijd. Als hij minder vlug ter been was geweest, was hij vast te laat gekomen. Men moet, zegt spreker, ieder toch gelegen heid geven om naar de kerk te gaan; het is wel zeer eigenaardig dat men dan van de kerkgangers zal vragen, dat zij rekening houden ten opzichte van hun kerkgaan, met feit dat er een optocht zal zijn. De Voorzitter: Het betoog van den heer Weima werkt m. i. eerder verzwakkend dan versterkend voor het doel dat hij voorstaat. Als er een optocht is dat wil dus zeggen dat er een wettig besluit is dat er een optocht zal worden gehouden dan heeft ieder, die zich op straat moet bewegen, last van dien optocht. Dat weet spreker zeer goed. En als spreker dan b.v. naar de trein zou willen gaan, dan heeft hij ook dien last er van en moet hij er met den tijd op rekenen. Als er een optocht is met wettelijke permissie, dan gaat die optocht bij spreker voor. En of men dan naar de kerk gaat of naar de trein of op familiebezoek, dat doet er niet toe; dan moet men daarmee rekening houden. Een fout is het geweest dat men niet wist, hoe laat de optocht uit de Bleekerstraat zou vertrekken. Daardoor kan eenige hinder ontstaan zijn, maar dat ligt hem niet aan de op tocht, die was goed op tijd. 't Vertrek was op vier uur bepaald en drie minuten over vier was de kop van den stoet in de Bleekerstraat. De heer Van der Schoot: Als men dus maar weet hoe laat een stoet passeert en waar; houdt mij ten goede, maar dat interesseert mij niet. Ik vraag hoe laat de kerk dienst begint en niet naar den tijd van een optocht. Ik zelf heb geen last er van ondervonden, maar er zijn ver schillenden bij mij geweest, die niet op tijd hebben kun nen komen door de optocht. M. i. had men toch wel kunnen zorgen dat de optocht er niet meer was. Daar is in den middag tijd genoeg voor. Men kon met anders denkenden wel een beetje meer rekening houden. De Voorzitter: Ik reken met de kerkdiensten, maar met de kerkgangers kan ik geen rekening houden. De interpellatie wordt gesloten. De heer Beekhuis verkrijgt het woord voor een on derwerp vreemd aan de orde van den dag. Spreker merkt op dat de Secretaris der gemeente al eenigen tijd zijn gewone plaats in de raadsvergaderingen niet heeft kunnen innemen tengevolge van ongesteldheid. Meer dan een maakte zich zelfs reeds ongerust over diens toestand, maar juist vandaag werden gunstige berichten ontvan gen. De operatie, die de heer Goslings heeft ondergaan, had een aanvankelijk gunstig resultaat. Spreker meent namens alle raadsleden te spreken, als hij den wensch uit dat dit aanvankelijk succes een volledig succes moge worden en dat binnen heel korten tijd de Secretaris weer in 's Raads midden zal mogen zijn. De Voorzitter sluit zich van harte bij deze woorden aan. Zoodra er bezoek bij den heer Goslings zal worden toegelaten, hoopt spreker hem te bezoeken en zal hij de groeten van den Raad hem overbrengen. Dat zal hem zeker goed doen. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergadering door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1924 | | pagina 9