386 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 December 1924.
Is onder punt 3 der agenda voor heden aan de orde
gesteld.
9. aanbeveling voor de benoeming van twee leden
der Commissie van toezicht op de scholen van Middel
baar Onderwijs wegens periodieke aftreding van den
heer ds. B. Klein Wassink en ter voorziening in de vaca
ture wijlen A. Limburg:
a. vacature B. Klein Wassink:
1. ds. B. Klein Wassink;
2. ds. J. ten Bruggencate;
3. inr. D. van Weideren baron Rengers;
b. vacature wijlen A. Limburg:
1L. Feenstra;
2. mr. C. W. Stheeman;
3. A. Engelsman.
Is onder punt 5 der agenda voor heden aan de orde
gesteld.
10. dat Burgemeester en Wethouders:
aan J. de Bruin eervol ontslag hebben verleend als
adjunct-commies 2e klasse ter secretarie;
hebben bevorderd van klerk tot adjunct-commies 2e
klasse ter secretarie D. Klaasen;
hebben gegund het aanleggen van stoomleidingen in
het slachthuis aan J. Poortinga en G. Bijlsma, alhier,
voor 1630.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
III. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor
heden op den oproepingsbrief vermelde punten.
1 (Agenda no. 2). Benoeming van een lid der Com
missie van beheer over het Stadsziekenhuis, wegens
priodieke aftreding van den heer dr. J. A. Römer.
De aanbeveling van Burgemeester en Wethouders
luidt als volgt.
1. dr. J. A. Römer;
2. W. C. C. ten Veldhuys.
Wordt benoemd dr. J. A. Römer, met 24 stemmen en
1 stem op dr. R. Vorenkamp
2 (Agenda no. 3). Benoeming van een Curator
van het gymnasium, wegens periodieke aftreding van
den heer dr. R. Vorenkamp.
De aanbeveling van curatoren luidt als volgt:
1. dr. R. Vorenkamp;
2. ds. f. ten Bruggencate;
3. ds. M. L. Deenik.
Wordt benoemd dr. R. Vorenkamp, met algemeene
stemmen.
3 (Agenda no. 4). Benoeming van twee bestuurs
leden van het Nieuwe Stads Weeshuis, wegens periodieke
aftreding van den heerKingma en mevr. Binnerts
Ris.
De aanbevelingen van het bestuur luiden als volgt:
a. vacature J. Kingma:
1. j. Kingma;
2. Tj. Kuperus;
b. vacature mevrouw J. BinnertsRis:
1. mevrouw J. BinnertsRis;
2. A. SonnegaBeintema.
Met algemeene stemmen worden benoemd:
in de vacature sub a: J. Kingma;
in de vacature sub b: mevrouw J. BinnertsRis.
4 (Agenda no. 5). Benoeming van twee leden der
Commissie van toezicht op de scholen van Middelbaar
Onderwijs, wegens periodieke aftreding van den heer
ds. B. Klein Wassink en ter voorziening in de vacature
wijlen A. Limburg.
De aanbevelingen der Commissie luiden als volgt
a. vacature B. Klein Wassink:
1. ds. B. Klein Wassink;
2. ds. J. ten Bruggencate;
3. mr. D. van Weideren baron Rengers;
b. vacature wijlen A. Limburg:
1. L. Feenstra;
2. mr. C. W. Stheeman;
3. A. Engelsman.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer H. de Boer zou even namens zijn fractie een
verklaring willen afleggen. Vanaf deze zijde is reeds
meermalen de wensch uitgesproken dat ook wat betreft
de samenstelling van de Commissie van toezicht op het
Middelbaar Onderwijs meer rekening zal worden gehou
den met de socialistische strooming onder het kiezers
korps hier, welke strooming ook hier in den Raad zeer
sterk is vertegenwoordigd. Aangezien wij hier nu hebben
een vacature, meende sprekers fractie de verwachting
te mogen koesteren dat hiermee ook door het bestuur
rekening zou zijn gehouden bij het samenstellen van de
voordracht. Nu dat het geval niet is geweest, wenscht
spreker hier in het openbaar te verklaren dat de leden
zijner fractie niet in de vacature Klein Wassink, maar
in de vacature Limburg, omdat daar een nieuw lid moet
worden verkozen, hun stem zullen uitbrengen op den
heer J. Bekius, directeur van de Friesche Coöperatieve
Handelsvereeniging, iemand, die jaren lang bij het on
derwijs werkzaam is geweest. Spreker wenscht hier ook
in het openbaar te getuigen dat dit niet inhoudt een dis
kwalificatie van de andere personen, die op de voor
dracht voorkomen, maar de leden zijner fractie zullen,
in verband met de verklaring, die spreker zoopas heeft
afgelegd, hun stem uitbrengen op iemand, die niet op
de voordracht voorkomt.
De Voorzitter Mag ik misschien alleen even dit
opmerken. De heer De Boer heeft gezegd dat het bestuur
niet aan dien wensch had gevolg gegeven. Ik wil er
opmerkzaam op maken dat de aanbeveling van de com
missie zelf is.
De heer H. de Boer: Van de commissie, ja.
De Voorzitter: Dat is dan dus zoo op te vatten.
De beraadslagingen worden gesloten.
Worden benoemd:
in de vacature sub a: ds. B. Klein Wassink, met 23
stemmen en 1 stem op mr. D. van Weideren baron Ren
gers, terwijl 1 biljet blanco is ingeleverd;
in de vacature sub b: L. Feenstra, met 13 stemmen en
12 stemmen op J. Bekius.
5 (Agenda no. 6). Benoeming van een voorzitter
en een plaatsvervangend voorzitter der commissie
voor de arbeidsbemiddeling en werkloosheidsverzekering,
wegens periodieke aftreding van de heeren mr. H.
Hannema en mr. M. Goslings.
De aanbevelingen van Burgemeester en Wethouders
luiden als volgt:
a. voorzitter:
1. mr. H. Hannema;
2. mr. M. Goslings;
b. plaatsvervangend voorzitter:
1. mr. M. Goslings;
2. T. Bakker.
Worden benoemd:
in de vacature sub amr. H. Hannema, met 24 stem
men en 1 stem op mr. M. Goslings;
in de vacature sub b: mr. M. Goslings, met algemeene
stemmen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 December 1924.
387
6 (Agenda no. 7). Benoeming krachtens art. 57
der Nijverheidsonderwijswet, van telkens twee gedele
geerden der gemeente in het bestuur der Vereeniging
voor Middelbaar Technisch- en Ambachtsonderwijs en
in dat der Industrie- en Huishoudschool voor het jaar
1925, wegens aftreding resp. van de heeren A. Cohen
en W. Fransen en van mevr. BuismanBlok Wijbrandi
en den heer H. de Boer.
Worden benoemd:
in de vacature-Cohende heer H. de Boer, met 13
stemmen, 11 stemmen op den heer Cohen en 1 stem op
den heer Beekhuis;
in de vacature-Fransen de heer Fransen met 21
stemmen, 2 stemmen op den heer H. de Boer en 1 stem
op den heer A. van der Veen, terwijl 1 biljet blanco is
ingeleverd;
in de vacature-mevrouw BuismanBlok Wijbrandi
mevrouw BuismanBlok Wijbrandi met 23 stemmen en
1 stem op ieder der heeren Fransen en Cohen;
in de vacature-H. de Boer: de heer H. de Boer met
14 stemmen en 11 stemmen op den heer Cohen.
7 (Agenda no. 8). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging van het besluit tot heffing
van rechten onder den naam van leges en van de ver
ordening op de invordering dier rechten (bijlage no. 36).
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
8 (Agenda no. 9). Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op het adres van de afdeeling Friesland
der Nederlandsche banketbakkersvereeniging betreffende
het sluitingsuur der winkels op den oudejaarsavond.
Dit prae-advies luidt als volgt:
In Uwe vergadering van 14 dezer werd om prae-
advies in onze handen gesteld een adres van de afdee
ling Friesland der Nederlandsche banketbakkersveree
niging om het sluitingsuur der winkels op den Oude
jaarsavond te bepalen op elf uur.
Aan die opdracht gevolg gevende herinneren wij U
er aan dat reeds in 1913, bij de behandeling van een
voorstel der commissie voor het ontwerpen van straf
verordeningen om ten aanzien van de winkelsluiting van
gemeentewege regelend op te treden van welke re
geling destijds niets is gekomen door de heeren
Berghuis en Tulp een voorstel werd ingediend tot een
soortgelijke regeling als thans wordt gevraagd, welk
voorstel door genoemde commissie tengevolge van
staking der stemmen niet werd overgenomen. Het
werd toen tijdens de behandeling in den Raad door de
voorstellers ingetrokken. Toen in 1916 besloten werd
de op 8 April 1913 geëindigde behandeling van de
ontwerp-verordening voort te zetten, kwam bij de be
raadslagingen over het door de commissie eenigszins
gewijzigde ontwerp wederom een voorstel in om den
oudejaarsavond in de uitzonderingsgevallen op te ne
men, thans van den heer Tulp alleen, gegrond op de
groote drukte op dien avond bij verscheidene winkels
in consumptieartikelen. Dit voorstel werd echter met
groote meerderheid van stemmen verworpen.
Het wil ons voorkomen, dat sindsdien in den toestand
niet veel is veranderd.
In de verordening op de winkelsluiting zijn uit den
aard der zaak slechts enkele uitzonderingsgevallen op
genomen en naar onze meening wordt de wenschelijk-
heid om hieraan uitbreiding te geven door adressante
niet aangetoond.
Dat de kolennood gedurende den oorlog en de daaruit
voortvloeiende rantsoeneering van gas en electriciteit
oorzaak zou zijn geweest van de vaststelling eener re
geling omtrent de winkelsluiting, zooals door adressante
wordt gezegd, is moeilijk vol te houden. De hier ge
noemde omstandigheden hebben geleid tot vaststelling
der in 1918 weer ingetrokken verordening houdende
verbod van het verlichten van winkels, doch zijn bij de
behandeling der verordening op de winkelsluiting in 't
geheel niet ter sprake gekomen; bij de eerste behan
deling in 1913 bestond hiervoor trouwens geen
reden.
De door adressante genoemde winstderving, zal ver
moedelijk tot een minimum zijn terug te brengen, door
het publiek tijdig op het sluitingsuur opmerkzaam te
maken. Zij, die voor den avond consumptieartikelen in
hun bezit wenschen te hebben, kunnen dan zonder be
zwaar hiermede rekening houden.
Nu bij velen de van oudsher geldende gewoonte bestaat
om de laatste uren van het jaar in huiselijken of vriend-
schappelijken kring door te brengen, moet dit, naar
onze meening, niet dan bij strikte noodzakelijkheid van
overheidswege voor een niet onbelangrijke groep van
personen onmogelijk worden gemaakt. Daar in het
onderhavige geval van deze noodzakelijkheid niet is
gebleken, hebben wij de eer U in overweging te geven
ons op te dragen de adresseerende vereeniging te be
richten, dat niet aan haar verzoek kan worden voldaan.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
9 (Agenda no. 10). Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders omtrent ingekomen adressen van school
besturen tot toekenning van een vergoeding ingevolge
art. 100 der Lager Onderwijswet 1920 over het jaar 1923.
Dit prae-advies luidt als volgt
Ingevolge artikel 12 van het Koninklijk besluit van
4 September 1923 (Staatsblad no. 432) zijn aan U
ingezonden aanvragen om vergoeding over het jaar 1923
als bedoeld bij artikel 100 der Lager Onderwijswet 1920
door
a. de Vereeniging voor Christelijk Schoolonderwijs
alhier voor hare scholen gevestigd aan de Margaretha
de Heerstraat no. 1 en Pieter Feddesstraat no. 2;
b. het Bestuur van het St. Lucia-Gesticht, gevestigd
te Rotterdam, voor de school Groote Kerkstraat no. 89
(Roomsch-Kathoiieke Meisjesschool)
c. de Leeuwarder Schoolvereeniging voor hare scho
len aan de St. Anthonystraat no. 4 en het Raadhuisplein
no. 25.
Aangehaald artikel 100 luidt als volgt:
,,1. Indien in eene gemeente aan eene openbare
school meer onderwijzers werkzaam zijn dan het aantal,
waarvan de jaarwedden door het Rijk aan de gemeente
worden vergoed, heeft het bestuur eener, naar de onder
scheidingen van artikel 3, tweede en vierde lid, overeen
komstige bijzondere school in die gemeente aanspraak
op vergoeding uit de gemeentekas van de jaarwedden
en wedden van een, met betrekking tot het aantal leer
lingen aan elke dier scholen, evenredig aantal aan die
scholen verbonden onderwijzers boven het aantal,
waarvan de jaarwedden en wedden door het Rijk aan
dat bestuur worden vergoed. Grondslag der berekening
is het gemiddeld aantal leerlingen per onderwijzer aan
de gezamenlijke overeenkomstige openbare scholen.
2. Deze vergoeding uit de gemeentekas wordt aan
het bestuur der bijzondere school uitgekeerd over het
tijdvak, gedurende hetwelk aan de openbare school meer
onderwijzers werkzaam zijn dan het aantal, waarvan de
jaarwedden door het Rijk aan de gemeente worden ver
goed, en tot twee jaren daarna.
3. Binnen dertig vrije dagen, nadat de beslissing van
den gemeenteraad op een verzoek om de in dit artikel
bedoelde vergoeding ter kennis is gebracht van het
schoolbestuur, kan dit bestuur daarvan in beroep komen
bij Gedeputeerde Staten. Het bedrag, waarop het be
stuur aanspraak kan maken, wordt alsdan door Gede
puteerde Staten vastgesteld."