388 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 December 1924.
Uit de verwijzing bij het eerste lid naar het tweede
en vierde lid van artikel 3 blijkt dat met twee soorten
van scholen rekening moet worden gehouden, n.l.
scholen voor gewoon lager onderwijs, waartoe ook de
scholen behooren waar uitsluitend het 7e en 8e leerjaar
worden onderwezen en scholen voor uitgebreid lager
onderwijs.
Zooals verder uit dat eerste lid blijkt, is grondslag
der berekening het gemiddeld aantal leerlingen per on
derwijzer aan de gezamenlijke overeenkomstige open
bare scholen. Volgens het bepaalde bij het 4e lid van
artikel 193 der Lager Onderwijswet 1920 moet voor de
berekening van het aantal leerlingen gevolgd worden
het 6e en 7e lid van artikel 28 dier wet. Dit aantal
bedroeg over 1923
a. aan de scholen voor gewoon lager onderwijs
3995;
b. aan de school voor uitgebreid lager onderwijs
2231/4,
terwijl het gemiddeld aantal aan die scholen over
1923 werkzaam geweest zijnde onderwijzers(essen)
onderscheidenlijk 1271/ en 11V2 bedroeg.
Het bij het eerste lid van meeraangehaald artikel 100
bedoeld gemiddeld aantal leerlingen per onderwijzer
bedroeg derhalve aan
1. de scholen voor gewoon lager onderwijs 3995
1271/ is 31.3948;
2. de school voor uitgebreid lager onderwijs 223'/
lli/2 js 19.413.
Uit de verzoeken van de schoolbesturen blijkt dat het
gemiddeld aantal leerlingen in 1923 bedroeg aan
a. de school van de Vereeniging voor Christelijk
Schoolonderwijs aan de Margaretha de Heerstraat no. 1
(school voor m„ u 1. 0.)301;
b. de school van de Vereeniging voor Christelijk
Schoolonderwijs aan de Pieter Feddesstraat no. 2
(school voor gewoon lager onderwijs) 289;
c. de Roomsch-Katholieke meisjesschool aan de
Groote Kerkstraat no. 89 (school voor gewoon lager
onderwijs)202;
d. de school van de Leeuwarder Schoolvereeniging
aan de St. Anthonystraat 110. 4 (school voor gewoon
lager onderwijs)182;
e. de school van de Leeuwarder Schoolvereeniging
aan het Raadhuisplein no. 25 (school voor gewoon lager
onderwijs)167.
Het bestuur van de Vereeniging voor Christelijk
Schoolonderwijs vraagt voor de school voor m. u. 1. o.
aan de Margaretha de Heerstraat 110. 1 eene vergoeding
van 1216.665. Uit de bij het betrekkelijk verzoek over
gelegde bescheiden blijkt dat deze school in 1923 van
het Rijk de jaarwedden van 11 leerkrachten vergoed
heeft gekregen over het tijdvak van 1 januari tot en met
16 September en van 10 leerkrachten over het tijdvak
van 17 September tot en met 31 December, terwijl er
van 1 Januari tot en met 30 Juni 1923 12 leerkrachten
werkzaam zijn geweest. De jaarwedde van één onder
wijzer over voormeld tijdvak van 1 Januari tot en met
30 Juni wordt daarom van de gemeente gevraagd.
Het le lid van meeraangehaald artikel 100 kan voor
deze school niet toegepast worden, omdat de gemeente
in 1923 niet meer een school voor meer uitgebreid lager
onderwijs bezat, waardoor eene overeenkomstige school
dus niet meer bestond. De vroegere gemeentelijke
m. u. 1. 0. scholen 4 en 12 zijn in het laatst van 1921
onderscheidenlijk veranderd in een school voor uitge
breid lager onderwijs (nieuwe wet) en een school voor
gewoon lager onderwijs.
Over 1922 is evenwel toegekend de vergoeding van
de jaarwedde van één leerkracht in verband met het 2e
lid van gemeld artikel 100, omdat deze school volgens
de berekening over 1921 recht had op de vergoeding
van één leerkracht. Dit 2e lid zegt immers dat de ge
meentelijke vergoeding wordt uitgekeerd over het tijd
vak, gedurende hetwelk aan de openbare school meer
onderwijzers werkzaam zijn dan het aantal, waarvan de
jaarwedden door het Rijk aan de gemeente worden ver
goed, en tot twee jaren daarna. In verband met dat 2e
lid van art. 100 zal dus naar aanleiding van den uitslag
van de berekening over 1921 ook nog over 1923 (twee
jaren na 1921) de vergoeding van de jaarwedde voor
één leerkracht moeten worden uitgekeerd. Het daarvoor
aangevraagde bedrag van 1216.665 zal mitsdien
moeten worden toegestaan.
De school voor gewoon lager onderwijs van de Ver
eeniging voor Christelijk Schoolonderwijs aan de Pieter
Feddesstraat telde 289 leerlingen. Aanspraak zou dus
kunnen worden gemaakt op 289 31.3948 is 9.205
leerkrachten. Deze school heeft over 1923 van het Rijk
de jaarwedden van acht onderwijzers vergoed gekregen,
zoodat het schoolbestuur van de gemeente vergoeding
van de jaarwedde van één leerkracht over het geheele
jaar vraagt. Deze leerkracht is behalve de acht, waarvan
de jaarwedden door het Rijk zijn vergoed, inderdaad
werkzaam geweest. Het bedrag van de uit te keeren
vergoeding bedraagt volgens opgave van het schoolbe
stuur 1971.665, welk bedrag evenwel op 1954.995
moet worden vastgesteld, zulks in verband met eene
foutieve berekening van de jaarwedde.
De Roomsch-Katholieke meisjesschool in de Groote
Kerkstraat telde 202 leerlingen, zoodat aanspraak kan
worden gemaakt op 202 31.3948 is 6.4341 leer
krachten, dus minder dan 6'/2. Deze school heeft van
het Rijk de jaarwedden van zes onderwijzeressen ver
goed gekregen, zoodat hier geen omstandigheden aan
wezig zijn voor eene gemeentelijke uitkeering. Aange
vraagd wordt evenwel een bedrag van 851.25; jaar
wedde één leerkracht over het tijdvak van 14 Mei tot
en met 31 December.
Wij merken nog op, dat het lid van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal, de heer Gerhard, aan wiens amen-
ciemend meergenoemd artikel 100 zijne tegenwoordige
redactie dankt, zich indertijd bij de behandeling van
zijn amendement in dien zin heeft uitgelaten dat ten
aanzien van het eindcijfer (dit is dus het cijfer dat ver
kregen wordt door de deeling van het aantal leerlingen
der bijzondere school door het gemiddeld aantal leer
lingen per onderwijzer aan de openbare lagere scholen)
afronding naar boven of beneden plaats vindt, naar
gelang de breuk grooter of kleiner is dan een De
Minister vereenigde zich met dit amendement en nam
het over.
De jongensschool van de Leeuwarder Schoolvereeni
ging aan de St. Anthonystraat telde 182 leerlingen.
Aanspraak kan derhalve worden gemaakt op 182
31.3948 is 5.7971, dus meer dan 5'/ is 6 leerkrachten.
Voor deze school zijn door het Rijk de jaarwedden van
vijf onderwijzers vergoed, zoodat door het schoolbestuur
de vergoeding van jaarwedde van een (6e) onderwijzer
wordt gevraagd, die werkzaam is geweest van 6 Sep
tember tot en met 31 December (de school is 1 Sep
tember 1923 geopend). Het daarvoor aangevraagde
bedrag van 508.59 zal alzoo uitgekeerd moeten
worden.
De meisjesschool aan het Raadhuisplein van dezelfde
vereeniging telde 167 leerlingen, weshalve op 167
31.3948 is 5.3193, dus minder dan 5V2 leerkrachten
aanspraak kan worden gemaakt. Ten behoeve van deze
school zijn door het Rijk de jaarwedden van vijf onder
wijzeressen vergoed, zoodat dus ook hier geen redenen
bestaan voor eene gemeentelijke uitkeering. Het bestuur
vraagt 496.55 aan; jaarwedde voor één leerkracht over
het tijdvak van 12 September tot en met 31 December.
Opgemerkt wordt nog dat, voor zoover uit de stukken
is 11a te gaan, de gevraagde bedragen overigens als juist
kunnen worden aangemerkt.
Onder overlegging van de betrekkelijke stukken heb
ben wij de eer U ingevolge artikel 100 der Lager Onder
wijswet 1920 voor te stellen te besluiten
A. over het jaar 1923 uit te keeren aan
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 December 1924. 389
I. het bestuur van de Vereeniging voor Christelijk
Schoolonderwijs alhier
a. voor zijne school voor m. u. 1. 0. aan de Marga
retha de Heerstraat no. 1 een bedrag van 1216.665
b. voor zijne school voor gewoon lager onderwijs
aan de Pieter Feddesstraat no. 2 een bedrag van
jf 1954.995
II. het bestuur van de Leeuwarder Schoolvereeniging
voor zijne school aan de St. Anthonystraat no. 4 een
bedrag van 508.59
B. aan het bestuur van het St. Lucia-Gesticht, ge
vestigd te Rotterdam en aan het bestuur der Leeuwarder
Schoolvereeniging te berichten, dat voor de school,
onderscheidenlijk gevestigd in de Groote Kerkstraat
no. 89 en aan het Raadhuisplein no. 25 over het jaar
1923 geene vergoeding van jaarwedden van onder
wijzend personeel uit de gemeentekas kan worden toe
gekend.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Op voorstel van den Voorzitter wordt in geheime ver
gadering overgegaan.
Na heropening der openbare vergadering wordt,
niets meer te behandelen zijnde, deze door den Voor
zitter gesloten.