402 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 December 1924. De heer Beekhuis heeft begrepen dat de heer De Boer heeft voorgesteld of zal voorstellen dit punt uit te stel len tot de volgende vergadering. Spreker gaat daar ook graag in mee; hij heeft, behalve hetgeen de heer De Boer heeft gezegd, nog een ander argument om Burgemeester en Wethouders te verzoeken de zaak nog eens tot zich te nemen, n.l. dit. Er is op gewezen dat adressanten niet zijn te voorschijn gekomen met de noodige bewijzen dat zij op 't oogenblik een moeilijk bestaan hebben. Nu weet spreker niet of van de zijde van Burgemeester en Wethouders de vereenigingen zijn gevraagd om hunne rekeningen over te leggen; zoo niet dan zou dat alsnog kunnen gebeuren. Indien het van eenigen invloed kan zijn op den gedachtengang van Burgemeester en Wet houders, dan zullen die vereenigingen er ongetwijfeld prijs op stellen betere inlichtingen te geven. In de tweede plaats wordt gewezen op de buitenge wone moeilijkheid die bestaat, om uit te maken wat kunst is en wat niet. Spreker is dat geheel met Burge meester en Wethouders eens, maar het moet toch, dunkt hem, niet onmogelijk zijn een formule te vinden, die althans eenigszins aangeeft wat het criterium moet we zen. Spreker oordeelt dat het ook voor voordrachten, die een godsdienstig, wetenschappelijk, sociaal of po litiek karakter dragen, die vrij van belasting zijn, niet altijd gemakkelijk is uit te maken of een voordracht b.v. wetenschappelijk is; heel veel wordt daar voor uitge geven wat het niet is. Ook hier moet echter een grens gevonden worden, waar het wetenschappelijke en het onwetenschappelijke elkaar naderen. In die grensgeval len zullen zeker moeilijkheden ontstaan en dat zal op het gebied van de kunst ook zoo zijn. Maar waar het in de practijk geen onoverkomelijke moeilijkheden oplevert om te zeggen wat sociaal, politiek, christelijk of weten schappelijk is, daar zal het, wat de kunst betreft, in de practijk ook wel eens wat kunnen meevallen. Spreker stemt dus toe dat het moeilijk zal zijn eene goede defi- nieering te geven, maar onmogelijk lijkt het hem niet. In elk geval lijkt het hem, ook om deze redenen, beter toe vandaag niet eene beslissing te nemen. De Voorzitter zegt dat wat hem en Burgemeester en Wethouders betreft, de kwestie vandaag niet behoeft te worden uitgesteld. Spreker erkent dat het precies waar is, wat de heer De Boer heeft voorgelezen; de vroegere wethouder van Financiën heeft, toen deze wijzigings verordening aan de orde was, deze verdedigd en heeft dat geantwoord op de gedane vragen, maar men zal daarbij ook kunnen vinden dat spreker toen o. a. ook heeft gezegd, dat hij het persoonlijk met den wethouder niet eens was en dat hij meende dat de wethouder zijn persoonlijke meening verkondigde. De heer Schoonder- mark heeft toen nog gezegd: „wie het er niet mee eens is, moet het maar zeggen, de meerderheid van het college denkt er zoo over." Het is dus waar, wat de heer De Boer zegt, maar spreker meent dat dit absoluut in fla- granten strijd is met de verordening; spreker meent dat de heer Berghuis het toen heeft voorgesteld alsof „Kunst aan Allen" onder artikel 4c zou vallen, maar iemand, die deze bepaling onbevangen leest, kan toch onmogelijk zeggen dat de uitvoeringen, die het bestuur van „Kunst aan Allen" laat geven, vallen onder voordrachten, die een godsdienstig, sociaal of politiek karakter dragen. Spreker ziet er nu niets geen bezwaar in om hier van daag over door te praten; hij is er absoluut voor klaar en heeft alles voor zich liggen. Wat de heer De Boer zegt is het wordt toegegeven destijds gezegd, maar spreker heeft er toen als Voorzitter al op gewezen dat hij het daarmee niet eens was en de heer Schoondermark heeft toen nog gezegd: „wie het er niet mee eens is, moet het maar zeggen, maar de meerderheid denkt er zoo over". Spr. weet ook dat „Kunst aan Allen" een tijd vrij is geweest; op het oogenblik wordt trouwens niets anders belast dan de gewone tooneeluitvoeringen en de concerten. Men moet het dus voor degenen, die 't niet weten, wat anders zeggen; men moet niet zeggen dat „Kunst aan Allen" wordt belast, want de vereeniging wordt niet belast, de contributiekaarten zijn geheel vrij. Als men de verordening scherp zou toepassen, zou het ook nog de vraag zijn, of deze er ook niet onder zouden vallen, maar als er nog een gaatje in de verordening is, zijn Burgemeester en Wethouders ook wel zoo, dat dit nog wel mag worden gebruikt. Op het oogenblik wordt niets anders belast dan de gewone tooneeluitvoeringen, b.v. van een gezelschap uit Amsterdam, enz. en de con certen, gegeven door gezelschappen. Zoo is het ook met andere vereenigingen. Als men dus zegt dat „Kunst aan Allen" niet meer vrij is, is men niet volkomen juist; „Kunst aan Allen" is wèl vrij, alleen de entréeprijzen worden belast De lezing, die in de Zuivelbank is ge houden, was geheel vrij, de tentoonstelling, die is ge houden, was ook vrij. De contributiekaarten van alle vereenigingen zijn vrij, behalve die van Toonkunst, om dat het voor Toonkunst financieel voordeeliger was de kaarten te laten afstempelen, dan te laten betalen op de entréebiljetten. Dat doen ook de Friesche Krite en Aurora; dan hebben de leden op vertoon van hun lid maatschapskaart steeds toegang, terwijl zij anders steeds een kaartje moeten koopen. Het is dus voor Toonkunst, de Krite en Aurora financieel voordeeliger om de lid maatschapskaarten te laten afstempelen, maar het wordt niet geëischt; van de andere vereenigingen worden ze niet afgestempeld, maar daar wordt alleen betaald op de entréebiljetten voor bepaalde uitvoeringen. Nu kan men zeggen dat dit ook nooit de bedoeling is geweest van den heer Berghuis, maar men moet niet zeggen dat speciaal „Kunst aan Allen" als zoodanig belast wordt. Dat is niet zoo. Vroeger waren werkelijk de uitvoeringen van die vereeniging ook vrij, maar naar sprekers mee ning is dat niet te verdedigen. Er is hier wel met een groot gebaar gezegd dat de voorstellingen van „Kunst aan Allen" onder artikel 4c zouden vallen en de heer De Boer heeft daar toen genoegen mee genomen, maar op den keper beschouwd is dat niet waar. Vandaar dat zij later zijn belast. Burgemeester en Wethouders kannen niet inzien waarom een uitvoering van „Mercadet" en dergelijke van „Kunst aan Allen" onbelast zou moeten zijn, terwijl voor een uitvoering van een even goed ge zelschap, dat de Harmonie laat komen, wèl belasting moet worden betaald. Men kan zeggen dat het eene niet zoo hoog staat als het andere, maar dat hangt maar af van de meer of minder gelukkige greep die de een of de ander doet; de Harmonie laat toch in den laatsten tijd ook goede gezelschappen komen. Er is dus, naar sprekers meening, niet veel voor te zeggen dat de lidmaatschapskaarten vrij zijn en de uit voeringen ook; spreker meent dat een zeer billijke op lossing van de zaak is dat voor de gewone uitvoeringen moet worden betaald. Er komt nog bij dat „Kunst aan Allen" met zijn tooneeluitvoeringen en concerten vrijwel altijd stampvolle zalen heeft; dat die 20 boven de contributie heel veel schade doet kunnen Burgemeester en Wethouders daarom niet toegeven. Hetzelfde heeft men bij de andere vereenigingen. Vroeger werden ook de uitvoeringen van de Dageraad, die nu is overgegaan of opgelost in de afdeeling Toonkunst, voor stampvolle zalen gegeven; verleden jaar niet, maar dit jaar was het weer uitstekend. Zoo worden in het algemeen door de vereenigingen, in dit request bedoeld, uitvoeringen ge geven voor volle kerken en volle zalen. Gisteravond wa ren er weer 900 menschen bij de uitvoering in de kerk. Afgescheiden van dit alles heeft de heer Beekhuis de opmerking gemaakt dat er toch wel een bepaling zal zijn te redigeeren; men heeft, zegt hij, nu toch ook al een redactie voor godsdienstige, wetenschappelijke, so ciale en politieke voordrachten. Spreker kan de verze kering geven dat het Burgemeester en Wethouders ook wel hoofdbrekens heeft gekost om uit te maken of iets daaronder valt of niet, maar ten slotte moet men er Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 December 1924. 403 uit komen en als iets dan vrij kan, dan laat men het vrij. Het is dus voor iets anders ook wel te redigeeren, maar men moet achter de schermen kijken om te weten hoe veel hoofdbrekens het kost om er uit te komen. Hierbij zullen dan dingen naar voren komen, die nog meer hoofdbrekens zullen kosten. Spreker erkent dus dat, wat de heer De Boer naar voren bracht, is gezegd, maar hij vindt het niet onbillijk, zooals de verordening op 't oogenblik wordt toegepast en Burgemeester en Wethouders kunnen niet inzien dat het voor de vereenigingen beter zou zijn, als de belasting niet op hun uitvoeringen werd toegepast. Spreker voelt niet veel voor uitstel en Burgemeester en Wethouders blijven bij hun prae-advies om niet op het verzoek in te gaan. De heer K. de Boer moet eerlijk bekennen dat het hem spijt dat de zaken zoo staan. Want hij meent dat het een eerlijke politiek zou geweest zijn, als Burge meester en Wethouders het in meerderheid of in minder heid niet met de woorden van den heer Berghuis eens geweest zijn, dat de Voorzitter van den Raad daarvan dan toen kennis had gegeven. Dan had spreker zijn amendement niet ingetrokken en dan had de Raad zijn oordeel kunnen uitspreken. Het lijkt er nu veel op, alsof dit amendement op een politieke wijze onder de bank is gewerkt en men nu de baan vrij heeft gekregen om ten slotte deze zaak onder de belastingheffing te krijgen. Spreker vindt dat geen eerlijk en geen nobel politiek spel en hij hoopt dat de Raad het in dezen met hem eens is en daaraan uiting zal willen geven. Wat de zaak zelf betreft, heeft de Voorzitter gezegd dat hij de meening heeft dat de zaken van de verschil lende vereenigingen, die hier op kunstgebied werkzaam zijn, zoo staan, dat, waar zij altijd volle zalen trekken, van noodlijdendheid van die vereenigingen in deze ge meente geen sprake is. Als de Voorzitter dat meent, moet spreker hem die illusie benemen. Spreker kan er op wijzen dat „Kunst aan Allen" dit najaar 4 uitvoe ringen heeft gegeven 3 tooneel- en 1 muziekuitvoe ring die naar zijn meening alle vier, wat de kunst waarde betreft, op een tamelijk hoog peil stonden. Die 4 uitvoeringen zijn samen bezocht door 3100 personen, waarvan 1439 een entréeprijs betaalden van 1.-— of minder. Op die 4 voorstellingen heeft de vereeniging „Kunst aan Allen" toegelegd 475.—. Het honorarium dat die verschillende tooneelgezelschappen en uitvoe renden hebben gehad voor die 4 uitvoeringen is 3175. Nu heeft spreker naast elkaar geplaatst, om dat even in het licht te stellen, een uitvoering van „Kunst aan Allen" buiten de belasting en een uitvoering van „Kunst aan Allen" onder de belasting, met in beide gevallen een even groote afkoopsom voor de uitvoerenden, n.l. goo.Ook de entréeprijzen waren in beide gevallen precies dezelfde, met dit verschil, dat bij de opvoering van „Mercadet" belasting op de entréeprijzen werd ge heven en bij de opvoering van „If you like it" geen be lasting werd geheven. Nu doet zich het verschijnsel voor dat de opvoering van „Mercadet" door ongeveer 90 per sonen minder is bezocht en dat daarbij uit de verschil lende rangen een verhuizing heeft plaats gehad naar de lagere rangen, met het gevolg, dat „If you like it' een opbrengst aan entréegelden had van 1146.en „Mer cadet" een opbrengst van 1025.Op deze laatste voorstelling is een verlies geleden van 65.71. Hieruit blijkt al dat bij deze entréeprijzen de vereeniging geen uitvoeringen kan geven, die zichzelf dekken en die men ook niet °kan dekken, als de entréeprijzen worden ver hoogd. Want uit deze vergelijking blijkt al dat door de belastingheffing het bezoek vermindert en dat er een verhuizing van de hoogere naar de lagere rangen plaats heeft. Zooals „Kunst aan Allen" er voorstaat, staan zeer vele vereenigingen, die op kunstgebied in deze gemeente werkzaam zijn, er voor. De afdeeling van de Maat schappij tot bevordering der Toonkunst heelt beide jaren gewerkt met een tekort; Euphonia heeft met haar eene zanguitvoering een groot tekort geslagen, de Pinkster uitvoering heeft daar, naar spreker heeft gehoord, weer iets van terecht gebracht; de Roomsch-Katholieke zang- vereeniging had verleden jaar met de opvoering van de Matthëus-passion een tekort van 1200.dit is betaald geworden, niet door de personen die de uit voering hebben bijgewoond, maar uit vrijwillige bij dragen De heer Westra: 't Is betaald! De heer K. de Boer De interruptie van den heer Westra bewijst al dat ook in dat opzicht, wat die veree niging betreft, een ongezonde toestand bestaat, dat zij uit de opbrengst van de uitvoeringen de kosten niet kan dekken. Zoo bereikt men dat de vereenigingen, die in zeer breede mate in het belang van de volksontwikkeling werkzaam zijn, een noodlijdend bestaan voeren en hun werkzaamheden moeten inkrimpen. Men moet niet ver geten dat door de zangkoren in deze gemeente een muzi kale opvoeding wordt gegeven aan een 400- a 500-tal personen en dat zij een bevoegde leiding hebben; men moet niet uit het oog verliezen dat de leiders die leiding op zich hebben genomen voor een honorarium, dat be neden elke critiek is. Bovendien dragen de koorleden als contributie dus als zij aan de zangkoren mogen deelnemen een bedrag bij 't welk niet hooger kan worden gesteld. De vereenigingen missen dus elk middel om de inkomsten te vermeerderen, terwijl de leden zich belangrijke offers getroosten. Spreker wil nog in 't midden brengen de andere heeren zullen met hun koren wel meer op de hoogte zijn dat de leden van het Toonkunstkoor per week aan contributie 20 cent bijdragen. Men zal het met spreker eens zijn dat dit voor verschillende beurzen een offer is van zoo groote betee- kenis, dat het niet vergroot kan worden. Het kan toch niet in de bedoeling liggen van het ge meentebestuur om elke uiting van kunst hier en elk deel nemen van het volk aan de kunst en aan een hoogere cultuur onmogelijk te maken, doordat men de vereeni gingen niet vrij hun gang laat gaan, maar hun een be lasting oplegt, die hun onkosten belangrijk verhoogt. Wij hebben in deze gemeente het droevige verschijnsel moeten beleven dat de vereeniging „Volksuniversiteit" niet heeft kunnen doorwerken, maar te gronde is ge gaan. Ook al een gevolg van de groote moeite om op dit terrein, waarop de gemeente zich werkzaamheden heeft te getroosten, het hoofd boven water te houden. Wanneer wij over deze dingen spreken, is het ook van beteekenis er op te wijzen dat niet alleen de orga nisaties maar ook de kunstenaars in ons land over 't algemeen graag een emplooi vinden en dat zij ook een zeer moeilijk bestaan hebben. Spreker vindt het een ding van beteekenis dat ook in een gemeente als deze aan de uitvoerende kunstenaars een emplooi wordt verschaft, wat zij echter niet zullen hebben als de vereenigingen, die niets anders van de gemeente vragen dan hun werk voor de cultuur onbelemmerd te mogen doen, het hoofd niet boven water kunnen houden. Spreker heeft de moeite gedaan te trachten uit de verschillende politieke gemeenteprograms na te gaan, hoe de verschillende partijen staan ten opzichte van deze zaak. Hij heeft gezien dat de Christelijk-Sociale Partij in haar program heeft staan: „De volksontwikkeling ook op het terrein der kunst worde van Gemeentewege in het bijzonder door bibli otheken, openbare leeszalen, musea en concerten ver hoogd." De S. D. A. P. heeft iets soortgelijks in haar program. De Vrijzinnig-Democratische Bond heeft in zijn pro gram staan: „Tot bevordering van de volksontwikkeling in meer

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1924 | | pagina 7