Ucriog van Dinsdag 13 Januari 1923.
Wijziging der verordening op het openbaar lager onderwijs (gemeenteblad no. 22 var
1923)
Voorzieningen aan de gasfabriek
Verhaal der bijdrage voor inkoop van diensttijd krachtens de Pensioenwet 1922
Wijziging der verordening op de huisnummering (gemeenteblad 1922 no. 37)
Wijziging der algemeene politieverordening
Wijziging van de verordeningen tot heffing en op de invordering eener belasting op het
houden van honden (gemeenteblad 1905 no. 31 en 1922 no. 20)
Wijziging van het reglement op het bestuur van de Stads-Armenkamer, enz.
Schoolgeldverordeningen betreffende den cursus voor meisjes aan de industrie- en huis
houdschool en die voor het onderwijs aan de lagere avondhandelsschool
Wijziging van de verordening op de heffing van het recht wegens vergunning tot ver
koop van sterken drank in het klein (gemeenteblad no. 12 van 1905)
Aanbieding der gemeente- en bedrijfsbegrootingen voor 1926 (bijlage 1926 nos. 1 en 2)
Verordeningen
a. tot vaststelling van het getal en de jaarwedden der leeraren, enz. aan het gymnasium
b. regelende de jaarwedden der leeraren enz. aan de gemeentelijke hoogere burger
school met 3-jarigen cursus en daarop aansluitende hoogere handelsschool met 2-ja-
rigen cursus
c. tot verhaal van pensioensbijdragen
Verordening, regelende het getal en de bezoldiging van het onderwijzend personeel aan
de middelbare avondhandelsschool
Overneming terreinen van „Volkshuisvesting" bij den Stienserweg (bijlagen no. 19 van
1920, nos. 21, 24 en 25 van 1921 en nos. 7, 25 en 28 van 1923)
Verslag van rapporteurs omtrent het verhandelde in sectie-vergaderingen van den gemeen
teraad over de ontwerp-begrootingen voor het dienstjaar 1926 (bijlagen no. 31 van
1925 en nos. 1 en 2 van 1926)
Wijziging der verordening op het gemeentelijk grondbedrijf
Memorie van Antwoord op het verslag van rapporteurs omtrent het verhandelde in de
afdeelingen van den Raad over de ontwerp-begrootingen, dienst 1926 (bijlagen nos.
31 en 35 van 1925 en nos. 1 en 2 van 1926)
Verantwoording wegens de inkomsten en uitgaven van de gemeente over het dienstjaar
1924
401
407
409
411
413
417
421
427
429
431
439
449
453
457
461
471
475
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Januari 1925. 1
Tegenwoordig aanvankelijk 26, later, na installatie
van den heer Wölcken, 27 leden.
Voorzitter de heer Jhr. Mr. J. M. van Beyma,
Burgemeester.
I. De verslagen der vergaderingen van 28 October
en 11 November 1924 worden onveranderd vastgesteld.
II. Beëediging van het nieuw inkomende lid, den
heer E. A. NI. Wölcken.
De heer E. A. M. Wölcken, door den Secretaris bin
nengeleid, wordt door den Voorzitter beëedigd, en legt
daartoe de eeden. bedoeld bij artikel 39 der Gemeente
wet, af.
De Voorzitter: Mijnheer Wölcken, ik wensch U geluk
niet Uw intrede in den Raad en ik hoop dat gij tot ge
noegen van Uzelf en van ons steeds onpartijdig het ge
meentebelang hier zult mogen behartigen.
Mag ik U verzoeken Uw zetel in te nemen?
III. Wordt medegedeeld:
1. schrijven van den heer J. Scheltema, dat hij met
ingang van heden ontslag neemt als wethouder der
gemeente Leeuwarden;
2. dat Gedeputeerde Staten:
hebben goedgekeurd de raadsbesluiten d.d. 24 No
vember 1924 tot wijziging der gemeentebegrooting,
dienst 1924 en houdende machtiging aan Burgemeester
en Wethouders om, ter voorziening in eventueele be
hoefte aan kasgeld, de op de gemeentebegrooting, dienst
1925, uitgetrokken geldleening, voor zoover noodig, aan
te gaan.
De punten sub 1 en 2 worden voor kennisgeving aan
genomen.
3. schrijven van Gedeputeerde Staten (in de vorige
vergadering reeds gedeeltelijk behandeld) houdende
uiteenzetting der bezwaren tegen goedkeuring der ge
meentebegrooting 1925,
terwijl dit college, behoudens de posten waartegen bij
het vorig schrijven bezwaar was gemaakt, het gemeen
tebestuur heeft gemachtigd tot het over het dienstjaar
1925 doen van uitgaven tot op de helft der aangevraagde
sommen en tot ontvang van alle geraamde inkomsten;
en dat Gedeputeerde Staten, na ontvangst van het ant
woord op eerstgenoemd schrijven, niet hebben goed
gekeurd de bij raadsbesluit van 24 November 1924 vast
gestelde begrooting der gemeente voor den dienst 1925.
Hierbij is mede ter inzage gelegd de door Burge
meester en Wethouders aan den Raad van State ge
zonden memorie tegen de door Gedeputeerde Staten ge
maakte bedenkingen aangaande het raadsbesluit tot wij
ziging der gemeentebegrooting 1924, verband houdende
met het niet treden der gemeente in de door den
Minister van Onderwijs voorgeschreven salarisregeling
voor het personeel aan het gymnasium.
De Voorzitter wil nog even memoreeren dat reeds de
vorige vergadering, zij het ook zeer vluchtig, door hem
zijn aangebracht: ten eerste de kwestie van de jaar
wedden aan het gymnasium, waarop ook reeds vroeger
geen goedkeuring door Gedeputeerde Staten is verkre
gen en ten tweede de kwestie omtrent aanvulling van
de salarissen der leeraren bij het Nijverheidsonderwijs,
terwijl de derde kwestie, die spreker den vorigen keer
in de haast niet had gezien, later bij rondschrijven aan
de leden ter kennis is gebracht, de kwestie van den
pensioenaftrek voor de gemeente-ambtenaren en -werk
lieden.
Dit besluit van Gedeputeerde Staten is gebaseerd op
den financieelen toestand van de gemeente, waarom
Burgemeester en Wethouders hebben gemeend voor de
raadsleden ter inzage te moeten leggen de nota aan den
Raad van State omtrent de niet goedgekeurde begroo-
tingswijziging van 1924 inzake de jaarwedden aan het
gymnasium. De kwestie, waarover dat toen ging, doet
er minder toe, maar Burgemeester en Wethouders meen
den nu de attentie van den Raad tc moeten vragen voor
de nota, welke zij toen hebben overgelegd en waarin zij
meenen op goede gronden verschillende bezwaren van
Gedeputeerde Staten te hebben ontzenuwd.
Het is ten slotte met den financieelen toestand zoo,
dat positieve bewijzen daaromtrent eigenlijk niet zijn
bij te brengen; men kan geloof hebben in de toekomst
en men kan dat niet hebben. Burgemeester en Wethou
ders gronden hun me'ening op verschillende gegevens;
Gedeputeerde Staten gronden de hunne op hun gege
vens en zijn daardoor zeer pessimistisch, terwijl Burge
meester en Wethouders meenen dat niet te moeten zijn
maar een meer optimistische kijk op de toekomst te
kunnen hebben.
Nu is den Raad kenbaar gemaakt dat Gedeputeerde
Staten op drie punten de begrooting voor 1925 niet
willen goedkeuren; de punten omtrent het gymnasium
en de leeraren bij het Nijverheidsonderwijs zijn hier den
vorigen keer aan de orde geweest en Burgemeester en
Wethouders hebben aan Gedeputeerde Staten bericht
dat die beide punten hier weer ter tafel zijn geweest en
dat hier omtrent het derde punt nog gelegenheid zou
worden gegeven om de zienswijze van deze Vergadering
daaromtrent kenbaar te maken. Gedeputeerde Staten
hebben dus en dat is ook wel goed ondanks dat
hier nog niet over den pensioenaftrek is gesproken, toch
de begrooting niet goedgekeurd; spreker wil nu toch
nog even de aandacht vestigen op den pensioenaftrek
en graag gelegenheid geven die zaak thans nog in be
spreking te brengen.
Spreker wil er nu alleen nog op wijzen dat blijkens
de vroegere correspondentie Gedeputeerde Staten eigen
lijk niet aanhouden op een aftrek van 8(4 het
maximum, dat verhaald mag worden maar dat zijn
indruk is dat Gedeputeerde Staten op het oogenblik ge
noegen zullen nemen met een aftrek van 5(4 Als
de Raad zou besluiten dat een pensioenaftrek van 5(4
zou worden toegepast, zou daarmee, gezien de vroeger
daarover gevoerde correspondentie, dus waarschijnlijk
door Gedeputeerde Staten genoegen worden genomen
en dan zou de begrooting althans op die gronden dus
niet worden afgekeurd. Spreker zou daar nog graag de
attentie op willen vestigen. Misschien dat thans nog
enkele leden in verband met den algemeenen financieelen
toestand of speciaal in verband met den pensioenaftrek
nog iets willen zeggen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Visser weet niet of het mogelijk is, maar de
Raad moet dan zeker deze vergadering zijn meening
zeggen en een beslissing nemen in verband met het
voorstel dat de Voorzitter doet. Men wordt daarmee
echter eenigszins rauwelings voor een feit geplaatst
spreker zou zich graag eerst eens oriënteeren, alvorens
door den Raad een uitspraak wordt gedaan of hij al of
geen korting wenscht. Door den Voorzitter wordt nu
toch, als spreker goed begrijpt, een voorstel gedaan om
in de richting van Gedeputeerde Staten te gaan; Ge
deputeerde Staten zouden de begrooting goedkeuren als
de Raad een korting van 5(4 zou aanvaarden, dat is
toch de bedoeling van den Voorzitter? Deze vraagt toch
of iemand daarover het woord wil voeren
De Voorzitter wil toch eerst even opmerken dat de
heer Visser hem blijkbaar eenigszins heeft misverstaan.
Spreker, heeft er den Raad alleen attent op gemaakt dat