Vergadering van Dinsdag 10 Maart 192S. 70 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Februari 1925. meester en Wethouders inlichtingen zou kunnen vragen. Spreker meent echter toch dat. zoolang de hier voorge stelde bepaling werkelijk in het Reglement van Orde staat, het bezwaar, dat de heer Molenaar eventueel zou hebben, kan vervallen; zoolang die bepaling in het Re glement staat, zijn Burgemeester en Wethouders ook aan die regelen gebonden. Nu de bezwaren van den heer Van der Veen. Hij zegt dat het veel omslachtiger is geworden en bedoelt eigen lijk: wat er ook van is, dit weet ik wel, het is in het vervolg veel lastiger te vragen dan vroeger. Daarop komt het neer. De heer Van der Veen meent dat Burge meester en Wethouders het den leden lastig willen maken. Spreker zou echter zeggen dat de zaak eerder is uitgebreid. Ieder raadslid krijgt de bevoegdheid, wan neer hij bepaalde zaken graag wil weten, om gemoti veerd en schriftelijk en goed omschreven wat hij precies bedoelt, aan Burgemeester en Wethouders te vragen daarvan opgave te doen en Burgemeester en Wethou ders geven dan een gemotiveerd antwoord dat, evenals de vragen, aan de andere raadsleden ter kennis wordt gebracht. Dat betreft het gewone vragenrecht. Daarnaast blijft echter bestaan het interpellatierecht, dat altijd bestaan heeft, alleen met dit verschil, dat nu ten minste 6 dagen voor de vergadering tenzij in spoedeischende gevallen het verzoek tot het houden van een interpellatie bij den Voorzitter van den Raad moet zijn ingediend. Wat is daar nu tegen te zeggen Het ging tot nog toe, omdat Burgemeester en Wethou ders eigenlijk gewoon waren, als een vraag om 2 uur net voor de vergadering binnen kwam, die zoo mogelijk nog in die vergadering te beantwoorden. Soms lagen er echter bij den aanvang der vergadering wel 2 papier tjes en een enkele keer zelfs 3. Dat was toch eigenlijk geen manier van doen, dat, als de vergadering geopend werd, hier een of meer papiertjes lagen. Burgemeester en Wethouders hebben daarom gezegd dat, hoewel er natuurlijk spoedeischende gevallen kunnen zijn, het toch geen manier van doen is om hier om 2 uur, als de ver gadering begint, dergelijke verzoeken op tafel te leggen. Het komt er nu op neer dat is gezegd dat deze verzoeken 6 dagen voor den tijd moeten zijn ingediend; dit is ge daan omdat Burgemeester en Wethouders des Donder dags vergadering hebben en zij er dus dan over kunnen spreken. Men zal zich herinneren de laatste interpellatie van den heer De Boer, die thans wethouder is. De heer Fransen heeft toen voor de vergadering gedacht dat er vermoedelijk wel eenige kans was dat er over de kwestie van aanbesteding van het straatwerk, als zijnde een be langrijke kwestie, wel eens een interpellatie kon komen, waarom hij besloot: ik zal de stukken maar meenemen. Het was zoo, er lag een papiertje. De wethouder had toen echter eens niet zoo ijverig moeten zijn en niet de stukken moeten meenemen, dan had hij toch eerst op zijn bureau moeten kijken, alvorens hij kon antwoorden. Spreker gelooft dat, als het nieuw voorgestelde artikel niet wordt aangenomen, Burgemeester en Wethouders zich uitdrukkelijk het recht zullen reserveeren dat zij meer gebruik zullen maken van wat er staat: dat zij bij het houden van een interpellatie desverkiezende de vol gende vergadering inlichtingen kunnen geven. Dan duurt het echter minstens 14 dagen, terwijl het, zooals nu is voorgesteld, maar 6 dagen duurt. Spreker gelooft daar om dat het beter is de nieuwe redactie aan te nemen. Er is het college naar de redenen van deze wijziging gevraagd. De reden is dat het niet meer dan billijk wordt geacht dat het college even over de vraag die ge daan wordt, spreekt, wat niet mogelijk is, wanneer hier in dezelfde vergadering de papiertjes op tafel worden gelegd. Spreker kan niet inzien dat de wijziging de rechten van de leden verkort of het voor dezen lastiger maakt. Spreker geeft toe, het is gemakkelijker om op het laatste moment een papiertje op de tafel van den Voor zitter neer te leggen; het is misschien nog gemakkelijker dit tijdens de vergadering te doen. De vraag is echter of het onbillijk is dat de verzoeken even te voren worden ingediend, opdat het college in belangrijke gevallen de zaak kan bespreken en kan uitmaken wie zal antwoorden en wat er geantwoord zal worden. Bovendien krijgt men echter nog het vragenrecht. Dit is een uitbreiding, waarvan het Reglement het ge bruik nog niet kent. Blijkt in de practijk dat het insti tuut, dat nu wordt ingesteld, niet tot zijn recht komt. dan zal geen van de raadsleden daar gebruik van maken en dan wordt art. 68 vanzelf een doode letter. Spreker ziet dus het bezwaar van Raadskant niet in om de artt. 68 en 69 te accepteeren. De heer K. de Boer meent nog een opmerking te moeten maken naar aanleiding van wat de Voorzitter den heer Molenaar heeft geantwoord. Deze heeft art. 68 in verband gebracht met art. 183 der Gemeentewet, waarin staat dat Burgemeester en Wethouders wegens het dagelijksch bestuur aan den Raad verantwoording schuldig zijn. Spreker meent dat art. 68 van dit Regle ment niet daarbij past. Als een lid van den Raad inlich tingen vraagt aan Burgemeester en Wethouders, dan is dit voor Burgemeester en Wethouders geen kwestie van verantwoording doen aan dat lid, maar een kwestie van het verschaffen van gegevens, die dit raadslid denkt noodig te hebben. Daarom kan dit artikel niet in verband worden gebracht met art. 183 van de Gemeentewet. Spreker acht art. 68 ook een uitbreiding van de bevoegd heden van de raadsleden en juicht daarom het artikel ten volle toe. De beraadslagingen worden gesloten. Art. XII wordt met 23 tegen 3 stemmen aangenomen. Tegen stemmen de heeren Van der Veen, Hofstra en Westra. Art. XIII wordt onveranderd vastgesteld. De geheele wijzigings-verordening wordt onveranderd vastgesteld. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergade ring door den Voorzitter gesloten. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Ataart 1925. 71 Tegenwoordig 24 leden, te weten: de heeren Dijkstra, AL Molenaar, Visser, Lautenbach, O. F. de Vries, Van der Laan, Tiemersma, H. de Boer, Van der Schoot, Wölcken, Muller, Hooiring, Van der Veen, Botke, K. de Boer, Westra, Scheltema, Oosterhoff, IJ. de Vries, me vrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Weima, Cohen, B. Molenaar en Beekhuis. Afwezig, met kennisgeving, 3 leden: de heeren Fran sen, Hofstra en Koopmans. Voorzitter de heer Jhr. Mr. J. M. van Beyma, Burgemeester. I. Wordt medegedeeld 1. dat bij Koninklijk besluit van 18 Februari 1925 no. 5, ongegrond is verklaard het beroep van den Raad dezer gemeente tegen het besluit van de Gedeputeerde Staten d.d. 29 Augustus 1924, waarbij goedkeuring is onthouden aan het raadsbesluit d.d. 19 Augustus t.v. tot wijziging der begrooting voor het dienstjaar 1924 in verband met het niet aanvaarden van het rijkssubsidie voor het gymnasium Wordt voorgesteld voor kennisgeving aan te nemen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Muller zou naar aanleiding hiervan deze vraag willen stellen krijgen we nu het subsidie ook dat wij indertijd van de hand hebben gewezen De Voorzitter zou daarop niet direct een antwoord kunnen geven. Die vraag is ook door Burgemeester en Wethouders in overweging genomen er zitten hier aan dit besluit echter meer consequenties vast. Bur gemeester en Wethouders stellen zich voor met deze zaak in den Raad terug te komen mede in verband echter met een briefwisseling die Burgemeester en Wet houders hieromtrent met Gedeputeerde Staten hebben geopend, meent spreker dat het beste is op dit moment te wachten over deze zaak te spreken tot Burgemeester en Wethouders haar weer aanhangig maken. De beraadslagingen worden gesloten. De mededeeling sub 1 wordt voor kennisgeving aangenomen. 2. dat Gedeputeerde Staten hebben goedgekeurd de raadsbesluiten d.d. 10 Februari 1.1. tot onderhandsche verhuring van perceelen bouwland aan den Sneeker- trekweg en het Schapendijkje aan K. Hoogland, tot aan koop van het Rijk en ingebruikgeving aan de Neder- landsche Vereeniging voor Practische Werkverruiming en Hulpverleening van de groote barak met bijbehoo- rende gebouwtjes van het voormalig Rijksopvoedings gesticht en tot verkoop aan de Woningstichting Patri monium van een strook grond aan de Rembrandtstraat; Wordt voor kennisgeving aangenomen. 3. adres van den Voorzitter en den Secretaris van de afdeeling Leeuwarden der Vereeniging tot Stichting en Exploitatie van Christelijke Vacantie Koloniehuizen in Nederland om subsidie te verleenen in de kosten van uitzending van kinderen van on- en minvermogenden uit deze gemeente over 1924 De Voorzitter: Aangezien dergelijke vereenigingen zijn aangesloten bij de centrale vereeniging, aan welke de gemeente subsidie uitkeert, stellen Burgemeester en Wethouders voor dit adres af te wijzen. Dienovereenkomstig wordt met algemeene stemmen besloten. 4. circulaire van Burgemeester en Wethouders van Heemstede houdende verzoek om adhaesie te betuigen aan hun adres aan H. M. de Koningin om maatregelen te treffen om langs beteren weg dan annexatie het land tot voorspoed te brengen 5. dat als vertegenwoordigers van het bestuur der gemeente uit het College van Burgemeester en Wethou ders in de Commissie voor Georganiseerd Overleg zullen optreden de heeren W. Fransen en H. de Boer, waarvan eerstgenoemde tevens als Voorzitter 6. dat Burgemeester en Wethouders na gehouden openbare aanbesteding hebben gegund de levering van 50.000 K.G. turfstrooisel ten dienste der gemeente- reiniging aan J. de Jong te Huizum voor 209.per 10.000 K.G. De mededeelingen sub 46 worden voor kennis geving aangenomen. II. De Voorzitter wil thans het woord geven aan den heer Beekhuis, indien de Raad geen bezwaar heeft tot behandeling van het Voorstel van Burgemeester en Wethouders om de exploitatie van de buffetten enz. in den Stads- of Prinsentuin opnieuw voor één jaar publiek te verpachten en c. q. de bestaande huurovereenkomst met den tegen- woordigen pachter te ontbinden, welk voorstel niet op de agenda voorkomt, maar voor de leden op tafel is gelegd. Indien de leden daarvan echter nog geen kennis hebben genomen, stelt spreker voor het voorstel na afhandeling der agenda te be handelen. Dienovereenkomstig wordt besloten. III. De Voorzitter zou namens Burgemeester en Wet houders nog willen doen een Voorstel tot wijziging van het Reglement van Orde, waartegen wel geen bezwaar zal bestaan. Bij de uit werking is gebleken dat een van de zinnen in het pas gewijzigde Reglement niet goed is, zoodat er een kleine wijziging moet plaats hebben in artikel 64. De kwestie is deze. In de eerste sectie zou de oudste wethouder, plaatsvervangend Burgemeester, voorzitter zijn en in ieder van de andere secties een van de andere wethouders. Waar nu het feit dat twee wethouders in één sectie plaats nemen, alleen voorkomt bij de eerste sectie, zijn dus de tot de andere secties behoorende wet houders automatisch tot voorzitters van die secties aan gewezen. In verband daarmee kunnen de woorden „of zijn er twee, de naar den leeftijd oudste" uit het nieuwe artikel 64 vervallen, aangezien deze geen zin hebben. Burgemeester en Wethouders stellen dat voor. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders IV. De Voorzitter kan ten slotte nog mededeeelen dat hij een schrijven heeft gekregen van den Dienst der Werkloosheidsverzekering en Arbeidsbemiddeling met verzoek den inhoud o. a. aan de raadsleden te willen mededeelen. Op Vrijdag 13 Maart a.s., des namiddags te half twee, zal in Amicitia worden gehouden een con ferentie ter bespreking van de voorziening van de werk gelegenheid voor landarbeiders in Noord-Frankrijk en in Elzas-Lotharingen en van de emigratie naar Canada. De heer Van Lier zal een bespreking houden over de werk gelegenheid in Noord-Frankrijk en in Elzas-Lotharingen en de heer Mörzer Bruins over de emigratie naar Canada. Een en ander zal met lichtbeelden worden toegelicht. Deze bijeenkomst gaat uit van den Rijksdienst voor de Werkloosheidsverzekering en Arbeidsbemiddeling. Al-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1925 | | pagina 1