180 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Juli 1925.
zooals spreker het maar zal noemen, of men kan haar in
de gemeentekas laten vloeien. Het lijkt spr. toch ook niet
goed om b.v. de winst, die over 1924 is gemaakt, te re
serveeren om daarmee eventueel den gasprijs in 1926
te verlagen. Spreker zou zeggen dat, als men den gas
prijs wil verlagen, men daarmee uit moet kunnen in het
loopende jaar, m. a. w. indien men op 1 Januari den
gasprijs verlaagt, dan moet men alles kan natuurlijk
tegenvallen normaal geoordeeld, de wetenschap heb
ben dat gedurende dat geheele jaar de gasfabriek uit
kan. Nog anders gezegd men kan de winst, die een
vorig jaar is gemaakt, niet ten bate brengen van een
rekening om daarmee den gasprijs te verlagen. Spreker
wil dit met een voorbeeld duidelijk maken. Indien men
in een jaar b.v. 30.000.winst maakt en een gasprijs-
verlaging van een cent zou 60.000.kosten, dan kan
men niet die 30.000.— als eerste post op de begroo
ting brengen en zeggen het vorig jaar hebben wij
30.000.verdiend, als alles normaal gaat zuilen we
weer 30.000.- verdienen, dat is dus samen 60.000.-;
als wij dus nu op 1 Januari den gasprijs met 1 cent ver
lagen, komen wij aan het eind van het jaar precies uit.
Als men n.l. zoo redeneert loopt de zaak het daarop vol
gende jaar spaak. Men kan de winst dus niet gebruiken
voor een gasprijsverlaging; die moet gedekt zijn uit het
loopende jaar zelf.
Wat kan men nu anders doen Het is spreker best
wanneer men de winst stort in de gemeentekas; hij is
toch nergens meer voor noodig. Een andere manier kan
zijn om de geheele winst te storten in het reservefonds,
of, zooals de heer Tiemersma wil, in een uitbreidings
fonds. Spreker voor zich zou het volgende willen. Hij
zal daar geen voorstel van maken, maar zijn idee is dit.
Hij zou die 3]/2 ton reeds gemaakte winst willen storten
in een uitbreidingsfonds. Wil men nu die 2 ton er bij
hebben in één reserve- en uitbreidingsfonds, dan is dat
spreker best. Men kan echter ook een reservefonds
houden en daarnaast een uitbreidingsfonds; het betreft
hier alleen een theoretische kwestie maar practisch komt
het op hetzelfde neer of men alles in een fonds heeft
dan wel twee fondsen naast elkaar heeft. Laat men ech
ter zeggen dat men een reservefonds van 2 ton houdt en
daarnaast een uitbreidingsfonds maakt en daarin stort
de 31/2 ton, terwijl men daarin ook de andere winst
stort, tenzij de Raad besluit dat die in de gemeentekas
zal worden gestort.
Nu zegt de heer Westra: dat is voor de toekomst
werken en wij helpen daarmee degenen die na ons ko
men. Dit is volkomen waar; als wij nu een reservefonds
maken of een uitbreidings- en vernieuwingsfonds een
nieuwe fabriek zal direct nog wel niet noodig zijn, maar
men kan wel voor een zeer groote uitbreiding komen te
staan dan zal men, als wij daar 5 ton in hebben ge
kregen, al moet men er dan ook nog wat bij doen, met
die 5 ton zeer zeker tegemoet komen aan het nageslacht.
Spreker heeft echter ook wel eens deze redeneering ge
hoord: indien op het oogenblik de gasprijs wordt ver
laagd, komt er een grootere omzet van gas en zal een
uitbreiding of vernieuwing des te eerder noodig zijn.
Laat de gasprijs dus zoo, dan blijft de omzet ongeveer
constant. We weten ook dat op een zeker oogenblik
door den bevolkingsaanwas een uitbreiding niet meer
zal zijn te voorkomen en dat er dus toch op een gegeven
oogenblik een uitbreiding moet komen. Indien er dan
geen uitbreidingsfonds was, zou men het geld moeten
leenen. Men zou dat wel krijgen, dat zou wel geen be
zwaar zijn. Een uitgebreide fabriek zit echter op zwaar
der lasten dan een oude fabriek en deze zwaardere lasten
zijn alleen te dekken door een verhoogde omzet of door
een hoogeren gasprijs. Wanneer men dan dus geen geld
noodig heeft of dit althans gedeeltelijk kan halen uit het
uitbreidingsfonds, wordt daarmee tevens voorkomen dat
de gasprijs moet worden verhoogd. Nu kan men wel
zeggen dat dit is onze nazaten helpen, maar spreker
gelooft dat wij hier niet alleen voor onszelf maar ook
voor ons nageslacht zitten, opdat dan ook de zaak in
gelijke banen kan blijven. Als het nu om millioenen
ging, was het nog wat anders, maar de gasprijs wordt
hier al zoo laag gehouden als kan en als noodig en
wenschelijk is, zoodat de winst, die in het uitbreidings
fonds zal vloeien, niet meer zoo groot zal zijn als hij
geweest is, waardoor dit fonds dus ook niet zoo enorm
groot zal worden.
Met de opmerkingen, die de heer Tiemersma heeft
gemaakt, is spreker het vrijwel geheel eens, echter niet
met een enkel punt. Het eigenaardige, wat spreker trof,
is dit. De heer Tiemersma zegt eerst in zijn amende
ment: „Uit het uitbreidingsfonds worden gelden gevo
teerd zoowel voor uitbreiding als vernieuwing van het
bedrijf" en spreker is het daarmee volkomen eens, maar
dan komt er achteraan: „alsmede tot verlaging van den
prijs van het gas". Hoe nu dat laatste met het andere
samenhangt, begrijpt spreker niet. Men zal toch niet
gaan zeggen als er b.v. 30.000.winst zou worden
gemaakt en verlaging van den gasprijs met 1 cent
60.000.zou kosten: we halen 1 cent van den gas
prijs af en nemen dan de rest, die er tekort is, uit het
uitbreidingsfonds? Als die laatste zinsnede er niet bij
stond, zou spreker zich volkomen met het amendement
van den heer Tiemersma kunnen vereenigen.
Ten slotte wil spreker er op wijzen dat, hoewel het
hem goed lijkt dat het er in blijft, in het voorstel van
Burgemeester en Wethouders staat dat de gelden uit
de fondsen worden belegd door uitleening aan de ge
meente zelf. Sprekers systeem is, dat dit niet heelemaal
moet gebeuren, maar dat men een deel van het geld
moet houden. Wanneer men toch aan de gemeente zelf
het geld gaat leenen, zal het gevolg zijn dat, als men
voor een uitbreiding staat, het geld, dat is uitgeleend,
niet kan worden verbruikt, terwijl de kans bestaat dat
er dan moeilijk geld is te krijgen. Daarom lijkt het spr.
beter een deel te beleggen in waarden, die men ook da
delijk tot contanten kan maken.
Spreker meende het voorgaande te moeten zeggen,
omdat hij zich niet kan vereenigen met het voorstel,
zooals dat door de meerderheid van Burgemeester en
Wethouders bij den Raad ter tafel is gebracht.
De heer K. de Boer zou over deze zaak ook het een
en ander willen zeggen. Hij wil beginnen met te zeggen
dat hij, wat de motiveering van verschillende dingen be
treft, dicht aan den kant van den Voorzitter staat en wil
dan in de eerste plaats een opmerking maken naar aan
leiding van wat de wethouder van Financiën in het mid
den heeft gebracht.
De wethouder is begonnen met te zeggen dat hij
meende uit de historie van deze verordening te moeten
afleiden dat de mentaliteit in de jaren 1920 en 1921 in
den Raad zoo was, dat de gemeente toen in goeden doen
verkeerde, waarom men meende die wel een beetje
zwaarder druk te kunnen opleggen en de gasfabriek in
minder goeden doen was, waarom men de lasten daar
van een beetje wenschte te verlichten. Neen, mijnheer
de Voorzitter aldus spreker de mentaliteit van
de menschen, die toen hebben voorgesteld om geen
winstuitkeering van de gasfabriek meer aan de gemeente
te doen, was dat zij die winstuitkeering speciaal voor
de gasfabriek en voor het bedrijf der waterleiding ver
keerd achtten. Ik wil echter toegeven dat er omstandig
heden kunnen zijn omstandigheden evenwel die ge
heel afwijken van die, waarin de gemeente Leeuwarden
toen en naar onze meening nu nog verkeert die het
verdedigbaar zouden maken dat een winstuitkeering in
zekere mate wel gebeurt. Het is hier dus niet absoluut
een kwestie van principe maar zeer dikwijls een kwestie
van opportuniteit of men het eene of het andere zal
doen.
Nu heeft de wethouder van Financiën, om zijn stand
punt nader toe te lichten, een overzicht gegeven van de
belasting in een 35-tal groote gemeenten en daarnaast
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Juli 1925.
181
een overzicht gegeven van den gasprijs in een aantal
groote gemeenten. Spreker gelooft dat dit overzicht, wat
de belasting uit het inkomen in die gemeenten betreft,
niet in alle deelen juist kan zijn. Want wanneer men
een overzicht wil geven van de belastingen in verschil
lende gemeenten, moet men niet alleen nemen de belas
ting uit het inkomen, maar zal men daarnaast ook moe
ten geven, teneinde die belasting juist te doen zien,
welke andere belastingen zoo'n gemeente heft. Onder
die groote gemeenten, die de wethouder van Financiën
hoewel niet bij name heeft genoemd, komt b.v.
ook voor de gemeente Rotterdam; dat toch is een van
de grootste gemeenten in ons land, zij zal dus op die
lijst ook voorkomen. Spreker wil er de aandacht op
vestigen dat naast de inkomstenbelasting de gemeente
Rotterdam een aantal andere belastingen heft, die wij
in deze gemeente niet kennen, 0. a. een wegen- en een
rioolbelasting en nog een aantal andere belastingen
meer. Wanneer men dus de belastingdruk, die op de
inwoners wordt gelegd, wil vergelijken, zal men naast
de inkomstenbelasting zeer zeker rekening moeten hou
den met de andere belastingen, die de gemeente heft.
Daarom meent spreker dat de wijze, waarop de wet
houder van Financiën de cijfers van de inkomstenbe
lasting heeft gebruikt, niet goed is en geen verdediging
kan zijn van het betoog dat hij heeft gehouden
De heer Beekhuis (wethouder): Mag ik even inter-
ruinpeeren? Ik heb niet gesproken over inkomstenbe
lasting.
De heer K. de Boer: Ik heb den indruk gekregen dat
U ook over de inkomstenbelasting sprak. Indien dat
niet Uw bedoeling
De heer Beekhuis (wethouder)Ik heb daar niet over
gesproken.
De heer K. de Boer: Het spijt mij dan dat ik U zoo
verkeerd heb verstaan. Ik kreeg den indruk dat U naast
den gasprijs ook de belastingdruk in een aantal groote
gemeenten noemde, maar ik vermoed dan dat ik U ab
soluut verkeerd heb verstaan.
Spreker komt nu tot de storting van de winst van de
gasfabriek. Hij wil er op wijzen dat de laatste jaren de
gasfabriek een buitengewoon groote winst heeft ge
maakt in vergelijking met de twee factoren, waarmee
men die winst vergelijken moet: het kapitaal, dat in de
fabriek is gestoken en de omzet, die zij heeft. Als wij
de winst bij deze factoren vergelijken, dan is zij buiten
gewoon groot geweest en zou zeer waarschijnlijk de
winstpost wel aanleiding hebben kunnen geven tot gas
prijsverlaging; zeer waarschijnlijk zou toch een winst
van 100.000.wel voldoende zijn geweest om den
gasprijs voor het laatste jaar met 1 cent te verlagen.
Nu meent spreker dat een winstuitkeering ten be
hoeve van de gemeentekas principieele fouten vertoont.
Wij moeten er in de eerste plaats op letten dat de prijs
van het gas, die door de verbruikers betaald wordt, be
staat uit twee fracties: de kostprijs van het gas zelf en
de winst, die op dien prijs wordt gelegd. De winst, die
in den prijs zit, wordt opgebracht naar verhouding van
het aantal M3. gas, dat een gezin verbruikt. Nu houdt
deze winst, die door de verbruikers wordt opgebracht,
in geen enkel opzicht verband met den welstand der
verbruikers en de winstuitkeering van de gasfabriek
komt dus, naar verhouding gerekend, zeer veel zwaar
der te drukken op de groote gezinnen en de minder be
middelden dan dat zij drukt op de beter gesitueerden en
de kleine gezinnen. Spreker meent dat uit dat oogpunt
reeds een winstuitkeering van een bedrijf als de gas
fabriek aan de gemeente niet gemakkelijk valt te aan
vaarden. Bovendien echter heeft een dergelijke uitkee-
ring voor spreker nog een andere principieele fout en
dat is wei deze, dat degenen, die de winst opbrengen,
niet voldoende rekening houden met de besteding van
dat geld, daarop niet voldoende toezicht houden. In een
dergelijke winstuitkeering zit, naar sprekers meening,
dezelfde principieele fout, die een indirecte belasting
heeft: degenen, die een dergelijke belasting opbrengen,
voelen dat zoo niet en houden er ook geen rekening mee
hoe dat geld wordt besteed. Als ieder weet wat hij be
talen moet uit zijn eigen portemonnaie, zal hij veel
strenger er op toezien hoe de belasting wordt aange
wend in de openbare lichamen dan wanneer hij het fei
telijk niet voelt, doordat het verborgen belastingen zijn.
De wethouder van Financiën heeft de opmerking ge
maakt dat Leeuwarden tot nog toe de eenige gemeente
is, waar men een winstuitkeering van het bedrijf van
de gasfabriek aan de gemeente niet meer heeft. Spreker
gelooft toch niet dat de wethouder daaruit tot de con
clusie zal komen of daaruit zal afleiden dat dit verkeerd
is. Er wordt wel eens gezegd: „Eén zwaluw maakt nog
geen lente", maar die eerste zwaluw is dan toch de
lentebode. Zoo zou het ook hier het geval kunnen zijn
dat meerdere gemeenten het voorbeeld van Leeuwarden
hadden gevolgd, ware het niet dat de gemeentefinanciën
in de laatste jaren zoo in de war zijn geraakt, dat een
wijzen in die richting bijzonder moeilijk zou zijn.
Ten slotte staat de zaak zoo. De Voorzitter heeft in
zijn betoog naar sprekers meening de zaak uitmuntend
uiteengezet, ook in repliek op de woorden van den heer
Westra. De heer Westra heeft gezegd dat hij het niet
goed vindt dat het tegenwoordige geslacht lasten op
zich neemt ten bate van het nageslacht. Zelfs met een
roode lantaarn is op dat principe geen kleur te brengen;
het is zwart en het blijft zwart. Spreker meent echter
dat, zooals wij van het voorgeslacht in ruime mate heb
ben overgenomen datgene, wat het voorgeslacht aan
rijkdommen heeft geschapen, wij ook ten opzichte van
liet nageslacht de plicht hebben iiet grooter rijkdommen
over te dragen dan wij van het voorgeslacht hebben
ontvangen.
Daarom gelooft spreker dat wij in de eerste plaats
deze richting uit moeten dat de winst, die eenmaal is
gevormd, wordt gestort in een uitbreidingsfonds, hetwelk
in de toekomst zal moeten worden aangewend, wanneer
een nieuwe gasfabriek een kapitaal vraagt, dat dan
voorhanden zal moeten zijn. Spreker gelooft bovendien
dat, met dit te doen, wij varen in een richting, die ook
bij verschillende richtingen een warmen aanhang zal
vinden; wij voldoen hiermee toch aan het ons van zoo
veel kanten aangeprezen stelsel, dat in de eerste plaats
op de kapitaalvorming de nadruk moet worden gelegd.
Wanneer wij de winsten van de gasfabriek opnieuw in
consumptie brengen door de belasting te verlagen, vol
doen wij niet aan die theorie, door verschillende eco
nomen op zoo doeltreffende wijze gelanceerd, maar als
wij ze gaan reserveeren, teneinde op die wijze kapitaal
te vormen voor uitbreiding en vernieuwing, doen wij
iets, wat in het belang van het bedrijf en van de ge
meenschap geboden is.
Eindelijk gelooft spreker dat, wat de heer Tiemersma
ten opzichte van het reduceeren van den gasprijs heeft
gezegd, ten slotte, hoewel theoretisch misschien niet
geheel juist, toch wel toelaatbaar is. Het moet, dunkt
hem, mogelijk worden gemaakt dat, waar verschillende
factoren op de prijsvorming van het gas van invloed zijn
en dus tengevolge van de prijsstijging van een of ander
onderdeel de gasprijs met een fractie zou kunnen worden
verhoogd, wanneer dit gebeurt, door een bepaald klein
bedrag te besteden ten behoeve van den gasprijs, deze
als het ware gereguleerd wordt
De Voorzitter: Daarvoor is het reservefonds.
De heer K. de Boer: Daar hebt U gelijk in, daar is
dat voor. Maar ik acht het beter dat dit voor veel groo
tere verliezen beschikbaar blijft, b.v. voor het instorten
van een gashouder. Ik geef U volmaakt toe dat U theo-