192 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Juli 1925. Wethouders tot vaststelling van eene verordening tot het heffen van schoolgeld voor den gemeentelijken cursus voor meisjes aan de Industrie- en Huishoudschool. Dit voorstel luidt als volgt De verordening tot het heffen van schoolgeld voor den gemeentelijken cursus voor meisjes aan de Industrie- en Huishoudschool, opgenomen in gemeenteblad no. 27 van 1925, is goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 22 Mei 1925 no. 23 tot 1 October 1925. Ten einde met de heffing te kunnen voortgaan, dient vóór gemelden datum de verordening opnieuw te worden vastgesteld. Eenige wijziging achten wij niet noodig en ook de verordening op de invordering kan o. i. onveranderd blijven gelden. Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten met ingang van 1 October 1925 opnieuw vast te stellen de Verordening tot het heffen van schoolgeld voor den gemeentelijken cursus voor meisjes aan de Industrie- en Huishoudschool, zooals die is opgenomen in gemeente blad no. 27 van 1925. 11 (Agenda no. 12). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot aankoop van het Rijk van den opstal van het perceel Blokhuisplcin no. 26 en om den onder grond daarvan na amotie van het perceel tijdelijk in erfpacht aan te nemen, enz. Dit voorstel luidt als volgt Het verbreeden van den Nieuweweg bij het Stads ziekenhuis is steeds in zooverre nog niet voltooid dat een aan het Rijk toebehoorend pand Blokhuisplein no. 26 de noodzakelijke afronding daar ter plaatse in den weg staat. Spoedig echter nadat in de raadsvergadering van 28 December 1923 tot het wegbreken der huizen hoek Nieuweweg besloten was, zijn onderhandelingen met het departement van Justitie geopend om het hier- vermelde huis, dat bewoond werd door een der ambte naren, verbonden aan de bijzondere Strafgevangenis, in handen der gemeente te krijgen. Hoewel het aan vankelijk leek dat men niet tot overeenstemming zou komen, daar, blijkens bericht van den Minister, het college van regenten bezwaar had op grond dat zijns inziens verwijdering van dit perceel voor den gestichts- dienst niet wenschelijk was, is men ten slotte toch tot overeenstemming gekomen. Nadat de daar wonende rijksambtenaar een andere woning had gevonden, is het pand Blokhuisplein no. 26 ontruimd en kan afgebroken worden zoodra het eigendom der gemeente is geworden. Hierbij doet zich echter eene moeilijkheid voor, n.l. deze dat het Rijk onroerend goed ondershands alleen mag verkoopen krachtens goedkeuring bij de wet, waar mee, gelijk men begrijpen zal, nog geruime tijd is ge moeid. Ten einde de zaak te bespoedigen, is van het departement van Financiën, wien in dit stadium deze aangelegenheid aangaat, het volgende voorstel gekomen. Aangezien de bedoeling is het pand af te breken, wordt de opstal aan de gemeente voor afbraak, maar naar de waarde van den opstal (dat is de waarde van het totaal na aftrek van de waarde van den grond) verkocht, waarnaast dan later de waarde van den grond nog zal moeten betaald worden. Waar het om dezen laatste te doen is, wordt hieromtrent voorgesteld, in afwachting van de goedkeuring van den wetgever, om den grond zoolang tegen te taxeeren waarde aan de gemeente in erfpacht uit te geven. Verder heeft de Minister bereids zijne toestemming gegeven om het pand af te breken, zoodra door de gemeente schriftelijk is te kennen gege ven dat zij accoord gaat met de nader vast te stellen door deskundigen te schatten koopsom en met een canon van 6 van de waarde van den tijdelijk in erf pacht af te stanen grond. Het komt ons voor dat wij ongetwijfeld van deze wel willende houding van de zijde van het Rijk gebruik moeten maken. Hoewel de toestand daar ter plaatse ontegenzeggelijk reeds belangrijk verbeterd is, kan men dien niet af noemen, zoolang het betrokken pand met zijn uitspringenden hoek in stand blijft, nog ongeacht het onaesthetisch uitzicht nu de belendende gebouwen zijn weggebroken. Wanneer het huis is verwijderd moet dan ook het overblijvende terrein op behoorlijke wijze in orde worden gemaakt. Blijkens brief van den Direc teur der gemeentewerken van 20 Januari 1.1. no. 83 heeft deze zich als afsluiting gedacht een ringmuurtje, waar achter plaats zou blijven voor brancards en rijwielen ten dienste van het Stadsziekenhuis; dit plan dat echter voor eenige wijziging vatbaar is, zoodat de woonruimte boven behouden blijft komt tegemoet aan de behoefte aan berggelegenheid bij dien tak van dienst. Het aan houden van de bij raadsbesluit van 14 September 1920 vastgestelde rooilijn heeft dan echter geen zin meer, omdat bij dit denkbeeld de andere vooruitspringende huizen aan het Blokhuisplein blijven bestaan, terwijl zij bij het plan van 1920 geheel of gedeeltelijk zouden vervallen. Wij hebben dus de eer U voor te stellen te besluiten I. van het Rijk aan te koopen den opstal van het kadastrale perceel sectie B no. 3161, gelegen aan het Blokhuisplein, en den grond, waarop deze opstal staat, van het Rijk tijdelijk in erfpacht te aanvaarden tegen een canon van 6 van de waarde van den ondergrond, een en ander op de wijze en na bepaling van de waarde als nader is uiteengezet in den bij den brief van den ontvanger der registratie van 14 Juli 1.1. no. 3657 in uit treksel overgelegden brief van den Minister van Finan ciën van 7 Juli te voren no. 68 Dom. II. in te trekken het raadsbesluit van 14 September 1920 no. 41 6r/2 19, voor zoover betreft de aanwijzing van een rooilijn aan het Blokhuisplein ten noorden van de Blokhuissteeg; III. Burgemeester en Wethouders te machtigen den onder 1 bedoelden opstal zoodra mogelijk af te breken, en op den overblijvenden grond ten behoeve van den dienst van het Stadsziekenhuis een bergplaats voor brancards en rijwielen met bovenwoning op te richten voor zoover mogelijk met inachtneming van het plan van den Directeur der gemeentewerken, ingezonden bij brief van 20 Januari 1925 no. 83 en hun, in afwachting hunner voorstellen tot regeling der uitgaaf op de be grooting, het daartoe noodige crediet te verleenen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou ders sub 611 (agenda sub 712). 12 (Agenda no. 13). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres der woningbouwvereeniging Beter Wonen" om verlaging der bijdrage in de kosten van voortdurend onderhoud van de door die vereeniging aan de gemeente overgedragen straten bij het Cambuur- sterpad. Dit prae-advies luidt als volgt Bij Uw besluit van 9 Juni 1.1. werd om prae-advies in onze handen gesteld een adres van het bestuur der woningbouwvereeniging Beter Wonen", alhier, om verlaging der bijdrage in de kosten van voortdurend onderhoud van de door genoemde vereeniging aange legde en daarna aan de gemeente overgedragen straten bij het Cambuursterpad. Wij hebben de eer U dienaangaande het volgende mede te deelen. Bij raadsbesluit van 27 December 1922 no. 550r/376 is aan bovengenoemde vereeniging vergunning verleend tot riool- en straataanleg op hare terreinen gelegen tus- schen de Jacob Binckesstraat, het Cambuursterpad en Versiag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Juli 1925. 193 den Weg naar Cambuur. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 der Bouwverordening werd aan de vergun ning o. a. de voorwaarde verbonden dat de straten na voltooiing in eigendom aan de gemeente moesten wor den overgedragen, onder bijbetaling van 4.50 per M-. straat, wegens bijdrage in de kosten van voortdurend onderhoud daarvan. De straataanleg is in twee gedeelten uitgevoerd. Het eerste gedeelte, waaraan 2 complexen woningen zijn gebouwd (20 en 50) met Rijkssteun ingevolge de Wo ningwet, is door de gemeente overgenomen met ingang van 1 Januari 1924. De bijdrage in de kosten van het voortdurend onderhoud van dit straatgedeelte ad 9087.75 (2019.50 M-. a 4.50), werd als voorschot uit 's Rijks kas ontvangen en door de vereeniging aan de gemeente betaald. Het tweede gedeelte van het stratenplan, dat onge veer tegen Mei 1924 gereed kwam, kon met 1 Januari 1925 door de gemeente worden overgenomen. De opper vlakte van dit gedeelte, waaraan 2 complexen (30 en 37) woningen zijn gebouwd met Rijksbouwpremie, bedraagt 2908.66 M2. en de bijdrage naar 4.50 per M-. f 13088.97. Het vereenigingsbestuur verzocht ons bij schrijven van 27 December 1924 medewerking te willen verleenen om de overdrachtskosten terug te brengen tot de „wer kelijke waarde", waarmede blijkbaar bedoeld werd tot 2.70 per M2. straat, op welk bedrag bij raadsbesluit van 8 April 1924. op grond van het nieuw geredigeerde artikel 6 der Bouwverordening, de overdrachtskosten voor nieuw aan te leggen derde en vierde klasse straten gesteld zijn, en voorts om gedeeltelijke restitutie te ver leenen van de reeds betaalde overdrachtskosten van het eerste straatgedeelte. Ons college kon evenwel geen aan leiding vinden om de gevraagde medewerking te ver leenen. Het vereenigingsbestuur deelde hierop mede dat het zich kon vereenigen met het niet verleenen van resti tutie van de betaalde bijdrage voor het eerste gedeelte van den straataanleg, doch dat het een verzoek tot den Gemeenteraad zou richten om althans verlaging der bijdrage te verkrijgen met betrekking tot het tweede gedeelte van het stratenplan. Dat verzoek, ingekomen den 2 Juni j.L, hebben wij opnieuw in nadere overweging genomen. Ook thans kunnen wij geen aanleiding vinden U voor te stellen het verzoek in te willigen. De straataanleg, ook het laatste (tweede) gedeelte, is gereed gekomen onder vigeur der vroegere bepalingen van de Bouwverordening, waarbij de overdrachtskosten op 4.50 per M2. gesteld werden. De toevallige omstandigheid dat de overdracht van het betrokken straatgedeelte aan de gemeente plaats had in een tijd dat de overdrachtskosten voor nieuwe stratenplannen op een lager bedrag gesteld waren, kan naar onze meening geen reden zijn om ook die lagere bijdrage in rekening te brengen. Zelfs al ware de geheele aanleg geschied in een periode van lagere overdrachts kosten, dan nog zou geen aanspraak kunnen worden gemaakt op verlaging van de eens bij raadsbesluit vast gestelde bedragen. Hierdoor is, aangezien de conces sionaris op de gestelde voorwaarden met den straat aanleg is begonnen en derhalve op de overdrachtskosten heeft kunnen rekenen, een overeenkomst tot stand ge komen waarvan niet behoort te worden afgeweken. Im mers ook van raadsbesluiten van nog vroegeren datum dan het hierbedoelde (stratenplan Jelsma), waarin op grond van de toen geldende voorschriften de bijdrage op 1.50 per M2. is gesteld, zal straks bij de overdracht, voor zoover nog niet geschied, evenmin kunnen worden afgeweken in dien zin dat betaling van het hoogere be drag van 2.70 per M2. wordt geëischt. Wij meenen dan ook onzerzijds met geen gunstig advies te kunnen komen en stellen U derhalve voor op het verzoek een afwijzende beschikking te nemen. De beraadslagingen worden geopend. De heer K. de Boer zegt dat het zeer moeilijk gaat een bestrijding te leveren van dit prae-advies, zooals het den Raad is aangeboden, omdat dit prae-advies feitelijk aansluit bij de verordening, zooals die toen op dat oogenblik was. Toch kan men zich, ondanks de logica van het prae-advies, op een ander standpunt plaatsen en wel tengevolge van deze omstandigheid, dat juist in den tijd, toen deze straten zijn aangelegd en juist in den tijd dat deze zaak bij den Raad aanhangig is ge maakt, d. w. z. omtrent den prijs van overdracht van de straten, dat juist in dien tijd een belangrijke daling in den prijs van verschillende materialen, benoodigd voor den aanleg van straten, is ingetreden, zoodat in dien tijd de overdrachtskosten niet meer in overeenstemming waren met de tarieven, die daarvoor behoorden te gel den. De Raad heeft dat toen ook ingezien; in het begin van het volgend jaar is er een verordeningswijziging in gediend en aangenomen, waarin werd bepaald dat de kosten van overdracht werden verlaagd van 4.50 tot 2.70 per M2. Het spreekt vanzelf, dat de Raad niet op hetzelfde oogenblik, waarop de prijsverlaging intreedt, de verordening kan wijzigen, maar waar de zaken zoo staan, spreekt het vanzelf dat de prijzen, die „Beter Wonen" heeft moeten betalen voor overdracht van de straten, niet in overeenstemming zijn met de kosten, die de gemeente daarvoor moet maken, zoodat het logisch is aan het verzoek te voldoen. Op het oogenblik is de toestand zoo, dat de huurders, via de kas van „Beter Wonen" een bedrag in de gemeentekas storten, dat niet noodig is in verband met de kosten, die de gemeente heeft gehad. Spreker wil daarom voorstellen het ver zoek van „Beter Wonen" om de overdrachtskosten van 4.50 terug te brengen tot 2.70 per M2. in te willigen. De heer Muller zou zich in de eerste plaats kunnen aansluiten bij wat zijn partijgenoot, de heer De Boer, heeft gezegd, maar meent dat het toch wenschelijk is er zelf ook nog wat van te zeggen. Spreker geeft toe dat, als men dit prae-advies op het oogenblik wettelijk en rechtens bekijkt, er dan betrekkelijk weinig op valt aan te merken. Een aanmerking, die de heer De Boer ook heeft gemaakt, is dat het prae-advies absoluut geen re kening houdt met de werkelijkheid. Want wat is het gevolg, wanneer dit prae-advies wordt aangenomen Dit beteekent dat de vereeniging „Beter Wonen" in de gemeentekas ruim 5000.moet storten, die zij in den loop van de eerste 55 jaren op de exploitatierekening steeds weer terug vindt en waarvan ieder jaar bij een rente van 6 300.moet worden opgebracht. Dit beteekent dat van de 67 woningen, die daar staan, door ieder der bewoners bijna 10 cent per week aan indirecte belasting moet worden opgebracht en dat, terwijl de Raad zelf erkent waar op 8 April van het vorige jaar de overdrachtsprijs van dit soort straten is gebracht op 2.70 per M2. dat met 2.70 aan overdrachtskosten de zaak voldoende wordt betaald. Waar dat het geval is, zou er naar sprekers meening alle mogelijke aanlei ding wezen om het verzoek van „Beter Wonen" toe te staan. Maar er is nog iets. Spreker zou in dit geval willen wijzen op art. 8 der verordening, waarin de respectie velijke overdrachtskosten zijn vastgesteld. Maar wan neer de woningbouwvereeniging in plaats van wat zij nu vraagt, de straten te mogen overdragen tegen den kostenden prijs, die op het oogenblik door den Raad is vastgesteld en waarmee de Raad heeft uitgesproken dat die prijs voldoende is met het oog op de alge meene behoefte aan woningen, die er indertijd bestond, aan woningen, die er noodzakelijk moesten komen en die er ook zijn gekomen, zooals het college van Bur gemeester en Wethouders weet, op grond, die een paar jaar renteloos had gelegen, waardoor de woningen ta melijk duur zijn gekomen op grond van al die feiten bij het college was gekomen om deze straten geheel gratis aan de gemeente te mogen overdragen, dan was

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1925 | | pagina 3