220 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 Augustus 1925.
de kosten van het eerste, het tweede en het derde sy
steem en dat natuurlijk de rapporten en de uitwerking
van de verschillende dingen daarbij aan den Raad wor
den overgelegd. Dan kan door den Raad worden ge
kozen het systeem, hetwelk hij meent dat het beste is.
Het voorstel sub 2 van Burgemeester en Wethouders
bedoelt echter uitvoering van uitbreiding van de be
staande fabriek.
De Voorzitter gelooft nu toch dat het 't beste is te
doen wat de heer IJ. de Vries heeft gezegd, dat het
voorstel van den heer Van der Veen in handen van Bur
gemeester en Wethouders wordt gesteld om prae-advies.
Al zou dat voorstel heel wat geldkosten medebrengen
en groote financieele gevolgen hebben, dat kan toch
nader onder de oogen worden gezien. Spreker stelt
daarom voor het voorstel van den heer Van der Veen
in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen
om prae-advies.
De heer Dijkstra zou dan toch nog willen opmerken
dat het college dan in de eerste plaats dient om te zien
naar een ander terrein. Als een ander terrein, niet in de
kom der gemeente, niet te vinden zou zijn, zou de rest
van het onderzoek wel achterwege kunnen blijven. De
opzet is toch alleen dat wij de fabriek niet meer zullen
hebben in de bebouwde kom, en nu kan men wel rede
neeren: als het bij mij niet te vinden is, dan haal ik het
bij mijn buurman, maar daar zitten wij niet veel beter.
Spreker is van oordeel dat wij hier geen terrein meer
hebben, dat niet in de bebouwde kom ligt. Als het
college dus eerst eens naar een geschikt terrein zocht
en de Raad zich daarmee kon vereenigen, zouden mis
schien de duizenden guldens, die zouden moeten worden
besteed aan kosten van een nader onderzoek, bespaard
kunnen blijven.
De Voorzitter dankt den heer Dijkstra voor dezen
goeden wenk.
Het voorstel van den heer K. de Boer, voor zoover
het niet is vervallen, is ingetrokken.
Met algemeene stemmen wordt besloten het voorstel
van Burgemeester en Wethouders sub 2 aan te houden
en het voorstel van den heer Van der Veen in handen
van Burgemeester en Wethouders te stellen om prae-
advies.
18 (Agenda no. 19). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om over te gaan tot den bouw van een
zes-klassige school voor gewoon lager onderwijs op een
terrein aan de Leeuwrikstraat.
Dit voorstel luidt als volgt
Eenige jaren geleden, den 27 April 1920, besloot
Uwe Vergadering tot de oprichting van een school voor
buitengewoon lager onderwijs (school voor zwak
zinnigen).
Bij dat besluit werd tevens in beginsel uitgesproken,
dat als plaats, waar deze school zou worden onder
gebracht, zou worden aangewezen het aan de gemeente
toebehoorend perceel, plaatselijk bekend Doelestraat
no. 8.
Bedoeld perceel wordt evenwel de laatste paar jaren
steeds gebruikt als plaats van vergadering voor ver
schillende connnissiën, waarvoor het, zoolang daarin
niet op andere wijze is voorzien, moeilijk gemist kan
worden. Bovendien zal, al werd de school daar onder
gebracht, eene verbouwing moeten plaats hebben, waar
mede ongetwijfeld een vrij belangrijk bedrag gemoeid
zal zijn.
Wij meenen dan ook dat het bedoelde perceel thans
niet meer de aangewezen plaats voor die school is, in
verband waarmede naar eene andere oplossing is uit
gezien, die gevonden zou kunnen worden door de
school onder te brengen in het gebouw der gemeente
school no. 9 aan de Kalvergloppe. Het wil ons aanvan
kelijk voorkomen doch den Raad zullen hieromtrent
nog nadere voorstellen bereiken dat dit gebouw,
eenigszins geïsoleerd en toch ook weer vrij centraal
gelegen, zich bij uitstek leent voor eene school voor
achterlijke kinderen. In deze meening zijn wij nog ver
sterkt door een schrijven, d.d. 11 September 1922, van
den Inspecteur van het Buitengewoon Lager Onderwijs.
Deze schrijft o. m.: ,,Het bezoek aan deze school (school
9) in de maand November van het vorige jaar heeft mij
de overtuiging geschonken, dat zij zeer geschikt is om
in te richten voor school voor zwakzinnigen".
Het onmiddellijk gevolg is in dat geval dat de leer
lingen van school no. 9 elders moeten worden onder
gebracht. Wij hebben ons dus de vraag gesteld, waar
die leerlingen moeten worden gehuisvest en zijn ten
slotte tot de conclusie gekomen dat het bouwen van
eene nieuwe lagere school daarvoor het meest wensche-
lijk is, mede, omdat daardoor kan worden voldaan
aan de reeds sedert jaren gevoelde behoefte aan een
school in het noordwesten der stad. Op deze omstan
digheid lettende, alsmede hierop, dat de stad zich in het
algemeen, maar ook in het noordwesten, in den laatsten
tijd belangrijk heeft uitgebreid en vermoedelijk nog
verder zal uitbreiden, hebben wij ons als plaats voor
de school gedacht het op het hierbij overgelegde situa
tiekaartje aangegeven terrein aan de Leeuwrikstraat.
Dit terrein behoort thans nog toe aan de „Vereer.iging
voor Volkshuisvesting", alhier, maar kan door de ge
meente voor dit doel van die Vereeniging worden aan
gekocht, waarvoor te zijner tijd de noodige stappen
zullen worden ondernomen.
Wat de ruimte van het gebouw aangaat, hoewel eerst
het plan bestond met een voorstel te komen tot het doen
bouwen van een z.g.n. dubbele school, zijn wij daarvan
terug gekomen nu in die omgeving aan de Fonteinstraat
een bijzondere school zal verrijzen. Wij stellen ons thans
een school voor van zes gewone leslokalen, één lokaal
voor onderwijs in handenarbeid, één lokaal voor onder
wijs in de lichamelijke oefening en een kamer voor het
onderzoek van leerlingen door den schoolarts.
Voor een dergelijke school begroot de directeur der
gemeentewerken de totale kosten met inbegrip van
meubelen, gymnastiektoestellen, enz. en de centrale
verwarming op 126.260.70 of rond 127.000.Op
gemerkt wordt dat in deze kosten de waarde van den
grond niet is begrepen.
Aangezien de bouwplannen nog om advies moeten
worden gesteld in handen van de Schoonheidscommissie,
vinden wij het wenschelijk dat wij gemachtigd worden
daarvan te kunnen afwijken indien dit in verband met
eventueel door die Commissie gemaakte opmerkingen
noodig mocht blijken. Verder wordt nog opgemerkt dat
de bouwplannen van den directeur waren gebaseerd op
den bouw van een z.g.n. dubbele school. Het voorstel
beoogt echter het bouwen van een zes-klassige school.
In verband hiermede zullen die plannen dus, wat het
uiterlijk aanzien der school betreft, nog nader onder
zocht moeten worden. Het interieur ondergaat daardoor
evenwel geen verandering. Zooals valt te begrijpen zullen
veranderingen van beteekenis niet zonder Uw voorkennis
worden aangebracht.
Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten
Burgemeester en Wethouders te machtigen overeen
komstig of nagenoeg overeenkomstig de door den direc
teur der gemeentewerken bij brief van 27 Mei 1925 no.
838 ingezonden plannen over te gaan tot den bouw
van een school voor gewoon lager onderwijs op een
terrein aan de Leeuwrikstraat, op het bijbehoorend
situatiekaartje aangegeven, kadastraal bekend sectie D
no. 1872 en hun daarvoor een crediet van 127.000.
te verleenen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 Augustus 1925. 221
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Weima zegt dat het vanzelf spreekt dat hij
zich tegen bouw van deze zesklassige school niet zal
verzetten. Maar wel heeft hij zich afgevraagd of een
bedrag van 127.000.daarvoor niet extra hoog is.
Op zich zelf zou hij dat niet kunnen beoordeelen, maar
het geldt hier een school, waaraan is toegevoegd een
afdeeling voor lichamelijke oefening en nu meende
spreker te hebben gehoord en hij meent ook dat dit
het college bekend kan zijn dat in de Leeuwrikstraat,
waar men deze school wenscht te bouwen, een bijzondere
christelijke school staat, waaraan een gymnastieklokaal
is verbonden en welker bestuur dat lokaal mede in ge
bruik wenscht af te staan aan de openbare school. Als
dat juist is, lijkt het spreker toe dat het niet noodig is
een gymnastieklokaal aan deze openbare school te ver
binden. Waar beide scholen slechts 5 minuten van
elkaar komen te liggen zou men op deze wijze kunnen
bezuinigen en zouden de bouwkosten belangrijk lager
kunnen worden. Spreker zou willen weten hoe deze zaak
precies zit, of het college hiervan op de hoogte is, of
het deze kwestie heeft overwogen of dat het inderdaad
van meening is dat het noodig is hier een gymnastiek
lokaal bij te bouwen. Spreker wenschte te hooren of te
weten of men dat loslaten kan.
De heer Van der Schoot zou hier ook een vraag aan
willen verbinden. Hij zou zeggen dat wij allen het nut
voelen van de lichamelijke oefening, waarom hij de vraag
wil stellen of de Raad niet van meening is dat er een
gymnastieklokaal moet worden gebouwd bij iedere
school. Daarop zou spreker een uitspraak van den Raad
willen hebben. Om van elkaar een gymnastieklokaal te
gebruiken kan wel mooi hooren, maar dat heeft ook
zijn bezwaren. Spreker zou daarom een uitspraak van
den Raad willen hebben of bij iedere school een gym
nastieklokaal moet worden gebouwd.
De heer H. de Boer (wethouder) zegt dat de zaak
een klein beetje anders is dan de heer Weima meent.
Het is bekend dat Burgemeester en Wethouders zouden
komen met een voorstel om een nieuwe school te bouwen
aan de Leeuwrikstraat en ook dat er bij een bijzonder
schoolbestuur plannen bestaan omtrent het stichten van
een school aan de Fonteinstraat. Toen die beide plannen
een klein beetje op gang waren, hebben Burgemeester
en Wethouders gemeend met het bestuur der bijzondere
school in overleg te moeten treden of het niet van be
lang zou zijn één gymnastieklokaal voor beide scholen,
komende aan de Fonteinstraat en aan de Leeuwrikstraat,
te bouwen. Burgemeester en Wethouders hebben toen
voorgesteld dit lokaal te bouwen op de helft tusschen
beide scholen, opdat het zoowel voor de leerlingen der
bijzondere als voor die der openbare school in den
zelfden tijd zou zijn te bereiken. Het bestuur heeft daarop
niet willen ingaan en nu stellen Burgemeester en Wet
houders dus voor om bij de openbare school een gym
nastieklokaal te bouwen. Dit houdt in, dat op het in
middels reeds ingekomen verzoek van het schoolbestuur
om ook een gymnastieklokaal te mogen bouwen af
wijzend is beschikt, in afwachting van de uitspraak van
de Kroon, wanneer het schoolbestuur in beroep gaat.
Burgemeester en Wethouders hebben dus gehandeld,
nadat zij eerst hebben geprobeerd tot overeenstemming
te komen.
Wat betreft de vraag van den heer Van der Schoot,
ja, wanneer er gymnastiek wordt gegeven, zal daarvoor
natuurlijk ook een lokaal beschikbaar moeten zijn. De
bedoeling van Burgemeester en Wethouders was hier
echter één lokaal beschikbaar te stellen voor die twee
scholen en daaromtrent moet thans maar een beslissing
van de Kroon worden uitgelokt.
Den heer Weima bevredigt het antwoord van den heer
De Boer maar half. Hij had dat wel verwacht, omdat
hij het niet precies wist, maar men voelt wel, dat hij
persoonlijk was ingelicht, omdat hij heeft gezegd, dat
het college van Burgemeester en Wethouders er allicht
van weten zou. De heer De Boer zegt, dat Burgemeester
en Wethouders met het bestuur hebben geconfereerd
om een lokaal te krijgen tusschen Leeuwrikstraat en
Fonteinstraat en dat het bestuur niet heeft gewild, maar
spreker meent, dat het precies andersom is: dat Burge
meester en Wethouders niet hebben gewild, dat er
althans uit het college stemmen zijn opgegaan dat men
dit niet wilde.
De heer H. de Boer (wethouder): Dat moet ik
absoluut tegenspreken.
De heer Weima kan dat niet beoordeelen, hij is er
niet bij geweest. Maar aangenomen dat het is, zooals
de heer De Boer zegt, dan vindt hij het toch zeer on-
practisch een gymnastieklokaal te willen plaatsen tus
schen Leeuwrikstraat en Fonteinstraat, terwijl in de
Leeuwrikstraat zelf een school staat meteen gymnastiek
lokaal. Het college wil dus twee scholen, die op grooten
afstand van elkaar liggen, bij elkaar brengen door een
plaats voor één lokaal te vinden; terwijl in de onmid
dellijke nabijheid van de openbare school gelegenheid
is om den kinderen gymnastiekles te geven, wil men
twee scholen, die een kwartier of 20 minuten van elkaar
liggen, op die manier verbinden.
Spreker herhaalt dat, hoe ook de beslissing uitvalt op
het verzoek der bijzondere school hij laat dat buiten
beschouwing het hem toelijkt dat, nu deze openbare
school de gelegenheid krijgt om onderdak te komen,
wat de gymnastieklessen betreft, bij een andere school
daar in de buurt, zij daar ook blijven moet.
Het lijkt spreker verder zoo vreemd toe, dat Burge
meester en Wethouders nu een conferentie met het
bestuur der bijzondere school hebben gehad, terwijl 7
maanden geleden het verzoek tot het bouwen van een
bijzondere school al was ingekomen. Het schoolbestuur
was dus 7 maanden voor, er was spreker althans niets
van bekend, dat men van andere zijde ook een school
zou bouwen en in ieder geval was er geen sprake van
hoe die er uit zou zien en of er ook een gymnastiek
lokaal bij zou komen.
Deze eigenaardige dingen meende spreker even naar
voren te moeten brengen om daarover eenig nader licht
te krijgen. Hij herhaalt dat het hem zeer onpractisch
voorkomt om de menschen, die 20 minuten van deze
school af zitten, te noodzaken tot op de helft te komen,
terwijl hier de gelegenheid bestaat om bij de buren
onderdak te worden gebracht.
De heer Fransen (wethouder) zegt, dat de heer
Weima mis is als hij meent, dat er omtrent de bijzon
dere school vroeger plannen hebben bestaan dan ten
opzichte van de openbare. Dat is niet juist. Een jaar
geleden al is er nog onder wethouder Tulp een ont
werp gemaakt voor een nieuwe dubbele school aan de
Leeuwrikstraat met gymnastieklokaal. De vroegere wet
houder heeft toen met het schoolbestuur reeds onder
handeld om die school met gymnastieklokaal gemeen
schappelijk te gebruiken, maar daar is toen door het
schoolbestuur van afgezien, omdat het 't minder ge-
wenscht achtte met het openbare onderwijs een school
onder één dak te hebben. Dat is een zaak waarover een
dergelijk bestuur zelf heeft te oordeelen, doch in ver
band daarmee hebben Burgemeester en Wethouders
later het plan verkleind tot een 6-klassige school. De
school aan de Leeuwrikstraat is reeds 2 jaar in bespre
king, het plan is al in 't begin van 1923 naar de com
missie voor openbare werken geweest om advies.
De heer Van der Schoot: Maar het is nooit in den
Raad geweest.