togatoiog tan Dinsdag 13 October 1923.
b. de ontvangst hebben bericht van het raadsbesluit
van den 7 September 1.1., tot vaststelling eener veror
dening tot wijziging van de verordening, regelende de
verplichting inzake de nummering van gebouwen;
238 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 September 1925.
Het is daarom dat ik, het aan Burgemeester en Wet
houders overlatende of zij van meening zijn daarover
prae-advies te moeten uitbrengen en dat zal waar
schijnlijk wel wenschelijk zijn het volgende voorstel
zou willen indienen
„Ondergeteekenden stellen U voor, omtrent het
plan van den aanbouw van het Gemeentehuis en de
verdere belendende bebouwing aan het Gouverneurs
plein etc. een prijsvraag uit te schrijven onder Neder-
landsche architecten. De organisatie dezer prijsvraag
worde geregeld in overleg met den Bond van Neder-
landsche Architecten."
Het voorstel is mede onderteekend door den heer O. F.
de Vries.
De Voorzitter merkt op dat dit voorstel ook een punt
van behandeling uitmaakt.
Spreker zou verder den heer Molenaar nog wel even
iets willen vragen naar aanleiding van zijn voorstel om
„omtrent het plan van den aanbouw van het Gemeente
huis en de verdere belendende bebouwing aan het Gou
verneursplein etc. een prijsvraag uit te schrijven". Nu
moet men, om de zaak goed te begrijpen, eigenlijk be
denken dat thans door Burgemeester en Wethouders
wordt voorgesteld om voor inrichting van het Militair
Hospitaal tot bureau gemeentewerken, waarbij feitelijk
geen uitwendige verbouwing te pas komt, een crediet
te verleenen. Daar staat dit voorstel van den heer Mo
lenaar natuurlijk buiten. Maar is daarvan ook de bedoe
ling als spreker het goed begrijpt dat de prijsvraag
niet alleen omvat het stadhuis maar ook het huis-Nauta
en het perceel op den hoek van de Sint Jacobsstraat
De heer B. Molenaar: Ja.
Den heer IJ. de Vries verheugt het in de eerste plaats
dat dit voorstel van Burgemeester en Wethouders ter
tafel komt. Hij heeft er verleden jaar bij de begrooting
naar gevraagd aan den wethouder van Openbare Wer
ken, die in vroegere perioden steeds tegen de verbou
wing van het stadhuis was
De heer Fransen (wethouder)Pardon
De heer IJ. de Vries niet om het idee op zichzelf
maar om de oplossing, die er aan gegeven werd. Hij
heeft er steeds tegen gesproken en gestemd, niet om
het idee, maar omdat de tegenwoordige wethouder van
Openbare Werken een andere oplossing wenschte.
Wij hebben hier nu een voorstel van Burgemeester en
Wethouders eenigszins in den geest van het vroegere.
Spreker had graag wat nadere gegevens gehad, maar
die kunnen wij natuurlijk, als dit voorstel is aangeno
men, verwachten. Hij heeft altijd behoord tot de voor
stemmers van de plannen; hij heeft reeds jaren lang ge
vonden dat dit een centrale oplossing is, ook in verband
met verbetering van de toestanden aan de secretarie.
Naar aanleiding van het voorstel van den heer Mole
naar zou spreker wel graag een paar vragen willen
stellen, n.l. deze of het wel mogelijk is dat het idee van
den heer Molenaar in vervulling kan komen. Wanneer
wij moesten hebben een nieuw stadhuis of een nieuw
politiebureau op een vrije plaats, neemt spreker aan dat
het verstandigste zou zijn daarvoor een prijsvraag uit te
schrijven. Maar waar hij hier moeten hebben de aan
bouw van een nieuwen vleugel, waarin verschillende
diensten moeten worden ondergebracht, waarvan de
verdeeling van te voren door Burgemeester en Wethou
ders wordt vastgesteld, waar wij hier een brandweer
kazerne zullen krijgen, waarbij van te voren vast staat
dat de hoekoplossing zal moeten worden gevonden door
het maken van winkelhuizen en bovenwoningen, daar
zullen de architecten, die hieraan hun krachten zouden
geven, op vele wijzen verbazend worden gebonden. Zoo
komt spreker tot de vraag of men niet te gebonden zal
zijn bij de uitvoering. Moet verder de bebouwing aan
sluiten bij de bestaande stijl van het stadhuis of zal die
geheel modern mogen zijn? Dat zijn enkele vragen, die
omtrent deze kwestie bij spreker rijzen. Spreker geeft
echter toe dat hij een leek en onbekende is op dit gebied
en dat daaruit dan ook misschien zijn vragen voort
spruiten.
De Voorzitter wil er den Raad opmerkzaam op maken
dat er hier op het oogenblik toch eigenlijk geen discus
sies naar voren behooren te komen omtrent de vraag of
het, met de gegevens, die de heer De Vries noemde,
voor de architecten moeilijk zal zijn een oplossing te
vinden of niet. Spreker gelooft dat Burgemeester en
Wethouders ook absoluut niet afwijzend staan tegenover
het voorstel van de heeren B. Molenaar en O. F. de
Vries, maar spreker wil ook niet ontkennen en dat
zal ook aan de leden wel bekend zijn dat er over het
algemeen aan het uitschrijven van prijsvragen ook na-
deelen zijn verbonden. Spreker zou dan ook namens
Burgemeester en Wethouders willen voorstellen dat
deze zoowel de voordeelen als de nadeelen onder de
oogen zullen zien om dan later bij eventueele discussies
eenige leiding aan den Raad te kunnen geven, m. a. w.
het voorstel in handen van Burgemeester en Wethouders
te stellen om prae-advies. Burgemeester en Wethouders
staan niet afwijzend tegenover het voorstel, maar het zal
ook aan de leden bekend zijn dat er ook verschillende
nadeelen tegen het uitschrijven van prijsvragen in de
wereld zijn gebracht en die moeten eens rustig onder
het oog worden gezien.
Het is volkomen waar wat de heer De Vries zegt, dat
een oplossing, gebaseerd op de bestaande gegevens,
moeilijker is dan een geheel vrije bouw, maar alle ar
chitecten, die een poging zouden willen wagen, hebben
dan toch met dezelfde omstandigheden rekening te
houden, dus dat doet er niets toe. Spreker zou echter
deze beschouwingen tot later willen aanhouden en wil
daarom voorstellen dit voorstel in handen te stellen van
Burgemeester en Wethouders om prae-advies. De loop
van zaken zal dan zoo zijn. Als het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders wordt aangenomen, zal eerst
het Militair Hospitaal in orde worden gebracht voor de
verschillende bureaux en dan zal, als de Raad het voor-
stel-Molenaar naar Burgemeester en Wethouders zendt
om prae-advies, dit ondertusschen kunnen worden over
wogen, terwijl de verdere plannen voor de verbouwing
nader worden voorbereid en uitgewerkt.
De heer B. Molenaar heeft zelf al gezegd dat hij er
zich heel goed mee kan vereenigen dat zijn voorstel naar
Burgemeester en Wethouders gaat om prae-advies, om
dat hij niet wil en niet kan ontkennen dat aan dat voor
stel voor- en nadeelen zullen zijn verbonden. Spreker
heeft met zijn voorstel ook niet de bedoeling om kramp
achtig vast te houden aan het idee van een prijsvraag;
mocht het gebeuren dat Burgemeester en Wethouders,
na bespreking, tot een betere oplossing kunnen komen,
dan zal dat bij het prae-advies waarschijnlijk wel nader
zijn te bespreken. Verder gelooft spreker dat, hoewel hij
nog wel een paar opmerkingen heeft te maken aan het
adres van den heer IJ. de Vries, het beter is dat op het
oogenblik niet te doen, omdat daartoe bij de behandeling
van het prae-advies wel nader de gelegenheid zal komen.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van de heeren B. Molenaar en O. F. de
Vries wordt in handen van Burgemeester en Wethouders
gesteld om prae-advies.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou
ders sub ac.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergade
ring door den Voorzitter gesloten.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 October 1925. 239
Tegenwoordig 25 leden, te weten: de heeren Dijkstra,
Fransen, Wölcken, H. de Boer, O. F. de Vries, Koop-
mans, Lautenbach, Van der Schoot, Hofstra, M. Mole
naar, Muller, Tiemersma, Van der Veen, K. de Boer,
Visser, Cohen, Scheltema, Oosterhoff, B. Molenaar,
Weima, IJ. de Vries, mevr. BuismanBlok Wijbrandi,
de heeren Botke, Westra en Beekhuis.
Afwezig, met kennisgeving, 1 lid, de heer Hooiring.
Eén vacature.
Voorzitter de heer Jhr. Mr. J. M. van Beyma,
Burgemeester.
I. De verslagen der vergaderingen van 30 Juni, 14
en 28 Juli 1925 worden onveranderd vastgesteld.
II. Wordt medegedeeld
1. dat bij Koninklijk besluit van den 29 Augustus 1.1.,
no. 7, ongegrond is verklaard het beroep, ingesteld vol
gens raadsbesluit van den 19 Augustus 1924 tegen het
besluit van Gedeputeerde Staten van Friesland d.d. 23
Juli 1924, no. 56, tot onthouding van goedkeuring aan
het raadsbesluit d.d. 1 Juli 1924, waarbij een post ad
34.000.op de gemeentebegrooting voor 1924 werd
gebracht voor den bouw van een nieuwen walmuur langs
den Oostersingel;
2. dat Gedeputeerde Staten
a. hebben goedgekeurd de raadsbesluiten d.d.
26 Mei 1.1. tot stichting van 250 woningen op een ge
meentelijk terrein nabij den Weg naar Cambuur;
18 Augustus 1.1. om in rechten op te treden met betrek
king tot den door S. A. Spanninga te Joure tegen de
gemeente ingestelden eisch tot betaling van 1865.62;
7 September 1.1. tot verhuring van twee perceelen
weiland nabij den Weg Achter de Hoven aan P. Bergsma;
tot het instellen tegen J. de Cocq van Delwijnen van een
eisch tot ontruiming der bovenwoning Pieterseliewaltje
no. 44, enz.; tot verweer inzake den tegen de gemeente
ingestelden eisch om te hooren verklaren, dat de ge
meente de bevoegdheid mist tot het ten uitvoer leggen
der beëindiging van de levering van gas en electriciteit;
tot uitgifte in erfpacht van bouwterrein aan de Bildtsche
straat aan J. W. Feenstra en mej. T. Colerus;
3. proces-verbaal van de opneming van kas en boe
ken van den gemeente-ontvanger;
4. rapport omtrent opneming der kas van het open
baar slachthuis;
5. bericht van den heer B. van der Laan, dat hij
wegens zijne benoeming tot inspecteur van de vrij
willige ouderdomsverzekering bij den Raad van Arbeid
te Hoorn, ontslag neemt als lid van den gemeenteraad;
6. schrijven van den voorzitter van het centraal
stembureau voor de benoeming van een lid van den
gemeenteraad vacature B. van der Laan geleidende
een afschrift van het besluit, waarbij de heer R. Postma
benoemd is verklaard in die vacature;
7. bericht van den heer R. Postma, dat hij de be
noeming niet aanneemt;
8. bericht van den heer L. W. Sillevis, dat hij wegens
vertrek uit de gemeente ontslag neemt als lid van het
bestuur der woningvereeniging „Leeuwarden", daarin
vertegenwoordigende de gemeente;
9. bericht van het bestuur van den Bond van Mobili
satieslachtoffers dat het adres, ingekomen 11 Juli 1925,
om subsidie voor steun aan invalide oud-gemobili-
seerden, welk adres de Raad den 14 Juli 1.1. om prae-
advies in handen van Burgemeester en Wethouders
stelde, wordt ingetrokken.
De mededeelingen sub 19 worden voor kennis
geving aangenomen, wat het bericht sub 8 betreft onder
dankbetuiging voor de als zoodanig aan de gemeente
bewezen diensten.
10. adres van H. Wierda, ondernemer van een
motorbootdienst om hem vergunning te verleenen op den
Oostergrachtswal bij de le Kanaalbrug een houten
kantoortje te plaatsen.
Wordt voorgesteld dit adres in handen te stellen van
Burgemeester en Wethouders ter afdoening.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Botke zou naar aanleiding van dit verzoek
van Wierda wel een enkel woord willen zeggen. Deze
man heeft een zeer druk veer; steeds liggen er booten
voor den wal, behalve enkele uren, n.l. van 11 uur v.m.
tot 3 uur n.m. Het veer loopt dus steeds door en het ligt
dus ook voor de hand dat er meestal goederen op den
wal liggen en dat daar altijd een persoon bij aanwezig
moet zijn. Wierda heeft daar ook enkele artikelen, o. a.
een trommel met adressen, een bezem en enkele ge
reedschappen, wat hij nu alles bergt in een groote kist,
die momenteel achter een boom staat. Spreker meent
nu dat, waar Wierda het verzoek doet om daar een
hokje te mogen plaatsen, dit verzoek voor inwilliging
vatbaar is; als dat daar wordt geplaatst, zal het niet
meer plaats innemen dan die houten kist en het aanzien
van de stad zal er door worden verbeterd. Die kist geeft
een aanzien van slordigheid en als daar een hokje staat,
zal het verkeer er niet door worden belemmerd, omdat
het achter de boomen komt te staan, terwijl het aanzien
daardoor beter zal zijn geworden. Spreker meent dan
ook in ernstige overweging te moeten geven het verzoek
toe te staan.
De Voorzitter wil alleen dit opmerken dat Wierda
niet de eerste is, die komt mqt een dergelijk verzoek.
Burgemeester en Wethouders waren tot nog toe van
oordeel, dat op die verzoeken ongunstig moest worden
beslist. Wanneer nu aan Wierda wordt toegestaan om
daar voor het opbergen van enkele dingen een hokje te
plaatsen in plaats van een kist, zal er zeer spoedig van
diverse stoombootondernemingen een dergelijk verzoek
inkomen en die verzoeken zullen dan niet kunnen
worden geweigerd. Wat zal dan het gevolg zijn? Dat
van die hokjes in de stad het eene meer, het ander
minder goed zal worden onderhouden. Het zal Wierda
ook niet alleen te doen zijn om er een bezem en een
emmer in te bergen, maar het is hem natuurlijk in
hoofdzaak te doen om een gebouwtje voor zijn admini
stratie. Er zijn echter wel meer die dat graag willen;
er zijn hier wel meer drukke veren in de stad. Of
nu het plaatsen van dergelijke hokjes het aanzien zal
verfraaien? Afgescheiden van het verkeer, omdat zoo'n
hokje achter de boomen zou komen te staan, stonden
Burgemeester en Wethouders op het standpunt dat, als
het aan den een werd toegestaan, men het dan ook aan
den ander, die in ongeveer dezelfde omstandigheden
verkeert, zou moeten toestaan en dan bestaat bij hen
de groote vrees dat, zooals men dat ook wel ziet in
andere plaatsen, waar die dingen op den wal staan,
die hokjes niet goed zullen worden onderhouden, zoodat
het aanzien van de stad daardoor niet zal worden ver
beterd. Burgemeester en Wethouders willen echter
graag het verzoek van Wierda in ernstige overweging
nemen.
Het adres sub 10 wordt in handen van Burgemeester
en Wethouders gesteld ter afdoening.
11. adres van het bestuur der vereeniging „Kinder
speeltuin Rengerspark" om voor 1926 een subsidie uit
de gemeentekas van 500.te verleenen.
Zal worden behandeld bij de begrooting voor 1926.
12. adressen van het bestuur der vereeniging voor
Christelijk schoolonderwijs om gelden uit de gemeente-