240 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 October 1925.
kas te verstrekken voor den verbouw der bijzondere
lagere scholen in de Pieter Feddes- en de Leeuwrik-
straat.
Wordt in handen van Burgemeester en Wethouders
gesteld om prae-advies.
13. dat Burgemeester en Wethouders
a. provisioneel in erfpacht hebben afgestaan aan
H. J. Visser, alhier, twee gedeelten van bouwblok N der
terreinen, gelegen tusschen Groningerstraatweg, Cam-
buursterpad en Kalverdijkje, zijnde de perceelen ka
dastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie F nos.
3645 en 3650, groot onderscheidenlijk 3.34 Are en 4.28
Are, liggende aan het Groningerplein, a 8.per
centiare, waarde samen 6096.jaarlijksche erfpacht
som 365.76,
en aan P. de Vries en J. Visser, onderscheidenlijk te
Leeuwarden en te Goutum, een gedeelte van bouwblok
CC dier terreinen, nabij den Weg naar Cambuur, groot
220 M2., waarde ongeveer 1650.jaarlijksche
erfpachtssom ongeveer 99.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer IJ. de Vries merkt op dat hem ten opzichte
van de uitgifte in erfpacht aan H. J. Visser is ter oore
gekomen dat het volgens de verkaveling de bedoeling
was één woning op dat terrein te bouwen, maar dat
het schijnt naar hem is meegedeeld, maar of het
volkomen terecht is, weet hij niet, waarom hij hier een
vraag wil stellen dat daar in plaats van één woning
twee woningen op gebouwd zullen worden, waardoor
het gevolg zal worden dat de verlichting en de ingang
van de woning Tjerk Hiddesstraat no. 1 misschien bijna
zal worden weggenomen. Spreker meent dat de bewoner
van dat perceel nog wel graag 1 M. grond wil over
nemen, opdat hij zijn licht en uitgang zal kunnen be
houden en vraagt daarom of het niet mogelijk is dat er
nog een wijziging wordt gebracht in de uitgifte, opdat
de woning Tjerk Hiddesstraat no. 1 niet minder zal
worden dan zij is. Spreker herhaalt dat hem is mee
gedeeld dat er wijziging is gekomen in het plan en dat
daar nu niet één woning maar twee woningen zullen
worden gebouwd.
De heer K. de Boer zegt dat ook hem over hetzelfde
terrein het een en ander is ter oore gekomen en hij ge
looft dat er eenige reden voor den Raad is om hier wat
meer aandacht aan te besteden. Hij heeft ook gehoord
dat het indertijd de bedoeling was de terreinen, die daar
liggen, als één perceel uit te geven, waarop één woning
zou worden gebouwd, die dan zou aansluiten aan de
bebouwing van de woningen, die verder aan de straat
zijn gebouwd. Spreker wil er aan herinneren dat de uit
gifte in erfpacht van die terreinen in 1920 is geweigerd,
omdat de bebouwing niet aansloot bij die van de over
zijde en van daarnaast en omdat toen het streven be
stond de bebouwing zoo een geheel te doen vormen, dat
het eene niet in disharmonie zou wezen met het andere.
Als die terreinen daar nu in twee perceelen in erfpacht
worden gegeven, dan zullen daarop betrekkelijk kleine
woningen gesticht worden, waarvan de gevelbreedte en
-hoogte niet overeen zal komen met die van de andere
woningen. Spreker meent dat de belendende perceelen
daardoor in waarde zullen verminderen en dat daardoor
dus ook de belangen van de eigenaren van die belen
dende perceelen zullen worden benadeeld. Spreker zou
het daarom zeer op prijs stellen wanneer deze zaak nog
eens opnieuw onder de oogen werd gezien en deze pro-
visioneele uitgifte niet zou doorgaan, dus de oorspron
kelijke bedoeling, om deze terreinen in één perceel uit
te geven, werd gehandhaafd.
De heer Fransen (wethouder) meent dat, als hij de
heeren goed heeft begrepen, het hier gaat over de uit
gifte in erfpacht van den grond op den hoek Tjerk Hid
desstraatGroningerplein en op den hoek Cammingha-
straatGroningerplein, dus daar, waar de directeur der
gemeentewerken woont; aan den kant van de Cam-
minghastraat ligt n.l. net zoo'n hoek als aan den anderen
kant. Spreker weet niet dat het ooit de bedoeling is ge
weest dat op die terreinen maar één gebouw zou komen
te staan. Spreker weet wel dat die grond daar al jaren
lang renteloos ligt en dat een aantal bouwers, waarmee
hij er over heeft gesproken en die hij heeft aangemoe
digd om op dien grond te bouwen om het terrein afge
werkt te krijgen, hem hebben gezegd dat de eischen
daarvoor zoo zwaar waren gesteld dat zij er voor terug
schrokken. Het terrein werd dus niet uitgegeven, laat
staan dat er teekeningen en plannen voor zijn gemaakt.
Enkelen hadden een plan klaar, maar toen zij er mee op
gemeentewerken kwamen, werd het finaal afgekeurd,
omdat het heelemaal niet in de lijn was van wat men
daar meende dat het zijn moest. Het staat vast dat er
geen bouwers waren om den grond als terrein voor één
woning in erfpacht te ontvangen. Die grond heeft daar
nu al ruim 6 jaar renteloos gelegen en men heeft nu de
kans om die paar terreinen in erfpacht uit te geven.
Of de bebouwing wel zal aansluiten bij die er reeds is,
zal wel blijken, wanneer de teekeningen worden inge
diend. De Schoonheidscommissie zal daarover dan wel
een oordeel vellen en wanneer dan de teekeningen door
haar worden goedgekeurd, zal de Raad er ook wel mee
accoord gaan dat die bebouwing doorgaat. Spreker ge
looft dat men hier niet op de aansluiting aan de bebou
wing behoeft vooruit te loopen; later, als de teekeningen
zijn ingediend en zijn beoordeeld door de Schoonheids
commissie en door Burgemeester en Wethouders, zal
wel blijken of de bebouwing goed zal zijn en in overeen
stemming met de gebouwen, die daar in de omgeving
staan.
De heer IJ. de Vries zou graag willen voorstellen dat
dit punt 14 dagen werd uitgesteld, omdat hij weet dat
er een adres zal komen betreffende het perceel hoek
GroningerpleinTjerk Hiddesstraat met een verzoek
van den eigenaar van die woning. Als wij nu een besluit
nemen, zal die persoon mogelijk niet tevreden zijn
gesteld, waar hij misschien vraagt om 1 M. grond ter
lengte van zijn perceel, opdat hij zijn ingang zal behou
den. Als de grond nu wordt uitgegeven, zitten wij er
onherroepelijk aan vast. Spreker zou daarom graag de
zaak uitstellen.
De Voorzitter wil nog wel even mededeeling doen van
een request, dat kort voor de vergadering is ingekomen,
hoewel het anders de gewoonte niet is om kort voor de
vergadering ingekomen stukken nog aan te brengen.
Spreker zegt dat, als hij het adres goed gelezen heeft,
daarin precies hetzelfde staat als wat de heer IJ. de Vries
zegt deze heeft het natuurlijk van dengene, die het
adres geschreven heeft, maar spreker wil er toch op
merkzaam op maken dat degene, die daar bouwt, niet
het recht heeft om te zeggen: daar komt dit of dat. Ten
eerste bestaat er niet een goedgekeurd plan van de be
bouwing daar, al is er wel een plan door den directeur
gemaakt hoe het kon worden. Wie dat aan den vroege-
ren bouwer daar getoond heeft weet spreker niet, maar
men moet dat niet te veel doen, men moet niet te veel
laten zien, als men daaruit dergelijke gevolgtrekkingen
maakt dat het als een wet van Meden en Perzen vast
staat, dat het zoo zal gebeuren. De bebouwing is daar
niet vastgesteld; wel is door Burgemeester en Wethou
ders aan den directeur gevraagd hoe het terrein verka
veld zou worden en toen is door den directeur een plan
opgemaakt: zoo kon het. Spreker meent dat het ook on
geveer is gebeurd zooals het plan was, maar die laatste
twee perceelen waren niet aan den man te brengen
daar keek men vreeselijk tegen aan. Eindelijk is er nu
iemand, die spreker kan gerust zeggen het aan
durft op die perceelen te bouwen. Nu zegt iedereen dat
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 October 1925. 241
er op die perceelen alleen een groot huis is te stichten,
dat het niet anders kan en, men laat het liggen. Zoo
doende zou de gemeente die terreinen nooit kwijt raken
of het zou moeten gebeuren dat er toevallig iemand
kwam, die er een groote villa op zou willen stichten;
dan zou de gemeente ze misschien nog wel eens kwijt
raken, maar dat is heelemaal niet zeker; de gewone bou
wers durven niet, daar is het te duur voor. Nu kan de
gene,die daar destijds een huis naast heeft gezet, niet
zeggen: als daar een huis wordt gezet, wordt mij het
licht van mijn voordeur benomen. Spreker zou zeggen
dat wij allen bekend zijn met de regelingen van het Bur
gerlijk Wetboek; als daar één huis zou worden gezet en
die meneer zou de aardigheid hebben om dat huis pre
cies op de scheiding te bouwen met een blinde muur aan
dien kant, dan zou naar sprekers meening niemand daar
aan iets kunnen doen, terwijl men aan den anderen kant,
ook als er een paar woningen op dit terrein worden ge
bouwd, 2 M. uit het andere perceel zal moeten blijven,
wanneer in den zijmuur wel ramen worden gemaakt,
omdat men in een muur geen ramen mag hebben, wan
neer deze geen 2 M. van het naastliggende perceel is
verwijderd. Gesteld dus dat er slechts één gebouw op
dat terrein zal komen en dat de eigenaar van dat perceel
het precies op de grens zal willen bouwen en het huis
precies past in de omgeving, dan zal de andere kooper
daar niets tegen kunnen doen. Nu argumenteert adres
sant zijn bezwaar alleen hierop, dat er twee huizen zul
len komen. Spreker zou zeggen dat hij daarmee abso
luut even ver is als wanneer er maar één huis zou ko
men; hij zal toch geen last krijgen wanneer de schei
dingsmuur niet precies op de grens komt, het blijft voor
hem dus hetzelfde.
In het algemeen zou spreker nog dit willen zeggen
dat de kooper van een perceel geen recht kan ontleenen
aan het feit dat hij destijds een kaart heeft gezien, waar
op stond dat daar maar één huis zou komen. Wij hebben
indertijd, toen het ging over de prijzen van de bouw
blokken, gezegd: laat die kaarten niet meer zien, waarop
die prijzen zijn geregeld; die prijzen zijn door ons on
derling vastgesteld. Zoo is het ook met deze kwestie;
aan het feit, dat men hiervan indertijd een kaart heeft
gezien, kan men geen rechten ontleenen.
Over de kwestie van overname van 1 M. grond is ook
in het request gesproken; de adressant, de heer D.
Hoekstra, schrijft daaromtrent
,,dat bijv. ten bewijze van het vorenstaande, zijn
voornemen, om een strook grond ter breedte van één
meter terzijde van zijn woning gelegen in erfpacht aan
te vragen, niet tot uitvoering kwam, enkel op de over
weging, dat Burgemeester en Wethouders natuurlijk
zich zouden houden aan het vastgestelde verkave-
lingsbesluit."
Spreker zou zeggen dat het verkavelingsbesluit als zoo
danig absoluut niet wordt aangetast, als er nu een dub
bel woonhuis komt in plaats van, zooals op de teeke-
ning, die door den directeur is geprojecteerd, één, want
dat is het geheele verschil.
Spreker wil den Raad wel lecture doen van het re
quest, maar daar staat precies hetzelfde in als wat de
heer IJ. de Vries heeft meegedeeld. Spreker zou nu den
Raad dit in overweging willen geven. Burgemeester en
Wethouders hebben nu zoo langzamerhand gezien hoe
veel bezwaren er zijn tegen bebouwing van deze per
ceelen. Hij behoeft die hier niet nader te ontwikkelen,
maar het schijnt wel, dat die zoo groot zijn dat verschil
lende bouwondernemers er om de een of andere reden
af gebracht zijn om daar te bouwen. Dat terrein heeft
daar zoodoende een 7 jaren open gelegen, waarom Bur
gemeester en Wethouders blij waren dat er thans iemand
om kwam. Spreker gelooft dan ook niet dat er zoo groote
bezwaren zijn tegen deze provisioneele uitgifte.
De heer IJ. de Vries is natuurlijk niet tegen uitgifte
van dit terrein, in de verste verte niet. Hij heeft van de
moeilijkheden gehoord en is daarom sterk voor uitgifte.
Alleen is hem e. a. gister even ter hand gesteld een copie
van het adres, dat nu ter tafel ligt; zij wisten dat dit bij
den Raad zou komen en spreker begrijpt dat de betrok
kene niet eerder heeft geweten dat het terrein zou wor
den uitgegeven ter bebouwing. Nu is de kwestie niet
dat spreker is tegen de uitgifte van het terrein, neen, hij
is daar vierkant voor, maar de kwestie is voor hem of
er misschien niet een schikking is te vinden zoo, dat
degene, die het terrein krijgt, b.v. met 1 M. minder ge
noegen neemt en de andere eigenaar, omdat hij in zijn
stuk zegt dat, toen hij het huis van den bouwer kocht,
deze hem de verzekering gaf dat zijn uitgang zoo bleef,
er die meter bij krijgt. Misschien kan worden onder
zocht of deze zaak op die manier is op te lossen, maar
kan dat niet, dan zal spreker hier niet tegen stemmen,
omdat het hier geldt een gemeentebelang. Hij zou echter
graag een van onze inwoners ter wille willen zijn; spr.
wenscht geen aanmerking te maken op het beleid van
Burgemeester en Wethouders, noch omdat vroeger het
plan was om daar één groote villa te krijgen, noch om
dat er nu 2 woonhuizen zullen komen, maar hij heeft
alleen zijn opmerking willen maken om te vragen of er
niet een schikking mogelijk is in het belang van een in
woner van onze stad.
De Voorzitter wil in de eerste plaats meedeelen dat
deze uitgifte den Raad eenvoudig wordt meegedeeld.
Burgemeester en Wethouders zijn wel altijd dankbaar
voor opmerkingen uit den Raad omtrent hun beheer en
bestuur, maar de Raad heeft aan Burgemeester en Wet
houders machtiging verleend om deze terreinen uit te
geven en van die machtiging hebben zij gebruik ge
maakt, zoodat t. z. t. de akte van deze uitgifte wel zal
worden opgemaakt. Daarnaast kan spreker echter wel
meedeelen dat het Burgemeester en Wethouders abso
luut niets kan schelen of Hoekstra er een meter bij krijgt
en Visser deze niet krijgt; als de heer Hoekstra het ge
heele terrein had willen hebben om er een mooie tuin
van te maken, waren Burgemeester en Wethouders ook
content geweest. Om die eene meter gaat het dan ook
niet; Burgemeester en Wethouders willen graag schik
ken en ieder zijn zin doen, mits er dan ook tot overeen
stemming te komen is. Spreker weet echter niet of het
mogelijk is dat, als die eene meter door Hoekstra wordt
overgenomen, er dan nog twee huizen op dat terrein
kunnen worden gebouwd, zoodat de breedte dan te smal
is dan dat dit technisch mogelijk is, m. a. w. of de be
bouwing van een dergelijk perceel daardoor niet abso
luut onmogelijk zal worden. Als dat niet het geval is, zijn
Burgemeester en Wethouders gaarne bereid er nog eens
over te praten en als Visser er dan ook genoegen mee
neemt om een meter minder te nemen, laat dat Burge
meester en Wethouders volkomen koud. Zij willen ech
ter graag, nu er iemand is, die daar wil bouwen, dit ter
rein uitgeven, omdat het al zoo lang onbebouwd heeft
gelegen, maar zij willen ook nog graag overleg plegen
of het niet mogelijk is den naastleger er een meter bij
te geven.
De heer K. de Boer is door het antwoord van den
wethouder van Openbare Werken niet bevredigd. Hij
meent dat in de algemeene machtiging, die Burgemees
ter en Wethouders hadden gekregen om deze terreinen
in erfpacht uit te geven, ook deze clausule was opgeno
men, dat het uitgegeven terrein niet nadeelig mocht zijn
voor een goede bebouwing van het geheel. Nu meent
spreker uit de woorden van den wethouder van Open
bare Werken te mogen afleiden dat dit inderdaad wel
het geval kan zijn spreker kan niet zeggen is maar
dat lijkt hem zoo toe. En wel hierom. Als dat terrein in
twee perceelen wordt uitgegeven, dan zullen, zooals de
wethouder al zegt, die gevels of gebouwen moeten wor
den beoordeeld door de Schoonheidscommissie, maar
als eenmaal die terreinen in erfpacht zijn uitgegeven en