246 Verslag van de handelingen van den gemeenteraa van Leeuwarden van Dinsdag 13 October 1925.
missie voor de Openbare Werken ook even over ge
sproken, maar de wethouder heeft hem toen niet een
antwoord gegeven, dat hem te dien opzichte voldoende
kon bevredigen; de wethouder heeft verder ook gezegd
dat spreker er ten slotte in de raadsvergadering nader
op terug kon komen. De leden waren toen nog niet in
het bezit van dezen raadsbrief en dus tevens ook nog
niet in de gelegenheid geweest om de betreffende
stukken in te zien.
Het heeft spreker in de eerste plaats bevreemd dat
ten opzichte van de uitvoering in de eerste plaats con
tact is gezocht en besprekingen zijn gevoerd met de
Stadsarmenkamer en niet met de inrichting, die z. i.
daarvoor het meest in aanmerking komt, de gemeente
lijke Arbeidsbeurs, het gemeentelijk lichaam, dat hier
ter plaatse regelend moet optreden ten opzichte van de
plaatsing van de verschillende werkkrachten. In de
commissie voor Openbare Werken heeft spreker de
vraag gesteld: hoe denken Burgemeester en Wethouders
zich dit werk uit te voeren; staat bij hen voorop dat bij
de uitvoering van dit werk in de eerste plaats zal worden
gebruik gemaakt van de vaklieden, die hier bij de Beurs
staan ingeschreven om, wanneer daar niet voldoende
krachten aanwezig mochten zijn, dan zoo noodig ter
aanvulling die krachten er bij te nemen, die ook in het
begeleidend schrijven van de Stadsarmenkamer, dat ook
bij de stukken ligt, naar voren zijn geschoven? Spreker
denkt dat, als Burgemeester en Wethouders dat doen,
dan van die krachten van de werkverschaffing weinig
gebruik zal kunnen worden gemaakt. Spreker heeft aan
de Arbeidsbeurs opgevraagd hoe het stond met de
werkloosheid hier ter plaatse en daarop is hem meege
deeld dat momenteel bij de Beurs staan ingeschreven
49 grondwerkers, 32 opperlieden en 40 a 50 losse werk
lieden, die verschillende soorten van arbeid doen en die
in elk geval vrij goed geschikt zijn om dezen arbeid
te verrichten.
Spreker zou nu heel graag van Burgemeester en
Wethouders willen vernemen of het in hun bedoeling
ligt in eerste instantie van deze werkkrachten gebruik
te maken of dat het in hun bedoeling ligt maar enkele
van deze vaklieden te gebruiken en het aanvullend
werk te laten verrichten door de menschen, die in het
schrijven van de Armenkamer zijn genoemd. Spreker
zal er in eerste instantie niet verder op ingaan; als hij
een bevestigend antwoord krijgt op het eerste deel van
zijn vraag is hij tevreden.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi vraagt of het de
bedoeling is dat er ook eenig toezicht zal worden ge
houden vanuit een van de barakken voor ontoelaatbare
gezinnen, die daar geplaatst worden; het lijkt spreekster
toch betrekkelijk gevaarlijk als op een plaats, waar een
100 woonschepen bij elkaar liggen, eigenlijk niet het
minste toezicht zou worden gehouden. Dan zou spreek
ster willen vragen of, wanneer dit voorstel wordt aan
genomen, het ook in de bedoeling ligt dat een verorde
ning wordt gemaakt ten opzichte van die haven: dat
de schepen daar zoo niet kunnen liggen maar dat zij
ook eenig liggeld moeten betalen en dat er ook eenige
verplichtingen worden gesteld om de schepen eenigs-
zins netjes te onderhouden, om, als dat niet gebeurt,
buiten de grens van de gemeente te worden gestuurd?
De heer Van der Schoot merkt op dat in de stukken
staat dat ook eenige verlichting en waterleiding bij de
haven zal worden aangelegd. Spreker heeft echter niet
gelezen of daar ook privaten en dergelijke zullen worden
geplaatst. Is dat ook de bedoeling van Burgemeester en
Wethouders? Spreker meent dat op het gebied van de
bewoning van woonschepen wel overwogen mag
worden dat ook op dat terrein iets wordt gedaan.
Wat de vraag van mevrouw Buisman betreft, of daar
ook toezicht komt, meent spreker dat men dit misschien
niet zou behoeven uit te breiden; wij hebben daar de
Reiniging in de buurt, zoodat er misschien van dien
kant op toegezien kon worden. Spreker wil alleen vragen
of daaraan ook gedacht wordt.
De Voorzitter zal maar op het rijtje af op de ver
schillende vragen antwoord geven. De heer Hofstra
vraagt: wat zijn woonschepen? Wat woonschepen zijn,
is in het algemeen moeilijk te omschrijven, maar de
regeling betreffende woonwagens en woonschepen zegt
uitdrukkelijk in een bepaling wat dit zijn; de wet ver
staat daaronder: wagens en schepen, die uitsluitend of
hoofdzakelijk gebezigd worden of bestemd zijn als
woning. Burgemeester en Wethouders zullen hier echter
over eiken feitelijken toestand afzonderlijk moeten be
slissen, ook afgescheiden van de wettelijke bepalingen;
al zal de wet het in een bepaald geval niet zeggen, dan
kunnen Burgemeester en Wethouders toch wel vinden
dat het een woonschip is en dan hebben zij daar ook
gegronde redenen voor.
De opmerking omtrent de turflossing achter den
Prinsentuin willen Burgemeester en Wethouders graag
in hun ooren knoopen; als daartoe ooit gelegenheid
komt, zal misschien de Nieuwe Kade bij de kazerne
eenigszins kunnen worden ontlast, omdat het daar in
het algemeen te druk is.
De vraag van den heer B. Molenaar is: hoe stellen
Burgemeester en Wethouders zich de uitvoering voor?
Burgemeester en Wethouders stellen zich die zoodanig
voor dat zij het werk in handen willen geven van de
Armenkamer. Er is hier destijds gevraagd wat er zou
kunnen worden gedaan ten opzichte van de woon
schepen. Er zijn toen verschillende plannen besproken,
spreker is ook persoonlijk gaan kijken bij de Potmarge
en ten slotte is toen dit plan naar voren gekomen. Bur
gemeester en Wethouders hebben toen een opgaaf van
den directeur der gemeentewerken gekregen, waaruit
bleek dat dit werk ongeveer 22.000.zou kosten.
Burgemeester en Wethouders zijn eerst wel eenigszins
teruggeschrokken van die som, maar daarover doorre-
deneerende, hebben zij dit gezegd: ten eerste kost het
een groote som en ten tweede betreft het hier vrijwel
alleen graafwerk; nu bestaat hier de mogelijkheid om
dit werk te combineeren met een productieve werkver
schaffing en niet een werkverschaffing, waarbij alleen
improductieven arbeid wordt verricht. Wij hebben lang
naar productief werk gezocht, dit was er nooit te vinden
en was er ook niet, maar wij hebben nu een productieve
werkverschaffing en nu kunnen Burgemeester en Wet
houders zeggen: geen geld zonder prestatie, men werkt
nu voor iets en wij kunnen nu de menschen in staat
stellen iets meer te verdienen. Burgemeester en Wet
houders stellen dit dus zuiver voor als een productieve
werkverschaffing, omdat hierbij ook iets ontstaat, om
dat wij er iets van overhouden, omdat wij krijgen een
haven, die later voor de stad van voordeel kan zijn.
Er is ook besproken om naast de menschen, die de
Armenkamer dikwijls helpt, verschillende gewone echte
grondwerkers te werk te stellen. Het zou toch te gek
zijn wanneer hier het grondwerk werd verricht alleen
door menschen, die dat niet zoo goed kunnen als een
volslagen grondwerker, terwijl de grondwerker geen
werk zou doen. Er is dan ook overeen gekomen dat wer
kelijk goede grondwerkers daar ook te werk zullen kun
nen worden gesteld tegen het normale loon van een
grondwerker en dat die menschen niet zullen behoeven
te werken naast de menschen, die anders gewoonlijk
zitten te keienkloppen en te houtjeshakken, maar op een
ander deel van het werk zullen worden geplaatst. De
menschen van de werkverschaffing zullen daar dan ont
vangen een minimum-loon, aan te vullen met een loon
naar prestatie, b.v. per Ms. of per kruiwagen, spreker
weet niet precies hoe de uitvoering daarvan zal zijn.
Een volslagen grondwerker zal echter, als hij geen
ander werk heeft, ook daar werk kunnen vinden gedu
rende den tijd dat de haven wordt gegraven.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 October 1925. 247
De bedoeling van Burgemeester en Wethouders is
dus deze zaak in handen te stellen van de Armenkamer,
maar spreker wil er aan toevoegen dat er natuurlijk in
de eerste plaats technische hulp bij aanwezig moet zijn.
Hetzij dat die eerst uit de kas van de Armenkamer zal
worden betaald of dat zijn loon zal worden verrekend
met de gemeente, er moet toch in elk geval technische
hulp bij zijn, maar verder stellen Burgemeester en Wet
houders zich voor de zaak in handen te geven van de
Armenkamer. Een van de voordeelen hiervan is ook dat
dit werk gewoon doorgaat onder de begrooting van de
Armenkamer. Burgemeester en Wethouders stellen zich
dit werk voor als een algemeene werkverschaffing, zoo
wel voor menschen, die niet gewend zijn dagelijks met
de schop om te gaan, als voor anderen. De bedoeling
is natuurlijk niet daar een kleermaker aan het werk te
zetten maar menschen, die wel eenigszins met de schop
kunnen omgaan en bovendien opdat zij elkaar niet
zullen hinderen op een ander deel van het werk de
grondwerkers, voor zoover die geen werk kunnen vin
den. Over het salaris is ook gesproken; spreker stelt
zich voor dat een volslagen grondwerker, die is aan
gesloten bij de landelijke organisatie, het normale loon
zal verdienen. Wat betreft de menschen, die niet vol
slagen grondwerker zijn, voor dezen zal een salaris
systeem moeten worden uitgevonden, waarbij zij een
minimum-loon moeten hebben met een soort van loon
naar prestatie. Een volslagen grondwerker krijgt dat
echter niet; die behoort het goed te doen en als hij het
niet goed doet, dan komt hij eenvoudig niet terug en
moet dan maar gaan houtjeskloven of wat anders gaan
doen.
Mevrouw Buisman heeft gevraagd of er ook toezicht
zal worden gehouden. Als het werkelijk blijkt dat er
toezicht noodig is dan zal dit t. z. t. ook gebeuren, maar
dat heeft niets te maken met het graven van deze haven.
Misschien moet er later een gebouwtje komen voor al
gemeen politietoezicht.
De kwestie van het liggeld is nog niet besproken
misschien dat het mogelijk is iets te laten betalen, maar
in het algemeen stond hier bij Burgemeester en Wet
houders op den voorgrond dat zij liever de stad wilden
ontlasten van woonschepen, zonder dat deze dan lig
geld zouden behoeven te betalen, dan dat die woon
schepen liggen op plaatsen, waar zij de scheepvaart en
anderen hinderen en wel liggeld betalen.
Wat betreft de kwestie van het netjes onderhouden,
die zaak zal zoo goed mogelijk worden geregeld.
De heer Van der Schoot heeft nog gevraagd of er ook
privaten zullen komen. De bedoeling van Burgemeester
en Wethouders is om de zaak zoo eenvoudig maar ook
zoo hygiënisch mogelijk in te richten en dan spreekt het
vanzelf dat ook dergelijke dingen er onder zullen vallen.
Den heer B. Molenaar spijt het dat het antwoord van
Burgemeester en Wethouders niet anders is uitgevallen,
hoewel hij wel vermoedde, nadat hij de stukken had
gelezen, dat het zoo zou gaan. Het spijt hem ten eerste,
omdat hij meent dat de Armenkamer niet in de eerste
plaats het aangewezen lichaam is om regelend op te
treden bij deze wijze van werkverruiming. De Voor
zitter heeft zooeven gezegd wij hebben dit werk in
handen gegeven van de Armenkamer, opdat in plaats
van het improductieve werk, dat daar doorgaans wordt
verricht, dan productieve arbeid kan worden verricht.
Op zichzelf gelooft spreker dat het verstandig is dat elke
werkverschaffing productief werk naar voren brengt,
maar met de wijze, waarop het hier zal gebeuren, vreest
spreker dat men de zaak precies andersom zal draaien.
De Armenkamer heeft in haar begeleidend schrijven naar
voren gebracht hoe zij denkt dat de zaak geregeld zal
moeten worden en zij zegt dat zij de krachten zal aan
wijzen „uit de bij ons van de werkverschaffing geregeld
gebruik makende personen". Er is toch tusschen werk-
looze arbeiders en werklooze arbeiders, die geregeld de
werkverschaffing bezoeken, een groot verschil en het
schrijven van de Armenkamer ademt heelemaal den
geest dat bij haar voorop staat om in hoofdzaak die
krachten daarheen te sturen, die geregeld van hare
werkverschaffing gebruik maken. Zij bevestigt dit ook
in de laatste zinsnede van haar schrijven, waar zij zegt
op welke wijze die soort menschen moeten worden te
werk gesteld, „opdat het publiek zich niet ergere aan de
wijze, waarop geregeld bij de werkverschaffing gearbeid
wordt".
Wat zal op die manier practisch gebeuren? Zooals
spreker de zaak ziet, dan zal, wat ook min of meer in
de commissie voor Openbare Werken naar voren ge
komen is, dit gebeuren: er zullen dan een paar grond
werkers worden aangenomen en voor de helft keien
kloppers, waarvan velen zeker niet in staat zijn om eenig
goed grondwerk te verrichten en de overigen zullen
achter de kruiwagen hun arbeid moeten verrichten, met
het practisch gevolg dat de georganiseerde werklooze
arbeiders, die alles hebben gedaan wat hun maar eenigs
zins mogelijk was om het spook der werkloosheid buiten
hunne gelederen te houden, de groote kans loopen dat
zij bij voorbaat al bij een productief werk, dat de ge
meente laat doen, daarnaast komen te staan. Spreker
zou dat betreuren. Waar uit de reeds door hem gegeven
cijfers blijkt dat nu al reeds te veel goede arbeidskrach
ten bij de Beurs staan ingeschreven, waarvan zeker een
80 personen absoluut geschikt zijn om dezen arbeid
goed te verrichten, daar zou spreker het betreuren, als
hier een regeling werd geschapen, die tengevolge zou
hebben dat slechts enkele van die menschen daaraan
te werk zouden worden gesteld, maar het grootste deel
van het werk zou worden uitgevoerd door de personen,
die de Armenkamer op het oog heeft.
Spreker acht het ook niet in het belang der gemeente
dat dit gebeurt. Ten slotte draait men dan de zaak om;
als men meent aan de eene zijde wat te bereiken door
de Armenkamer ten opzichte van de steun en het geld,
dat zij noodig heeft, wat te verlichten, dan dwingt men
langzaam aan de bona-fide werkloozen naar denzelfden
kant toe en dan blijft het precies gelijk. Waar de zaken
zoo staan, ziet spreker liever dat de bona-fide werk
krachten aan het werk worden gesteld, omdat het dan
voor hem zeker is, dat het werk voor het bedrag, dat
hiervoor is disponibel gesteld, dan vrij zeker kan worden
klaargemaakt en de betrokken leider, die met het werk
is belast, dan vrij zeker het makkelijkst en het best het
werk klaar kan krijgen.
Spreker hoopt dan ook dat Burgemeester en Wethou
ders alsnog hun meening, zooals die door den Voor
zitter is naar voren gebracht, zullen veranderen. Blijkt
dat niet het geval te zijn, dan moet spreker werkelijk
bezwaar maken tegen dit voorstel, omdat hij, naast het
belang van de haven, die wij noodig hebben voor de
woonschepen, hier een groot belang in ziet voor het
thans reeds zoo groot aantal werkloozen, die bij de
Beurs staan ingeschreven en hij niet ziet dat die bona
fide werkloozen dan hiervan eenigszins gebruik zullen
maken. Als Burgemeester en Wethouders nu echter de
toezegging willen geven dat zij in nader overleg met de
Arbeidsbeurs de krachten, die daar staan ingeschreven,
in de eerste plaats te werk zullen stellen, gelooft spreker
dat de Raad en Burgemeester en Wethouders in dit ge
val den besten weg in deze zaak zullen bewandelen.
De heer Fransen (wethouder) gelooft goed te doen
den heer Molenaar even een kort antwoord te geven,
omdat hij gelooft dat deze de zaak veel te zwart inziet.
De heer Molenaar heeft in de commissie voor Openbare
Werken zijn vraag ook gesteld, maar spreker meende
hem toen voldoende te hebben gerustgesteld met de
mededeeling dat er ook en in hoofdzaak grondwerkers
zouden worden aangesteld en als er dan nog krachten
te kort waren, deze dan zouden worden aangevuld met