356 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 7 December 1925.
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 8 December 1925.
De heer Lautenbach (wethouder) Het Rijk heeft dat
gedaan ter vergemakkelijking van de slagers. Ik zie niet
in dat, nu hij er 's avonds een kleinen tijd aan moet
besteden, er eenige onbillijkheid in kan schuilen dat hij
alleen daarvoor een afzonderlijke belooning moet hebben.
Er zijn meer menschen die 's avonds laat en 's morgens
vroeg dienst moeten verrichten. Om hem in zijn arbeid
tegemoet te komen heeft hij een klerk er bij gekregen,
gedeeltelijk om in dat meerder werk te voorzien.
De Voorzitter: Ik zie de zaak anders in. Het is een
positie die het Rijk gemaakt heeft. Het Rijk maakt dien
kassier tot sub-ontvanger. Met de verantwoordelijkheid
hebben wij niets te maken. Hij kan er met de rijkskas
van doorgaan. Wij hebben hier niets over te zeggen,
want hij is benoemd door het Rijk. Dit geeft een be
drag van 400.Ik zou er geen bezwaar tegen heb
ben, dat hij voor zijn bijbetrekking 400.krijgt, maar
het eigenaardige is dat het uitoefenen gebeurt in ge-
meentetijd. Hij is kassier van het slachthuis en ontvangt
ook den heelen dag gelden van de slagers die accijnzen
betalen. De grens is moeilijk te bepalen. Door zijn sub
ontvangerschap, dat terwille van de slagers is, is het
mogelijk dat hij op zeker moment vol is met zijn werk
zaamheden in gemeentetijd, omdat hij ook rijkswerk
zaamheden doet. Daarvan is het gevolg, dat hij op een
gegeven moment zegt: ik kan de zaak niet af, ik moet
er hulp bij hebben. Hoefde hij er van zijn eigen tijd
niets aan te besteden, dan moest de heele vergoeding
aan de gemeentekas komen. Nu het blijkt dat hij, na
afloop van de gemeentewerkzaamheden, ook nog eenige
werkzaamheden moet verrichten als rijksambtenaar,
hebben Burgemeester en Wethouders gezegd: telkens als
een slager een koe komt aangeven, heeft hij een briefje
bij zich waarop het bedrag staat. Hij zet een stempel
en int het bedrag. In dien tijd kan hij geen weegbriefje
of stalbriefje afgeven. Er is geen bezwaar tegen, maar
de gemeente kan voor hoogere kosten komen te staan.
Daarmee meen ik, eerlijk gezegd, dat de regeling zoo
billijk is.
De heer Weima: Ik ben het voor een groot deel met
U eens. De man is in onzen dienst en neemt het van ons
over. Maar het staat bij mij vast, dat die man een ver
antwoordelijke positie bekleedt, die het Rijk betalen
wil. Hij doet dat wel in gemeentetijd, maar de
gemeentedienst lijdt daar toch niet onder. Als
hij het niet meer in gemeentetijd kan doen, dan
moet er een wijziging komen. Als hij het niet deed zou
de gemeente geen 200.beuren. De gemeente profi
teert er dus van. Die man doet voor de gemeente wat
hij er voor doen moet. Het innen doet hij er bij. Het
Rijk betaalt 400.Dat kan zeggen Burgemeester en
Wethouders. Hij krijgt 200.en de andere 200.
houden wij. Ik vind dit onbillijk. Wanneer het aan de
gemeente tijd kosten zou, was de zaak anders. Maar het
kost de gemeente geen tijd.
De heer Lautenbach (wethouder) De aanstelling van
den jongsten bediende is noodig geworden, juist door
het in dienst zijn van het Rijk.
De Voorzitter: Wij zijn begonnen met alleen den
boekhouder. Daar komt op een gegeven moment be
richt, dat hij er een jongsten bediende bij moet hebben.
Ik kan niet zeggen voor zooveel procent komt dat door
het rijkswerk; een deel van den tijd der gemeente wordt
door rijkswerk in beslag genomen. Voor hoeveel de
jongste bediende daar een gevolg van is, weet ik niet.
Is die alleen noodig omdat de boekhouder voor het Rijk
werkzaam is, dan schaffen wij dien jongsten bediende
af en hij blijft geen sub-ontvanger. Wij zijn dan voor-
deeliger uit en hij minder voordeelig.
De heer Westra: Ik wou het den heer Weima duide
lijker maken. Wij kunnen de zaak ook zoo voorstellen,
dat hij die 400.— mag houden, maar ons 200.
terugbetaalt, omdat de gemeente niet heelemaal over
zijn dienst kan beschikken.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 13 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 1416 worden onveranderd vastgesteld.
Aan de orde zijn de Lasten.
Volgnos. 1731 worden onveranderd vastgesteld.
Voleno. 32. Schoonhouden kantoren en laboratorium
f 520.—.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Weinia: Daar staat f 520.en dat is
verlaagd.
De heer Lautenbach (wethouder): 416.moet het
wezen.
De Voorzitter: We kunnen het even nazien, het is
anders een post van ondergeschikt belang.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 32 wordt voorloopig onveranderd vastgesteld.
Volgno. 33. Salarissen f 14.250.67.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Weima: Er is gesproken over het salaris van
den plaatsvervangenden directeur, een post van ƒ500.
Er stond, dat het beter was, dat men dat per dag bere
kende. Dit houdt verband met den post van de Leeu
warder veeartsen. Ik heb verleden jaar ook daarover ge
sproken. Er is verleden jaar opgemerkt, dat wij hier
hadden een veearts met een salaris van 1500.Hier
zat 500.in omdat hij optrad als waarnemend direc
teur van den vleeschkeuringsdienst. U zou er nader op
terugkomen. Ik heb er niets van gehoord. Er is nu ver
slechtering ingetreden. Niet alleen dat wij dien mijnheer
er voor betalen, maar wij hebben een post van 500.
er bijgekregen voor den waarnemenden directeur. Is de
waarnemende van verleden jaar verdwenen of hebben
wij er nu 2. Ik heb gemeend, die opmerking in de sectie
te moeten maken en vraag nu weer, hoe zit dat? Is de
oude niet meer in functie, hoe zit het dan met het wel
gehandhaafde salaris? Mag ik daar iets nader over
vernemen?
De Voorzitter: Ik geloof dat hier een misverstand
heerscht. De heer Zwart is n.l. nooit afgetreden als
waarnemend directeur van het slachthuis, ik geloof, dat
hij niet iemand is om op te treden als directeur van het
slachthuis. Ik geloof ook niet, dat dit eerder gezegd is,
dat die 500.in die 1500.wat altijd zoo geweest
is, er inzaten, omdat hij waarnemend directeur van het
slachthuis was. Dus het komt hier op neer, dat wij het
oude systeem van den heer Zwart hebben en 500.
voor den waarnemenden directeur van het openbaar
slachthuis. De post van den heer Zwart zou kunnen
vervallen, maar dit is geen kwestie voor de openbare
vergadering. De heer Zwart is nooit plaatsvervangend
directeur van het slachthuis geweest, wel van den keu
ringsdienst, maar daar is hij nooit apart voor gesala
rieerd. Hij heeft het alleen waargenomen als de heer
Vierzen weg was.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 7 December 1925. 357
Voortzetting der vergadering op Woensdag 9 December 1925.
De heer Weima: Ik wil nog even zeggen, dat dat
salaris voor den keurmeester al minstens 30 jaar is be
taald. De toestand blijft gelijk, of hij dat werk bij een
slager moet doen of aan het openbaar slachthuis. Maar
ik zal er in de openbare vergadering niets meer van
zeggen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 33 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 3452 worden onveranderd vastgesteld.
De geheele begrooting wordt onveranderd vastgesteld.
De heer Muller: Ik zou willen voorstellen om de ver
gadering te schorsen. We kunnen dan om 11 uur thuis
zijn.
De heer IJ. de Vries: Er zijn bezwaren tegen. Wij
kunnen nog wel een uurtje vergaderen. Anders moeten
wij morgen weer den heelen tijd hier zitten en we
kunnen nog wel iets doen.
De Voorzitter: Ik zou de vergadering om 11 uur
willen schorsen. We zullen er nu maar over stemmen.
Over het voorstel van den heer Muller, om de ver
gadering te schorsen, heeft staking van stemmen plaats.
Tegen stemmen: de heeren Fransen, Lautenbach, H.
de Boer, Posthuma, Van der Schoot, Oosterhoff, me
vrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Weima,
IJ. de Vries, Westra, Koopmans en Cohen.
Vóór stemmen: de heeren M. Molenaar, Botke, B.
Molenaar, O. F. de Vries, Van der Veen, K. de Boer,
Tiemersma, Hofstra, Dijkstra, Muller, Beekhuis en
Hooiring.
In verband met dezen uitslag schorst de Voorzitter
de vergadering tot morgenochtend 10 uur.
Op Woensdag 9 December te 10 uur voormiddags
wordt de vergadering heropend.
Alsdan zijn aanwezig 24 leden.
Afwezig 3 leden, te weten: de heeren Wöicken,
Scheltema en Koopmans, de laatste met kennisgeving.
Aan de orde is de ontwerp-GEMEENTEBEGROOTING.
Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling.
Gewone dienst.
Aan de orde zijn de Uitgaven.
Volgnos. 177185 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 186. Jaarwedden van de ambtenaren en be
dienden ter secretarie, den concierge en de boden en van
het kantoor van den gemeente-ontvanger f 85.376.60.
De heer Beekhuis (wethouder) deelt mede dat in
dezen post een kleine wijziging moet worden aange
bracht. Onder a is voor het secretarie-personeel, enz.
geraamd een bedrag van 81.610.dit bedrag moet
echter gesplitst worden, omdat het personeel van de
verificatie eigenlijk buiten het secretarie-personeel staat.
Als gevolg hiervan moet volgno. 186 worden uitge
trokken op 79.426.60 en worden aangebracht een
nieuw volgno., n.l.
Volgno. 186a. Kosten van de verificatie der ge-
meente-financiën6.100.
Volgnos. 186 en 186a worden, zooals deze bij monde
van den heer Beekhuis nader zijn gewijzigd en aange
bracht, vastgesteld.
Volgnos. 187202 worden onveranderd vastgesteld.
De heer Beekhuis (wethouder) deelt mede dat hier
een nieuwe post dient te worden ingelascht, n.l.
Volgno. 202a. Bijdrage aan de vereeniging van amb
tenaren der gemeente-financiën en de Nederlandsche
Maatschappij voor Nijverheid en Handel f 50.—.
In de toelichting komt te staan
Blijkens een bij de stukken gevoegd schrijven is
door bovenvermelde vereeniging het plan opgevat in
Amsterdam een tentoonstelling te houden op het ge
bied der openbare en particuliere bedrijfsadmini
stratie, waarvoor een bijdrage wordt gevraagd.
Door Burgemeester en Wethouders wordt nu voorge
steld een bijdrage van 50.toe te staan.
Volgno. 202a wordt, zooals het bij monde van den
heer Beekhuis is aangebracht, vastgesteld.
Volgnos. 203235 worden onveranderd vastgesteld.
HOOFDSTUK III. Openbare veiligheid.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer K. de Boer merkt op dat ook bij dit Hoofd
stuk in de secties een paar opmerkingen zijn gemaakt,
die het sectierapport niet weergeeft. In de eerste plaats
had spreker wel gewild dat ook in het sectierapport had
gestaan dat aan Burgemeester en Wethouders een
woord van waardeering is gebracht voor de eenvoudige
wijze, waarop zij bezig zijn op bepaalde punten het ver-
keersvraagstuk tot een betere oplossing te brengen.
Verder heeft spreker de opmerking gemaakt dat dezen
zomer bij de Oosterbrug een schip is gelost met cada
vers, wat zoo'n stank verspreidde, dat de omwonenden
daar niet konden verkeeren. Spreker heeft de vraag ge
steld of dit in de bebouwde kom toegelaten kan en mag
worden. Dit had ook in het sectie-rapport gemoeten,
dan had spreker daarop een antwoord kunnen krijgen.
Het is toch een onmogelijke toestand, als dergelijke
dingen in de bebouwde kom plaats hebben.
De Voorzitter weet het, wat betreft de kwestie van
het schip met cadavers, niet uit zijn hoofd, maar zou
zoo oogenschijnlijk zeggen, dat er niet een bepaald
artikel in de eene of andere verordening is, dat zooiets
verbiedt. Een andere kwestie is of het toch niet mogelijk
is het te verbieden of het te laten verhalen naar een
andere plaats, waar het geen last kan veroorzaken.
Spreker wil de kwestie wel onderzoeken, maar heeft er
nooit iets van gehoord, het lijkt hem eigenaardig dat
men daar een schip met cadavers heeft gelost of ge
laden.
De heer K. de Boer: Het waren schapekoppen.
De Voorzitter: Oh, dus eigenlijk afval.
De heer B. Molenaar heeft in de sectie een woord
van waardeering gewijd aan de wijze, waarop Burge
meester en Wethouders het verkeer trachten te regelen
en heeft daaraan een opmerking vastgeknoopt, waarvan
hij niet wil zeggen dat die niet goed is opgenomen in
het sectieverslag, maar die toch door Burgemeester en
Wethouders verkeerd is beantwoord, n.l. bij volgno.
237, waar zij zeggen dat het hier aan het woord zijnde
lid meer nauwkeurig zou moeten aanduiden in welk
opzicht de politiezorg niet voldoende is.
In dien zin heeft spreker zich niet uitgelaten. Door