360 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 7 December 1925.
Voortzetting der vergadering op Woensdag 9 December 1925.
acht spreker het niet gerechtigd dat dit gebeurt. Kunnen
Burgemeester en Wethouders daaromtrent ook nadere
mededeelingen doen
De Voorzitter kan alleen meedeelen dat de Voorzitter
en Burgemeester en Wethouders hetzelfde in de krant
hebben gelezen. Anders weten Burgemeester en Wet
houders er niets van er is spreker persoonlijk niets
van bekend en het college ook niet.
De heer K. de Boer: Mag ik dan de vraag stellen of
Burgemeester en Wethouders dan zoo goed willen zijn
dat te onderzoeken? Zooals ik heb gezegd vind ik, dat
het niet te pas komt dat, terwijl een subsidie wordt
verleend uit de openbare kas, er groepen of richtingen
worden uitgesloten van openbare werkzaamheden.
De heer Van der Schoot: Dat deugt ook niet.
De Voorzitter: Burgemeester en Wethouders zeggen
toe dat zij dit graag willen onderzoeken.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 272 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 273 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 274. Moederschapszorg memorie.
De beraadslagingen worden geopend.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi wou bij dezen
post alleen even zeggen dat zij het vertrouwen wil uit
spreken dat bij de inrichting van den geneeskundigen
dienst in het Hospitaal ook rekening zal worden gehou
den met het instellen van een consultatiebureau voor
aanstaande moeders en jonge moeders. Zij denkt wel
dat dit de bedoeling ook is, maar wil er toch even de
aandacht op vestigen.
De Voorzitter kan het niet positief zeggen, maar
meent wel te weten dat het de bedoeling is dit te doen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 274 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 275288 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 289. Kosten ter zake van de Hunrcommissie-
wet5.000.—.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Van der Schoot heeft in de sectie de vraag
gesteld of de Huurcommissie in den tegenwoordigen tijd
nog wel recht van bestaan heeft en of de uitgaven daar
voor nog wel zijn gemotiveerd. Het antwoord van Bur
gemeester en Wethouders luidt, dat daarover in het
college al vaker is gesproken, maar dat zij op het mo
ment nog moet bestaan blijven tot eerst de gemeente
woningen, die nu zijn aanbesteed, zijn gebouwd. Dat
de Huurcommissie werkelijk nog noodzakelijk is, is
echter bij spreker aan twijfel onderhevig. Hij is inge
licht dat, als er dergelijke zaken voorkomen, de men-
schen zich rechtstreeks kunnen wenden tot den kanton
rechter, dat daar de zaken kunnen worden afgedaan en
dat de Huurcommissie gevoeglijk kan worden gepas
seerd. Als dat juist is, vraagt spreker of deze uitgaaf
van 2500.daarvoor nog wel op haar plaats is.
Daarom zal spreker, als hij van Burgemeester en Wet
houders inlichtingen krijgt dat de Huurcommissie nog
noodig of nuttig is, zich daar misschien bij neerleggen,
maar anders zal hij graag een voorstel doen, zooal niet
om die commissie te doen verdwijnen, dan toch om de
daarvoor uitgetrokken som in te korten, omdat de
werkzaamheden, naar hij meent, ook zeer verminderd
zijn.
De heer Beekhuis (wethouder) kan den heer Van dei-
Schoot antwoorden dat volgno. 289 ook een onderwerp
van ernstige bespreking in het college is geweest. Het
college heeft toen aan de Huurcommissie gevraagd een
opgave van het aantal gevallen, die in den laatsten tijd
waren behandeld en heeft daarop een uitvoerige opgaaf
ontvangen. De Huurcommissie schrijft er zelf trouwens
bij dat het aantal gevallen aan het verminderen is, zoo
danig zelfs, dat de commissie een vacature, die bij haar
is ontstaan, niet denkt aan te vullen. Toen hebben
Burgemeester en Wethouders aan den administrateur
van het Woningbedrijf de vraag voorgelegd of ophef
fing gewenscht zou zijn en deze heeft daarop geant
woord, dat het hem voorkwam dat het beter zou zijn
daarmee te wachten tot de 150 door de gemeente te
bouwen woningen gereed zouden zijn en dat dan zeker
alle termen aanwezig zouden zijn om de Huurcommissie
op te heffen. Dat heeft het college aanleiding gegeven
om te zeggen dat dit jaar daarvoor nog een post op de
begrooting diende te worden gebracht.
De heer Van der Schoot merkt op dat de wethouder
van Financiën het in zijn antwoord toch met hem eens
is dat de werkzaamheden beduidend minder zijn ge
worden en naar het spreker voorkomt zal dan ook
terecht het geld, dat daaraan besteed wordt, naar be
neden kunnen; voor minder werk kan toch ook minder
geld worden gegeven.
Spreker zou nog graag een antwoord hebben op zijn
vraag de wethouder zal dat beter weten dan spreker
of zaken van dergelijken aard niet kunnen worden
berecht, zonder de Huurcommissie, door den kanton
rechter.
De heer Beekhuis (wethouder) wil er den heer Van
der Schoot op wijzen, dat inderdaad het bedrag ook
lager is geraamd. Burgemeester en Wethouders hebben
rekening gehouden met toekenning van minder presen
tiegeld; de post is 1500.lager dan het vorige jaar.
De Voorzitter zegt dat als die wijziging van de Huur-
commissiewet, waarvan de heer Van der Schoot spreekt,
er inderdaad is, dit dan aan Burgemeester en Wethou
ders is ontkomen. Als het werkelijk zoo was, dat de
huurder en de verhuurder zich met hun bezwaren recht
streeks konden wenden tot den kantonrechter, dan zou
de schakel Huurcommissie niet meer te verdedigen zijn;
zij willen het graag nazien, maar spreker twijfelt sterk
of het zoo is.
De heer Weima stond aanvankelijk op het standpunt
van den heer Van der Schoot, als de kantonrechter uit
spraak kan doen, dat het dan beter zou zijn de Huur
commissie op te heffen. Burgemeester en Wethouders
zeggen nu dat het beter is dat nu niet te doen, maar
Burgemeester en Wethouders geven toch toe dat de
zaak aan het afloopen is. De wethouder zegt in zijn
antwoord dat de Huurcommissie zelf van meening is
dat zij, na den bouw van de 150 woningen, niet meer
noodig is. Spreker stelt het op prijs dat in dit verband
is gezegd dat het presentiegeld is verlaagd tot ƒ5000.
maar het komt spreker toch voor al is het hem dan
goed dat de commissie dit jaar nog blijft bestaan dat,
waar de zaak aan het afloopen is, wij minstens nog wel
1000.van het bedrag kunnen aftrekken. Het lijkt
hem toe dat de Huurcommissie daar het laatste jaar
heel goed voor werken kan en hij stelt daarom voor
het daarheen te leiden, dat deze post met 1000.
wordt verlaagd.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
Voortzetting der vergadering O]
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi heeft net gelezen
dat van regeeringswege de huurconunissies waarschijn
lijk met 1 April zouden worden opgeheven, maar dat
het op het oogenblik wacht op de Kabinetscrisis. Zij
meende dat de commissies in Februari zouden worden
opgeheven en dat het besluit den len April in werking
zou treden.
In elk geval lijkt het haar echter verstandig, de zaak
te laten loopen, omdat alles nog in de lucht hangt, en
hier thans niet een ander besluit te nemen.
De heer Beekhuis (wethouder) hoort dat de heer
Weima voorstelt, dezen post met 1000.te verlagen.
Dat gaat toch eigenlijk niet; als volgens de begrooting
van de commissie zelf 5000.noodig is, zal dat toch
ook moeten worden betaald, daar kan de Raad heel
weinig invloed op uitoefenen. Als er zich werkelijk nog
zooveel zaken zullen voordoen als gemeend wordt, zal
dat toch moeten worden betaald; daaromtrent kan de
Raad niet iets voorschrijven, daarvoor heeft hij geen
bevoegdheid. Een andere kwestie is dat de uitkomsten
misschien wel lager kunnen wezen, het kan later heel
goed blijken dat er minder noodig is geweest, maar
spreker gelooft niet, dat wij op de begrooting een lager
bedrag moeten plaatsen, hoe graag hij dat zelf ook zou
willen doen.
De heer Weima wil in verband met wat in eerste
instantie door den heer Van der Schoot is meegedeeld
en daarna door mevrouw Buisman, voorstellen dit punt
nu aan te houden en voor van middag een onderzoek te
doen instellen hoe het er mee staat.
De heer Dijkstra merkt op dat mevrouw Buisman
spreekt over een bepaald bericht in de pers, maar dat
dit dan een ander bericht moet wezen dan dat, wat
spreker heeft gelezen. Dat is zoo, dat er sprake van is
dat de Regeering voorstelt de Huurcommissie in April
op te heffen, maar dat dit besluit in Augustus in werking
zal treden, m. a. w. in Augustus loopt het definitief af.
Dat maakt een aanmerkelijk verschil. Zoo is het pers
bericht.
De heer K. de Boer vindt dat het voorstel van den
heer Weima heel veel lijkt op „wasem-scheppen"; het
komt hier op neer dat, zoo lang de Huurcommissie be
staat, zij niet zal ontvangen datgene, waar zij volgens
haar samenstelling en werkzaamheden recht op heeft.
Als men zegt dat men haar 1000.minder geeft,
heeft men daar niets aan, wanneer zij in April of Au
gustus wordt opgeheven, want dan houdt zij over en
dat vindt men dan op de rekening terug. En verder be
reikt men met dwang ook niets, want wanneer men
1000.minder geeft, bereikt men alleen dat Burge
meester en Wethouders met een suppletoire begrooting
moeten komen, wanneer de commissie meer kost.
De heer Botke is er voor dat de Huurcommissie blijft
bestaan; hij heeft de begrooting van die commissie niet
gezien, maar het komt hem vreemd voor dat, waar
algemeen vast staat dat de werkzaamheden zijn vermin
derd en in 1924 door haar ruim 4632.is uitgegeven,
het bedrag nu weer hooger is geraamd, n.l. op ƒ5000.
De heer Posthuma wil even vragen of het ook aan het
college bekend is, waar een groot deel van de kosten
van de Huurcommissie worden gemaakt voor het be
steden van presentiegeld, dat vermindert met het aantal
vergaderingen, of in verband met de vermindering van
de werkzaamheden ook het salaris van den secretaris,
hetwelk een vast bedrag is, is verminderd.
De Voorzitter stelt voor dit punt even aan te houden,
maar wil er toch even opmerkzaam op maken dat de
vraag, welke de heer Posthuma stelt, niet in de secties
van Leeuwarden van Maandag 7 December 1925. 361
Woensdag 9 December 1925.
is gesteld. Burgemeester en Wethouders weten wel veel,
maar niet alles; of de secretaris thans ook minder ver
dient, weten wij niet.
De heer Van der Schoot merkt nog op dat door hem
een vraag is gesteld, waarop de Voorzitter heeft toe
gestemd dat, als dit zoo is, de betrokkenen dan recht
streeks naar den kantonrechter kunnen gaan. Op grond
daarvan meent spreker
De Voorzitter: Ik stel voor dit punt even aan te
houden. In de secties is alleen gevraagd naar de moge
lijkheid van opheffing.
De heer Van der Schoot: Dan wil ik toch dit voorstel
indienen:
„Ondergeteekende stelt voor de Huurcommissie op
te heffen."
De beraadslagingen worden geschorst.
Volgno. 289 wordt voorloopig aangehouden.
Volgno. 290. Rente van gelden onder hypothecair
verhand verstrekt voor de met premie gebouwde arbei
ders- en bescheiden middenstandswoningen 861.30.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Van der Veen heeft in de sectievergadering
de vraag gesteld of door Burgemeester en Wethouders
aan de Regeering het verzoek is gedaan om een deel
op het kapitaal voor den woningbouw af te schrijven
om tot verlaging van de huren te geraken. Dat staat
niet in het rapport en dus ook niet in de Memorie van
Antwoord, doch dat is buiten sprekers schuld, waarom
hij daarover wel een enkele opmerking zou willen
maken.
In 1924 is door de Vereeniging van Nederlandsche
Gemeenten een dergelijk verzoek aan den Minister ge
daan en dat verzoek is in den loop van dit jaar her
haald. Nu heeft in 1925 de Nationale Woningraad in
gelijken zin aan de Regeering geadresseerd en ook dat
verzoek is nu herhaald. Waar nu die twee lichamen een
dergelijk verzoek doen, maar ook bij de behandeling
der vorige begrooting door Burgemeester en Wethou
ders de toezegging is gedaan dat zij als college een
dergelijk verzoek tot de Regeering zouden richten,
meent spreker dat daaraan alsnog zoo spoedig mogelijk
moet worden voldaan.
Spreker meent ook dat in die begrootingsvergadering
is besloten dat een onderzoek naar de inkomsten van
de bewoners van vereenigings- en gemeentewoningen
zou worden ingesteld, dat een rapport daarvan zou
worden overgelegd en dat die cijfers het verzoek zouden
ondersteunen. In den loop van dit jaar is door hem ge
vraagd of die cijfers al binnen waren en Burgemeester
en Wethouders hebben daarop geantwoord dat één
vereeniging nog nalatig was. Spreker zou nu willen
vragen of die cijfers nu al binnen zijn of, als dat niet
het geval is, of Burgemeester en Wethouders willen
zeggen welke vereeniging het is, die nalatig is en of zij
die vereeniging dan willen aansporen dat te doen. Spr.
zou hierop graag een antwoord hebben.
De Voorzitter antwoordt dat naar aanleiding van het
verzoek om verschillende gegevens, aan de bouwveree-
nigingen gericht, deze gegevens langzaam zijn binnen
gekomen; sommige vereenigingen waren een beetje heel
traag in het toezenden daarvan. Toen bleek dat die ge
gevens op verschillende punten niet volledig waren, is
daarna gevraagd de opgaven volledig te maken. Deze
zijn nu onlangs binnengekomen en zullen binnenkort
aan den Raad worden overgelegd. Er wordt op het
oogenblik aan gewerkt om ze daarvoor klaar te maken.
De beraadslagingen worden gesloten.