296 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 7 December 1925. De Voorzitter wil alleen opmerken dat daarover al gestemd is. De heer Beekhuis (wethouder) wil aan het adres van den heer De Boer opmerken dat het heelemaal zijn be doeling niet is een beslissing uit te lokken hoe men zal handelen met bepaalde gronden. En ook aan het adres van den Voorzitter wil spreker opmerken dat hij alleen den Raad in de gelegenheid wenschte te stellen om j eventueel, als zich een bepaald geval zou voordoen, een andere beslissing te kunnen nemen omtrent het inbren- gen van gronden. Nu spreker echter merkt dat hij met 1 zijn voorstel op tegenstand stuit van het college zelf, trekt hij dat voorstel in. De beraadslagingen worden gesloten. Art. 3 wordt, met inachtneming van de door den heer Oosterhoff gemaakte en door den Voorzitter nader aan gevulde opmerking, vastgesteld; de nieuwe redactie van het artikel zal nader door Burgemeester en Wethouders worden bepaald. Artt. 416 worden onveranderd vastgesteld. Art. 17. De beraadslagingen worden geopend. De heer Oosterhoff meent dat dit artikel geheel ge lijkluidend is aan het oude. Er is echter, voor zoover hij weet, in den tusschentijd, dus na het ontstaan van de oude verordening, een nieuwe regeling gekomen in het beheer van de gemeentefinanciën, dat is het centraal kasbeheer. Spreker heeft zich nu afgevraagd of het thans niet gewenscht zou zijn dat de kassier niet meer I zooals hier staat stort bij een door Burgemeester en Wethouders aangewezen bankier, maar bij het cen traal kasbeheer. Hij meent dus dat alle overschotten boven een bepaald bedrag niet meer moeten worden gestort bij een bankier, maar eenvoudig bij het centraal kasbeheer. De Voorzitter wil er opmerkzaam op maken dat hier wel staat dat moet worden gestort bij een bankier, maar dat de zaak is als volgt. Wij hebben dat is volkomen terecht een centrale kas, maar dat is eigenlijk geen kas, waar geld in zit, omdat het geld uit die kas bij verschillende bankiers in Leeuwarden wordt gedepo neerd, n.l. bij hen, die de beste waarborgen en rente geven voor de belegging. De centrale kas omvat dus eigenlijk de boek-administratie, maar de geld-admi- nistratie zit bij de bankiers. De bedoeling en zoo ge beurt het in de practijk ook van het bij een door het college aangewezen bankier storten is dus eigenlijk dat men gaat naar de centrale kas en dat die nakijkt waar moet worden gestort: nu daar en dan daar. Eigenlijk had hier dus ook kunnen staan dat de centrale kas er voor moet zorgen, maar de bedoeling van de uitdrukking dat moet worden gestort bij een door het college aan gewezen bankier is eigenlijk, dat men bij de centrale kas nakijkt welke bankier op dat oogenblik het beste is en dat men daar dan stort op rekening van de centrale kas. Zooals spreker zegt, het is tot nog toe gewoon in de practijk zoo geweest, maar het Grondbedrijf staat in rekening-courant met de centrale kas. De heer Oosterhoff zegt dat hem na de toelichting van den Voorzitter de zaak wel duidelijk is. Hij wil ook wel aannemen dat Burgemeester en Wethouders om trent deze zaak net zoo handelen bij de andere bedrijven, maar de verordening geeft dan toch niet duidelijk aan wat er gebeurt. Iemand, die de verordening leest en de wordingsgeschiedenis niet heeft meegemaakt, denkt dat Burgemeester en Wethouders den bankier aanwijzen en dat het Grondbedrijf rechtstreeks stort bij den ban kier en dat is toch in strijd met de bedoeling. Is het dan ook niet beter de bedoeling er precies in te zetten, opdat die voor een later college ook duidelijk zal zijn? De Voorzitter geeft toe dat het heelemaal duidelijk zou zijn als er stond dat de kassier, in rekening-courant met de centrale kas, stort bij een door het college aan te wijzen bankier. Dat is de practijk ook, maar dat staat hier niet en iemand, die niet weet hoe het op het oogenblik gebeurt, zou misschien kunnen meenen dat het anders is. Er zou misschien bij gezet kunnen worden ,,in rekening-courant met de centrale kas", of „via de centrale kas" zou ook kunnen. In elk geval zullen Burgemeester en Wethouders hiermee rekening houden: als het misschien beter mocht blijken dat er bij gezet wordt dat het loopt over de centrale kas, zullen zij dat doen. De beraadslagingen worden gesloten. Art. 17 wordt, met inachtneming van de door den Voorzitter gedane toezegging, onveranderd vastgesteld. Artt. 1827 worden onveranderd vastgesteld. De heer M. Molenaar vraagt stemming over de ge- heele verordening. De heer K. de Boer zou even de gelegenheid willen hebben een verklaring af te leggen. De Voorzitter: Als die in verband staat met het Grondbedrijf? De heer K. de Boer: Ja, dat spreekt vanzelf. Onze fractie, die deze verordening niet kent en daar niet voor kan stemmen, zal dus en bloc tegen stemmen. Het ver heugt mij dat de andere heeren de gelegenheid hebben gehad en de bekwaamheid hebben om deze verordening in dezen korten tijd volkomen te begrijpen. Maar ik denk dat, als men hun man voor man vraagt wat er in staat en wat de bedoeling is, 75 van degenen, die geen aanhouding wilden, haar niet zal blijken te kennen. De geheele verordening wordt met 14 tegen 11 stemmen aangenomen. Tegen stemmen: de heeren Van der Veen, K. de Boer, Tiemersma, Dijkstra, Muller, Hooiring, M. Molenaar, Botke, B. Molenaar, O. F. de Vries en H. de Boer. Vóór stemmen: de heeren Scheltema, Posthuma, Hofstra, Van der Schoot, Wölcken, Oosterhoff, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Beekhuis, Weima, IJ. de Vries, Westra, Fransen, Lautenbach en Visser. Aan de orde is het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub B. Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling. De onderdeden I en II worden onveranderd vast gesteld. De heer M. Molenaar vraagt stemming over de ge heele wijziging der verordening. Deze wijziging wordt met 14 tegen 11 stemmen aan genomen. Tegen stemmen: de heeren Hooiring, M. Molenaar, Botke, B. Molenaar, O. F. de Vries, H. de Boer, Van der Veen, K. de Boer, Tiemersma, Dijkstra en Muller. Vóór stemmen: de heeren Fransen, Lautenbach, Visser, Scheltema, Posthuma, Hofstra, Van der Schoot, Wölcken, Oosterhoff, mevrouw BuismanBlok Wij brandi, de heeren Beekhuis, Weima, IJ. de Vries en Westra. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 7 December 1925. 297 7 (Agenda no. 8). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om van de Vereeniging voor Volkshuis vesting in eigendom over te nemen eenige perceelen bouwterrein nabij den Stienserweg (bijlage no. 34). De beraadslagingen worden geopend. De heer Oosterhoff zou graag een toelichting van Burgemeester en Wethouders willen vragen, omdat hem niet recht duidelijk is geworden hoe men is gekomen tot de berekening van de waarde of liever van den prijs van den grond. Spreker vindt in het begin van het prae- advies een uiteenzetting wat de grond heeft gekost, wat daaraan ten koste is gelegd voor rioleering en be strating, wat is gerekend voor voortdurend onderhoud, enz. en dan vindt hij op bladz. 454 een recapitulatie van het bedrag van 280.973.23, dat is een bedrag, waarop de waarde van den grond wordt gesteld. Daarbij voegt men dan nog een bedrag van 15.074.605 voor het leggen van trottoirs en een gedeelte straat, de kosten van slootdemping en gekapitaliseerd onderhoud, maar dan staan daarbij nog twee bedragen: verlies sinds 1 Januari 1925, te schatten op 14.000.en over drachtskosten straten 6.889.50. Een toelichting nu tot die beide laatste bedragen heeft spreker niet kunnen vinden. Wel is er een raming gemaakt van het verlies een recapitulatie daarvan staat er tegenover, in de eerste kolom, maar het later genoemde bedrag is veel lager. Spreker zou daarom een toelichting willen vragen op die twee bedragen. De Voorzitter: Op de ƒ14.000.en De heer Oosterhoff: Op de 14.000.— verlies sinds 1 Januari 1925 en de overdrachtskosten ad 6.889.50. Als U daar tegenover ziet in de eerste kolom, dan staat daar dat de kostprijs moet worden vermeerderd met dat verlies en dan staat daar een berekening onder, waarbij men komt op een bedrag van 94.210.Spreker weet niet hoe dat bedrag precies in overeenstemming is te brengen met de beide andere bedragen. De heer Fransen (wethouder) antwoordt dat het be drag van 94.210.dat staat in de eerste kolom op bladzijde 454, het bedrag is, waarvoor de Vereeniging voor Volkshuisvesting op dit oogenblik den grond koopt van de gemeente uit het geheele terrein ni. a. w. de waarde van den grond, waarin begrepen de straataan- leg, die daar reeds is, dat is dus die grond, die wordt verkocht voor 8.87, 6.96 en 6.16 per M2. van de drie verschillende blokken voor zoover deze nu be bouwd zijn. De som van 280.973.23 is het bedrag, zooals dit was op 1 Januari 1925, de 14.000.is het geschatte verlies sinds dien datum en het bedrag groot 6.889.50 is voor verschuldigde overdrachtskosten, welke, als de gemeente het terrein overneemt, niet door de Vereeniging voor Volkshuisvesting worden betaald, doch wel ten laste van het terrein moeten komen en de 15.074.605 voor nog aan te leggen trottoirs, slootdem ping en gekapitaliseerd onderhoud. Hierdoor verkrijgt men dan onmiddellijk pl.m. 19000 M2. bouwrijp terrein. Alles te samen genomen kost dan het over te nemen terrein 316.937.335, waarvan 19000 M2. gereed voor bebouwing en 103272 M2. a 1.965 per M2. Spreker vertrouwt dat de heer Oosterhoff hiermede voldoende zal zijn ingelicht. De heer Oosterhoff dankt Burgemeester en Wethou ders voor de gegeven toelichting. Hij was alleen in de veronderstelling dat alle kosten, die iater waren ge noemd, eerst waren gerecapitulariseerd. Dat is ook de verklaring dat spreker moest zoeken naar een toelichting van die twee posten; hij heeft nu begrepen dat die beide bedragen later eenvoudig zijn geraamd, zonder dat de oorzaken in het prae-advies zijn aangegeven. Spreker meende dat eerst, maar waar dit twee bedragen zijn, die eenvoudig zijn geraamd, wil hij heel graag met de mede- deeling van Burgemeester en Wethouders genoegen nemen. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 8 (Agenda no. 9). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de gemeentebegrooting en van de begrooting van het bedrijf der gemeentewerken, beide dienst 1925, in verband met de bij raadsbesluit van 22 September l.l. aangenomen plannen tot verbouwing van het Stadhuis, het voormalig Militair Hospitaal en de panden Gouverncur.ydein 40 en 42. Dit voorstel luidt als volgt Na Uw besluit van 22 September 1.1. overeenkomstig het in bijlage no. 21 opgenomen voorstel voor de inrich ting van het voormalig Militair Hospitaal voor Gemeen tewerken enz., tot aanbouw van een nieuwen stadhuis vleugel en verbouwing van de beide eigendommen der gemeente aan het Gouverneursplein, is er, naar aanlei ding van de aan Gedeputeerde Staten gevraagde goed keuring op de besteding van het voor het eerstgenoemde onderdeel, reeds bij het raadsbesluit vastgestelde bedrag en op de schenking der Onderlinge Brandwaarborg- Maatschappij zoowel mondeling als schriftelijk tusschen dat college eri ons overleg gepleegd. Voor de gewis selde stukken verwijzen wij naar het hierbij overgelegde dossier. Naar aanleiding van onzen laatsten brief, waarin wij nog eens in het kort de motieven herhaalden, die tot de verbouwingsplannen hebben geleid en bij het persoonlijke bezoek van een commissie uit Gedepu teerde Staten genoemd zijn, ontvingen wij het schrijven van dat college van 11 November l.l. Daaruit blijkt dat het geen bedenking heeft tegen het onderdeel de in richting van de Infirmerie tot de in het raadsbesluit onder a genoemde doeleinden (bureaux van gemeente werken, woningtoezicht, -bedrijf en -beurs) voor het bedrag van 18.200.dat daarmede kan worden be gonnen en dat daarna de wijze van dekking dier kosten nader aan het oordeel van Gedeputeerde Staten zal moeten worden onderworpen, „zonder", aldus gaat het schrijven voort, „dat uit deze bewilliging mag worden afgeleid, dat wij ook aan de plannen tot verbouw van het Stadhuis en van de gebouwen aan het Gouverneurs plein en aan de Sint Jacobsstraat, onze goedkeuring hechten. „De vraag of wij die plannen kunnen goedkeuren mee nen wij niet te kunnen beantwoorden, voor wij hebben kennis genomen van de gemeentebegrooting voor het jaar 1926. „Wij meenen goed te doen, daaraan toe te voegen, dat op onze eindoverweging invloed zal worden uitgeoefend door de wijze, waarop de Raad zich voorstelt de kosten dezer plannen te dekken". Op grond van de strekking van dit schrijven is een minderheid in ons college van oordeel, dat terstond met de verbouwing van de Infirmerie moet worden begon nen. Uit wat wij nader van de bedoeling van Gedeputeerde Staten hebben begrepen, hangt de goedkeuring op de dekking van de kosten voor dat gedeelte van de ver bouwing en ook op de latere financiering van de verdere plannen hiervan af, of dezerzijds de aflossing van die verbouwingskosten in zeer korten tijd gedacht wordt. Al zouden er zelfs termen zijn om, met het oog op het gebruik, dat nog verre nageslachten van de voorgeno men ver- en aanbouwingen zullen maken, een veel lan- geren aflossingstermijn van het voor de werken te leenen bedrag dan van de gebruikelijke van 40 a 50 jaren aan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1925 | | pagina 6