4 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 Januari 1926.
matie zat, dat met hun belangen niet heelemaal zou
kunnen strooken. Het is naar aanleiding daarvan, dat ik
graag in de gelegenheid zou worden gesteld om in ge
heime zitting, voordat wij deze zaak gaan behandelen,
eenige vragen omtrent de personeelformatie aan het
college van Burgemeester en Wethouders te stellen. Ik
doe bij dezen het voorstel om, alvorens dit stuk in be
handeling te nemen, in besloten zitting over te gaan.
Wordt in geheime vergadering overgegaan.
Na heropening der openbare vergadering worden,
geen van de leden meer het woord verlangende, de be
raadslagingen gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
7 Agenda no. 8) Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op het adres van H. J. Visser, waarbij
hij in beroep komt van het besluit van Burgemeester
en Wethouders houdende weigering van de gevraagde
vergunning tot het bouwen van twee woonhuizen aan
de Tjerk Hiddesstraai, hoek Groningerplein.
Dit prae-advies luidt als volgt
In eene afwijzende beschikking op een verzoek om
bouwvergunning voor twee woonhuizen aan de Tjerk
Hiddesstraat, hoek Groningerplein, heeft H. j. Visser,
alhier, aanleiding gevonden hiervan bij adres van 18
November 1925 bij den Raad in hooger beroep te komen,
welk adres den 24 November d.a.v. in onze handen is
gesteld om prae-advies. Waar het hier betreft een stads
gedeelte, dat bij het binnenkomen in de gemeente van
den oostkant ongetwijfeld de aandacht trekt, heeft ons
college gemeend zijn oordeel te moeten toetsen aan dat
der commissie, bedoeld in art. 70, lid 2, der Bouwver
ordening. Een schrijven van 21 December geeft uitvoerig
de meening dier commissie weer; hieruit blijkt dat zij
zich op het standpunt gesteld heeft dat niet zonder meer
op aesthetische eischen gelet moet worden, doch ook
op de behoefte in de gemeente aan huizen van een be
paalde grootte.
Eene goede oplossing zou zijn te verkrijgen door
evenwichtige aansluiting van het bestaande hooge huis
aan het Groningerplein aan de te bouwen woningen,
daar, zooals de commissie opmerkt, de smalle strook,
die terzijde van het bestaande huis open is gebleven,
goede vrijstaande bebouwing uitsluit, welke oplossing
evenwel samenwerking der eigenaren noodzakelijk
maakt, doch ons met eenigen goeden wil der betrok
kenen zeer goed uitvoerbaar lijkt. Uit het aangehaalde
advies volgt derhalve, dat de commissie van oordeel is,
dat het ontwerp, zooals het aangeboden is, met het oog
op de omgeving inderdaad niet aan de te stellen eischen
van welstand voldoet, zoodat wij de eer hebben U voor
te stellen te besluiten het beroep van H. J. Visser tegen
het besluit van Burgemeester en Wethouders van 5
November LI. no. 3980/1466 te verwerpen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Posthuma gelooft dat de leden van den Raad
hier voor een heel moeilijke zaak zijn geplaatst. De
plaatselijke Schoonheidscommissie geeft een heel kort
advies, dat eigenlijk niets zegt en de hoogere Schoon
heidscommissie geeft een zeer uitvoerig verslag, waar
uit spreker eigenlijk de conclusie moet trekken dat die
commissie niet op de hoogte is, dat zij den plaatselijken
toestand niet kent en dat zij ten slotte wil afwachten
om te trachten iets te vinden, wat niet te verkrijgen is.
Zij beroept er zich op dat er medewerking moet komen
tusschen de betrokken personen, maar waar in de vorige
raadszitting, althans uit de stukken is gebleken, dat er
van medewerking van de betrokken personen geen
sprake is, integendeel, dat er tusschen die personen een
eenigszins gespannen verhouding bestaat, gelooft spr.
dat het advies van de hoogere Schoonheidscommissie
geen waarde heeft.
Wij staan nu voor het feit: wat moet er nu gebeuren?
Burgemeester en Wethouders adviseeren het beroep van
Visser te verwerpen, maar spreker gelooft dat de toe
stand zoo is, dat dan iedere aanvraag, die voor dat stuk
grond zal komen, zal moeten mislukken. Daar is een
fout gemaakt of eigenlijk zijn daar in de afgeloopen 5
jaar twee fouten gemaakt. In de eerste plaats-is het stuk
grond, dat wordt gevormd door de Tjerk Hiddesstraat,
de Camminghastraat en het Groningerplein verkeerd
versneden; het stuk, waarop het huis van den directeur
der Gemeentewerken is gebouwd, is er zoo vreemd
tusschen uit genomen, dat beide terreinen, die ter weers
zijden daarvan liggen, geheel zijn versneden en daar
door bijna waardeloos zijn. Dan is op dit terrein een
huis gebouwd, dat daar ten eenenmale niet past; daar
is een landhuis gezet en dat hoort daar niet. Waar die
feiten zijn geschied, is het onmogelijk daar tot een aan
bouw te komen, waarmee ten opzichte van den bouw
als zoodanig één geheel zal worden gevormd; men zal
altijd weer op de moeilijkheden stuiten, waarop ook de
heer Visser bij zijn pogen stuit.
Waar nu het betrokken terrein daar reeds 4 of 5 jaar
ligt, zonder dat iemand den moed heeft gehad het daar
mee aan te durven en de gemeente daardoor natuurlijk
schade lijdt en waar er thans een gelegenheid is om
dat terrein te kwiteeren, al is het dan niet, zooals men
het graag zou willen, daar zou spreker, in strijd met het
prae-advies van Burgemeester en Wethouders, willen
voorstellen het beroep van Visser aan te nemen, waar
om hij dus tegen het prae-advies zal stemmen.
De Voorzitter wil opmerken dat, toen het advies van
de hoogere Schoonheidscommissie inkwam, het idee
van Burgemeester en Wethouders was dat die commis
sie zich op een werkelijkheidsstandpunt heeft gesteld
en dat zij geen theoretische beschouwingen de wereld
in gestuurd heeft, waaraan, hoe mooi die soms ook
mogen zijn, men in de practijk niet altijd veel heeft. De
hoogere Schoonheidscommissie heeft zich wel degelijk
op het standpunt der werkelijkheid geplaatst; er is nu
eenmaal een verkaveling van de terreinen, die door
straten zijn begrensd, het hoogere huis is daar nu een
maal en dus zal men moeten trachten een oplossing te
vinden, die daar zoo goed mogelijk past. De commissie
geeft den weg daartoe aan, n.l. door daar niet een open
bebouwing te maken, maar aan den zij-ingang van het
huis van den directeur de muur op te trekken en daarin
een soort poort te maken, waardoor men voor het oog
een gesloten bebouwing zal krijgen. Verder zijn dan
nog een paar, op zichzelf kleine, veranderingen aange
geven; o. a. zal de bovendorpel even hoog moeten ko
men als die van de correspondeerende ramen van de
bovenverdieping van het bestaande huis, terwijl over
het geheel iets hooger zal moeten worden gebouwd en
het dakschild, wat den vorm betreft, iets meer zal moe
ten aansluiten bij dat van den buurman. Dat zijn op
zichzelf echter kleine kwesties. Daardoor zal dan een
aaneensluitend geheel worden verkregen, een bebou
wing met een voor het oog aaneengesloten bouwlijn en
dit lijkt Burgemeester en Wethouders een goede op
lossing. Zij stellen daarom voor het verzoek dat de heer
Visser oorspronkelijk heeft gedaan een oplossing,
die volgens deze commissie daar niet goed is af te
wijzen. Dan willen zij den heer Visser in kennis stellen
met het advies van de hoogere Schoonheidscommissie
spreker vermoedt intusschen dat de heer Visser dat
ook al weet en dan zal men moeten trachten of het
niet mogelijk is dat de beide eigenaren van de twee
perceelen samenwerken om een bebouwing te krijgen,
waarbij alles werkelijk aan aesthetische eischen voldoet.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 Januari 1926. 5
De tegenwoordige bewoner van het bestaande perceel
zal daardoor niet gehinderd worden, het gebruik van
zijn woning blijft er precies hetzelfde om en waar spr.
gelooft dat die bewoner iemand is, die nog al voor
aesthetica gevoelt, meent hij dat die persoon hier moei
lijk iets tegen kan zeggen. Hij krijgt er geen last van
en de aesthetica is er mee gediend; zóó zou het dus
kunnen.
Burgemeester en Wethouders stellen zich dus voor
dat de heer Visser of het college van Burgemeester en
Wethouders misschien is het beter dat de heer Visser
het zelf doet overleg pleegt met den eigenaar van
het bestaande pand en tracht de oplossing te krijgen,
zooals die door de hoogere Schoonheidscommissie is
aangegeven. Als die oplossing er is, geven Burgemees
ter en Wethouders bouwvergunning, maar voor het
plan, zooals dat op het oogenblik is ingediend, zal geen
vergunning moeten worden gegeven de heer Visser
kan een ander plan indienen.
Mocht echter de noodige samenwerking absoluut niet
zijn te krijgen, dan zal het van het nadere plan, dat de
heer Visser indient, afhangen of Burgemeester en Wet
houders bouwvergunning zullen geven.
De zaak komt dus hier op neer dat Burgemeester en
Wethouders voorstellen dat een bouwvergunning op het
ingediende ontwerp niet door den Raad zal worden ver
leend, maar dat hun gebleken is dat op een betrekkelijk
eenvoudige wijze aan de hand van het advies der hoo
gere Schoonheidscommissie een goede oplossing is te
krijgen en dat Burgemeester en Wethouders van plan
zijn in die richting te werken.
De heer Ij. de Vries kan grootendeels de bezwaren
van den heer Posthuma deelen, maar meent dat er nog
meerdere bezwaren zijn. Het spijt hem dat wij hier geen
zekerheid kunnen krijgen hij had hoop gehad dat
Burgemeester en Wethouders die eenigszins zouden
geven dat de bewoner van het bestaande perceel
toestemming zou geven dat aan zijn gevel gebouwd
wordt. Spreker meent dat de tegenwoordige bewoner
aan het Groningerplein nog :E 1 M. grond naast zijn
huis in erfpacht bezit. Waar de gemeente daar dus geen
recht op heeft, zou hij dien grond moeten 'afstaan. In de
tweede plaats zou hij moeten toestaan dat in zijn be
staande muur gebroken en gebouwd wordt. Verder zal
het gevolg ook zijn dat de heer Visser een huis zal moe
ten bouwen, dat meer kost dan nu, wat zijn bezwaren
heeft. Hij zal het huis meer omhoog moeten trekken,
waardoor de kosten weer hooger worden en het wel
licht moeilijker zal worden er een kooper voor te krijgen.
Het eigenaardige is dat Visser hierdoor voor groote
moeilijkheden zal kunnen komen te staan. Toen hij dit
terrein heeft aangevraagd, heeft hij daarvoor zijn stuk
ken ingediend en als spreker zich goed herinnert, dan
zijn die stukken eerst door het gemeentelijk Bouw- en
Woningtoezicht goedgekeurd en heeft Visser daarna het
terrein in erfpacht geaccepteerd. En nu na die goed
keuring door het gemeentelijk Bouw- en Woningtoe
zicht, waarop Visser het terrein accepteerde, komt de
Schoonheidscommissie en keurt den gevel af. Het ge
volg kan nu worden dat Visser dat terrein heeft, maar
het niet kan gebruiken, omdat hij door de wijze, waarop
hij wordt genoodzaakt het huis te bouwen, waardoor
hij het huis te duur zal moeten verkoopen, den bouw
niet aandurft. Dan blijft het terrein braak liggen en
voor wie is dan de schade? Het wordt dan toch voor
Visser een geval van overmacht.
Het is een heel moeilijke kwestie. Spreker vreest dat
de naastleger niet zijn toestemming zal geven en hij had
graag gewild dat Burgemeester en Wethouders dezen
eens hadden gepolst of hij zijn toestemming wel zou
geven. Wordt die gegeven, dan gelooft spreker ook wel
dat wij zouden kunnen zeggen dat dit de beste oplos
sing is, maar als dat niet gebeurt, dan zal Visser er
toch andere woningen moeten bouwen en dan zijn wij
weer even ver, omdat er dan weer met de aesthetica niet
voldoende rekening wordt gehouden. Het is een buiten
gewoon moeilijke kwestie; eensdeels kan spreker mee
gaan met het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders, omdat daardoor misschien iets beters zal zijn te
bereiken, maar het is ook mogelijk dat er niets mee
bereikt wordt en dan zou spreker liever hebben dat het
terrein dan toch maar werd bebouwd. Hij zou daarom
graag meer inlichtingen willen hebben, alvorens hij zijn
stem bepaalt.
De Voorzitter wil den heer IJ. de Vries eerst even
antwoorden op de kwestie van die 1 M. afstand, waar
omtrent de heer De Vries verkeerd is ingelicht. De toe
stand is zoo, dat aan de westzijde van het bestaande
huis een strook grond ligt ter breedte van ongeveer 1
M., die toegang geeft naar de achterdeur van het huis,
een open steeg dus. Nu redeneert de hoogere Schoon
heidscommissie als volgt. Die open steeg ligt daar naast
den grond, als men dus aan den anderen kant van de
steeg daar een huis tegen aanbouwt, blijft die steeg van
1 M. open en dan wordt het een inkijk. Waar nu deze
bebouwing het Groningerplein aan de eene zijde moet
begrenzen en het terrein daar te klein is voor een open
bebouwing, omdat de afstand tusschen de huizen te
kort is, tracht een gesloten bebouwing te krijgen. Het
was het beste geweest maar dat kan nu niet meer
wanneer daar een driedubbele villa of een driedub
bel huis was gebouwd, dat het Groningerplein aan de
eene zijde geheel afsloot. Het huis in het midden staat
er nu en nu moet er aan weerszijden nog een naast
komen. Aan den eenen kant springt de voordeur van
het bestaande huis wat terug, daar kan men wel direct
tegen aan bouwen, maar aan den anderen kant houdt
men, doordat daar nog 1 M. grond ligt, een inkijk tot
boven aan toe; daardoor zullen die twee huizen ge
scheiden worden door een open steeg en dat zal afbreuk
doen op het gezicht op een gesloten bebouwing vanaf
den Groningerstraatweg. Welnu, zegt de hoogere
Schoonheidscommissie, moffel die 1 M. weg, laat die
liggen, maar metsel aan den voorkant een muur tusschen
de huizen en maak daar een poort in. Dan is de inkijk
weg, dan blijft die strook grond we! liggen, maar dan
worden de huizen verbonden door een ioozen muur en
dan zullen de menschen vanaf den Groningerstraatweg
denken dat het één blok is. Men laat dan dus de steeg
van 1 M. tusschen de huizen liggen, het verschil voor
den bewoner van het bestaande pand is alleen, dat hij
dan door een poortdeur naar binnengaat en nu door
een tuindeur voor een steeg.
Dat is de eenige oplossing voor den heer Visser cn
dat leek Burgemeester en Wethouders een heele goede
oplossing toe. De bewoner van het bestaande pand zal
er absoluut geen last van hebben, want hij blijft zijn
steeg houden.
Wat betreft het even hoog leggen van den bovendorpel
als die van het bestaande pand, dit scheelt niet zooveel
met het ingediende plan en spreker gelooft dat adres
sant daar ook niets geen bezwaar tegen heeft en dat
deze ook geen bezwaar heeft om een verbinding tus
schen de beide panden te maken. Van adressant zal het
dus niet afhangen.
Nu zouden Burgemeester en Wethouders willen af
wachten of de andere partij ook wil meewerken tot het
tot stand brengen van deze oplossing. Zij hadden van
deze al antwoord gewacht, maar dat is er nog niet; de
wethouder Fransen heeft er met hem wel globaal over
gesproken, maar er is nog geen antwoord ingekomen.
Burgemeester en Wethouders kunnen dus niet zeggen:
zooals de hoogere Schoonheidscommissie adviseert,
zal het gebeuren, maar spreker gelooft niet dat adres
sant daar bezwaar tegen heeft, hij gelooft dat deze van
zijn kant daartoe wel zal willen meewerken.
Dan heeft de heer Ij. de Vries ook gezegd dat de
stukken van Visser al reeds waren goedgekeurd door