8 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Januari 1926.
handel, terwijl een aantal werkloozen op de hoeken
van de straten stonden te kringetjesspuwen en zij graag
de zaak hadden willen opknappen. Daaruit blijkt dat
door het gemeentebestuur in dien zin heel wat had
kunnen worden gedaan.
Waar het nu in het belang van de gemeenschap is
dat niet een groot aantal arbeiders, wanneer het econo
misch leven weer in wat beter stadium komt, tot paupe
risme zal zijn vervallen dat de gemeenschap daar
belang bij heeft, zal ieder wel erkennen meent spre
ker dat, wanneer deze zaak ter afdoening in handen
van Burgemeester en Wethouders wordt gesteld zij zoo
spoedig mogelijk moeten trachten, in het belang van
de gemeenschap en van de betrokkenen, tot uitvoering
van de verschillende werken over te gaan. Men zal
zeggen dat de centen daarvoor er niet zullen wezen,
maar spreker wil er dan op wijzen dat, als daarvoor
centen moeten wezen, er dan wel wegen zijn te bewan
delen om die te krijgen, omdat het is in het belang van
de gemeenschap.
Ten slotte wil spreker er op wijzen dat hij hier niet
alleen spreekt namens zichzelf, maar als de woord
voerder van zijn fractie, die hier een sterke vertegen
woordiging heeft in den Raad en hij hoopt dan ook dat
de woorden, die hij heeft gesproken, door Burgemeester
en Wethouders in ernstige overweging zullen worden
genomen, als zij aanstonds dit adres ter afdoening tot
zich zullen nemen.
De heer lj. de Vries zou, na het laatste wat de heer
Muller heeft gezegd, nu toch ook wel graag een paar
woorden willen zeggen. Hij had eerst gedacht dat de
heer Muller namens zichzelf sprak, maar nu deze ver
klaart namens zijn fractie te spreken, verwondert het
spreker sterk dat hij niet komt met meer gedocumen
teerde voorstellen. Als hij spreekt over den Hariinger-
en den Dokkumertrekweg, dan is dit misschien een
kwestie, waar een 25 man een 3 weken werk zullen
hebben en als hij wijst op de crisis, dan bedoelt hij
daar waarschijnlijk mee de malaise. Maar de heer Muller
moet niet vergeten dat de winter het onmogelijk heeft
gemaakt de nieuwe haven te graven, dat hier overmacht
bestaat, waar de Raad en het college niets aan kunnen
doen. Het komt spreker voor dat, als men over zooiets
wil spreken, men dan met beter gedocumenteerde voor
stellen moet komen of anders beter doet te zwijgen.
De heer Fransen (wethouder) meent naar aanleiding
van het gesprokene door den heer Muller een enkele
opmerking te moeten maken. Spreker hoort dat de heer
Muller zegt dat het Dagelijksch Bestuur er niet vol
doende van doordrongen is te moeten zorgen voor vol
doende werkgelegenheid voor de menschen, die snakken
naar werk. Spreker gelooft dat dit verwijt niet juist is.
Als wij weten dat in de laatste weken zijn aanbesteed
maar door den winter nog op uitvoering wachten
de aanbouw aan het Stadsziekenhuis, de kademuur aan
den Sneekertrekweg, een stratenplan Achter de Hoven,
een stratenplan voor de 151 woningen, de bouw van
de 151 woningen zelve, haven voor woonschepen en
de paalfundeering met gewapend beton voor de nieuwe
school aan de Leeuwrikstraat, allemaal werken, waar
van de uitvoering nu wacht op een betere weersgesteld
heid, maar waarmee men toch zooveel mogelijk is be
gonnen, dan kan dat verwijt toch niet juist worden ge
noemd. Burgemeester en Wethouders hebben juist
willen zorgen voor den winter zooveel mogelijk werk
aan te besteden, opdat er in den winter zooveel mogelijk
werk zou zijn, maar zij zijn nu door de natuurgesteld
heid verhinderd te doen, wat zij meenden te kunnen
doen.
De heer Muller: Het schijnt dat, als van deze zijde
voor een bepaald soort menschen in de bres wordt ge
sprongen, het dan de heer IJ. de Vries moet zijn, die
dat moet tegenwerken. Wij zijn daar zoo langzaam aan
al aan gewoon geraakt, het verwondert ons dus niet dat
dit lid hier heden middag op deze wijze het woord
voert. Als de heer De Vries echter geluisterd had, zou
hij weten dat spreker ook nog wat anders heeft genoemd
als de beide wegen, n.l. de voorbereiding van den aanleg
van het Oosterplantsoen, dat reeds jaren lang op het
uitbreidingsplan staat en waar heel wat menschen in te
werk gesteld zouden kunnen worden.
De heer Fransen zegt dat spreker eenigszins onge
lukkig is als hij zegt dat er niets is uitgevoerd, maar
het is juist sprekers grief tegen het college dat al die
dingen, welke de wethouder noemt, veel te laat zijn
voorbereid. Met de 151 woningen, waaromtrent hier
verleden jaar Mei al een beslissing is genomen, had
men lang voor den winter reeds de zaak in orde kunnen
hebben en mee kunnen beginnen als men daarmee
eenmaal aan den gang is, blijft men daarmee aan den
gang, al stagneert het werk wel eens even, maar als
daarmee in den winter nog moet worden begonnen,
dan wacht men een beteren tijd af. Zoo zijn er nog
verschillende andere zaken; het vorig jaar is een beslis
sing genomen omtrent de speelplaats bij bewaarschool
no. 5, maar de zaak ligt daar nog net zoo, spreker wil
ook wijzen op het huis op den hoek tegenover het zie
kenhuis, dat daar nog staat, ofschoon reeds in den
herfst daaromtrent een beslissing is genomen. Dat zijn
allemaal dingen waarmee, als zij tijdig waren voor
bereid, in den herfst had kunnen worden begonnen en
daarbij hadden dan heel wat menschen, die nu met de
handen in de zakken loopen en op een paar centen steun
zijn aangewezen, dezen winter werk kunnen vinden.
Spreker hoopt dat hij nu begrepen is en dat de heer
IJ. de Vries ook zal hebben begrepen dat spreker recht
had, ook namens zijn fractie, te spreken zooals hij deed.
Hij hoopt nogmaals dat Burgemeester en~Wethouders,
gezien het feit dat hier zoo'n groot aantal werkloozen
is, die graag willen werken en wachten op werkgelegen
heid, zoo spoedig mogelijk stappen zullen doen om tot
verbetering van den toestand te komen.
De heer Fransen (wethouder) zegt dat de paar pun
ten, die de heer Muller nu noemt, wel waar zijn, maar
dat hij die niet mag noemen als een verwijt aan Burge
meester en Wethouders. De heer Muller noemt het eerst
de 151 woningen, waarvan het voorstel in het laatst
van Mei van het vorig jaar is aangenomen. Maar als
hij op de hoogte is, kan hij weten dat het vreeselijk lang
heeft geduurd voordat dit plan was goedgekeurd, voor
dat men daaromtrent met Gedeputeerde Staten tot
overeenstemming was gekomen, dus voordat men tot
den bouw kon overgaan. Er is zelfs door Burgemeester
en Wethouders gezegd dat er aan deze zaak zooveel
mogelijk moest worden doorgewerkt, ook al was de
goedkeuring er nog niet, opdat men na de goedkeuring
er onmiddellijk mee zou kunnen beginnen. Dat is ook
gebeurd, het werk is direct daarna aanbesteed, omdat
alles intijds was gereed gemaakt. Burgemeester en Wet
houders kunnen er echter niet zoo maar mee laten be
ginnen. als er nog geen goedkeuring is.
Wat het gebouw tegenover het ziekenhuis betreft,
is het aan het college bekend dat tot op dit oogenblik
de overdracht nog niet heeft plaats gehad, dat de acte
nog niet is gepasseerd. Toch heeft het college gezegd
dat, waar het betrekkelijk besluit verleden jaar reeds
is gevallen, Gemeentewerken met die zaak moest door
gaan en daarvoor een plan moest maken. Burgemeester
en Wethouders trachten dus steeds door te werken en
dus moet men het college niet dergelijke verwijten doen.
Den Voorzitter verwondert het dat nu speciaal deze
punten naar voren worden gebracht in verband met de
werkloosheid; als men er van overtuigd was dat het
college voortdurend in slaap is, met de handen in de
zakken zit en niets doet, had men die punten ook naar
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Januari 1926. 9
voren moeten brengen zonder dat de werkloosheid aan
de orde was. Spreker krijgt nu zoo het idee dat zij naar
voren worden gebracht ter wille van de werkloosheid.
Het college doet zijn plicht of het doet zijn plicht niet;
doet het die niet, dan zullen Burgemeester en Wethou
ders de eersten zijn die toegeven dat daarop aanmerking
kan worden gemaakt, maar dan moet men dat niet doen
als er toevallig een motie inkomt van de werkloozen.
Zoo is het ook met het sneeuwopruimen, dat alleen
kan gebeuren omdat het vuil is, maar niet om de men
schen aan werk te helpen; als men dat systeem zou toe
passen, zou het gemeentebestuur zich toch op een ver
keerden weg begeven. Wil men dus aanmerkingen
maken op het beleid van Burgemeester en Wethouders,
goed, maar dat behoort dan niet ter wille van de werk
loosheid te worden gedaan.
Bovendien gelooft spreker niet dat deze menschen
aan werk zouden worden geholpen; bij al de genoemde
werken gaat het niet om deze werkloozen, dat zijn die
van de werkverschaffing. Spreker geeft direct toe dat
een zeker percentage van hen wel werkzaam zou kun
nen worden gesteld bij dergelijke werken, maar hij
heeft toch de heilige overtuiging dat, al waren al deze
werken in uitvoering, toch verreweg het grootste per
centage van die menschen op de werkverschaffing zou
blijven. Het gaat er hier niet om den goeden timmer
man, stucadoor of grondwerker aan werk te helpen,
maar het gaat hier om de groote meerderheid, die ge
regeld op de werkverschaffing is en de heeren weten
ook wel dat een goede timmerman, metselaar, enz.
nooit of haast nooit op de werkverschaffing komt. Er
is al zoo dikwijls bij Burgemeester en Wethouders over
geklaagd dat die menschen ander en beter werk moeten
hebben en Burgemeester en Wethouders voelen dat ook
net zoo goed als de heele S. D. A. P.-fractie, doch spr.
heeft steeds, ook nu weer tegen de afgevaardigden van
de werkloozen, gezegd wijs mij een passend werk,
waar die menschen een behoorlijke daghuur kunnen
verdienen. Die dat kan zeggen, komt bij Burgemeester
en Wethouders in een lijstje. Het gaat er om ander
werk voor de ongeschoolde arbeiders te vinden, spreker
herhaalt: wijs mij eens een werk, zooals het graven van
de haven het park is niet een idee van den heer
Muller, maar reeds lang in het college besproken; spr.
zou dat anders niet zeggen, maar wil er alleen op wijzen
dat de kwestie van het park ook in de vergadering van
Burgemeester en Wethouders is besproken een werk
dus, waar menschen, die niet een bepaald vak kennen,
een behoorlijk stuk brood kunnen verdienen. Hadden
wij hier maar heidevelden, die ontgonnen konden wor
den, dan kon op die manier nog behoorlijk werk ver
schaft worden.
Het is niet alleen dit gemeentebestuur dat op deze
stoelen zit, dat met dit vraagstuk heeft te kampen, maar
als men de discussies van jaren her naleest, dan ziet
men dat het altijd een groote moeilijkheid is geweest
om de ongeschoolde arbeiders, die in den zomer dit en
dat doen, in den winter door behoorlijken arbeid aan
een behoorlijk stuk loon te helpen. Dat is de moeilijke
vraag, die Burgemeester en Wethouders nu ook nog in
een conferentie met de Armenkamer zullen bespreken
en wanneer iemand voor dit moeilijke probleem niet
alleen voor Leeuwarden, maar ook voor andere, met
Leeuwarden gelijk te stellen, plaatsen een oplossing
wist, waren we al een heel eind verder.
De heer Muller merkt op dat de Voorzitter nu gaat
zeggen dat het nu naar aanleiding van deze motie is
dat spreker zijn opmerkingen heeft gemaakt. Natuurlijk,
waar er niet altijd aanleiding is om dergelijke dingen
naar voren te brengen, wordt er zeer zeker wel eens
gewacht op het een of ander adres, waarbij men ze wèl
ter sprake kan brengen, dat weet de Voorzitter ook wel.
De Voorzitter zegt: de heer Muller moet dan den weg
maar wijzen om voor dergelijke menschen werk te vin
den. Als er echter voor de werken, die de Voorzitter
bedoelt, geschoolde arbeiders noodig zijn, zooals de
Voorzitter zegt, dan weet deze toch ook wel dat bij al
de werken, die door spreker en van de tafel van Bur
gemeester en Wethouders zijn genoemd, reusachtig veel
grondwerkers plaats kunnen vinden, dat daarbij niet
alleen geschoolde maar ook ongeschoolde krachten
werk kunnen vinden. En ook al is daar een gedeelte
geschoolde krachten bij, dan brengt dat toch een op
schuiving mee, dan wordt er toch verdiend en daar komt
het toch per slot van rekening op aan. Verder blijft spr.
bij zijn standpunt dat, als de voorbereiding van de ver
schillende door hem genoemde werken in den vroegen
nazomer beter was aangepakt en men had gezegd: wij
zullen trachten dat de menschen er voor den winter mee
bezig zijn, heel wat menschen, die nu de werkverschaf
fing bezoeken, dan aan het werk hadden kunnen wor
den geholpen.
Wat betreft het argument, dat het idee van het park
niet van hem is, wil spreker opmerken dat hij toch weet
dat het Oosterpark al zoo lang op het uitbreidingsplan
staat, dat hij het niet verkeerd achtte die zaak hier in
den Raad naar voren te brengen en er op te wijzen dat,
waar werk zoo noodzakelijk is, dit werk ook kan wor
den uitgevoerd. Hij hoopt althans dat het college van
Burgemeester en Wethouders, nu hij hoort dat dit met
het Burgerlijk Armbestuur de kwestie nog eens onder
de oogen zal zien, zal trachten om zoo spoedig moge
lijk in dezen geest een oplossing te vinden.
De heer Beekhuis (wethouder) zou den heer Muller
een vraag willen doen naar aanleiding van wat eenigen
tijd geleden ten aanzien van de haven is geschied. Spr.
meent dat de sociaal-democratische fractie, namens
welke de heer Muller het woord voert, zich er toen
tegen heeft verzet dat deze werkloozen zouden worden
te werk gesteld bij het graven van de haven en dat die
fractie toen wenschte dat dit werk speciaal door uitge-
trokkenen zou worden verricht en niet door deze werk
loozen. Is de fractie in dat opzicht thans van standpunt
veranderd? Spreker meent uit de woorden van den heer
Muller te moeten opmaken dat deze thans wenscht dat
het plantsoen zal worden gemaakt niet voornamelijk
door uitgetrokkenen maar door de werkloozen van de
werkverschaffing. Indien de bedoelde fractie in dezen
van standpunt is veranderd, zou het goed zijn dat wij
dat dan nader vernemen.
De heer Muller De heer Beekhuis noopt mij nog
maals het woord te vragen. Met de kwestie van de
haven was het eenigszins anders als de heer Beekhuis
het voorstelt. Wij hebben toen gezegd dat daarbij in
de allereerste plaats de uitgetrokkenen van de werk-
loozenkas moesten worden te werk gesteld en, als er
dan nog gelegenheid was, daarbij ook anderen zouden
komen. Als dat hij het plantsoen ook het geval zal
wezen, als die zaak op dezelfde wijze zal worden aan
gepakt, is althans de sociaal-democratische fractie wel
tevreden.
De beraadslagingen worden gesloten.
De motie wordt in handen van Burgemeester en Wet
houders gesteld ter afdoening.
5. adressen van M. Vermeulen, voorzitter van den
Frieschen Bond van Hotel-, Café- en Sociëteithouders
en van de vereeniging tot bevordering van Vreemde
lingenverkeer te Leeuwarden, verzoekende de verorde
ning, houdende verbod van den verkoop van sterken
drank in het klein op Zaterdagnamiddag en op Zondag,
in te trekken.
Worden-gevoegd bij de stukken, die onder punt 8 der
agenda voor heden aan de orde zijn gesteld.
6. adres van D. Rauwerda, alhier, om de open