Vergadering var Dinsdag 23 februari 1326.
■n fP
'i
jji.i'iS
I
Uli
1
M
i,i. t
1; Ui
1
- - yt'fr~^
ÈÈÊËËÊBitSÊ? h
-•*. rjr~
34 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Februari 1926.
kort geleden aan den Raad in een geheime vergadering,
die hij nu niet nader zal aanduiden, meegedeeld; het
is gebeurd dat een tonnenwagen terug kwam met 20
tonnen, die niet verwisseld waren en dat de werklui
alle moeite deden om dat geheim te houden. De op
zichter kreeg het echter in de gaten en zoo is dat aan
den dag gekomen. Spreker heeft dat geval toen als
curiositeit in het college meegedeeld maar dat is den
Burgemeester zeker ontschoten daarbij de nieuwe
toepassing meteen meegedeeld; het bleek echter dat die
toepassing te stram werkte. Sedert dien tijd is er even
wel de hand aan gehouden. Spr. heeft den directeur op
gemerkt: veronderstel dat er een klein kwantum verwis
selingen niet is geschied, doordat de menschen niet thuis
waren en er ook onder zijn die het goed vinden, er loopen
er toch ook onder die het niet goed vinden; het is in ieder
geval buiten kijf dat de menschen niet tegen de leiding
mogen ingaan en wanneer het ooit ter wereld weer
gebeurt, zult U, hoe ongaarne ook, daarvoor nood
zakelijk moeten straffen. De diercteur heeft daarop
gezegd: dan mag ik ze wel allemaal straffen, want het
is een taktiek, die al jaren wordt toegepast en waarop,
wat moeite ik ook doe, gewoon geen controle is te
houden; wanneer men er op toekijkt passen zij wel op.
Flet is zelfs gebeurd dat een ton van den wagen werd
genomen, door een steeg naar de W. C. werd gebracht
en dat de menschen er buiten op de plaats bij het huis
een beetje mee om mierden en er dan triomfantelijk
mee terug keerden om zich een houding te geven dat
zij hun werk gedaan hadden. Meer zal spreker er niet
aan toevoegen. Hij kan de verklaring van den Burge
meester geheel onderschrijven en ook de conclusie van
de Gezondheidscommissie.
De heer IJ. de Vries zou niet diep willen ingaan op
de kwestie, die aan de orde is. Hij moet eerlijk zeggen
dat, als door den directeur van een onzer gemeente
bedrijven wordt gezien dat er is te bezuinigen, hij dat
dan te allen tijde zal toejuichen. Maar als daarbij dan
andere zaken in het gedrang komen, kan men daarover
een vraag stellen. Het verheugt spreker nu dat de inter
pellatie van den heer Dijkstra naar voren is gekomen
en veel van wat deze heeft gezegd, kan hij onder
schrijven. Aan deze zaak is echter nog een andere vraag
verbonden, n.l. deze. Waar nu, zooals blijkt uit het stuk
van den directeur, reeds jaren lang de maatregel is
toegepast dat de verwisseling in sommige huisgezinnen
om de 14 dagen geschiedt, hoe komt het dan, als het
huisgezin met een persoon vermeerdert Spreker stelt
deze vraag: nu is administratief uitgemaakt hoe groot
een huisgezin is, maar blijft dan voortaan ook admini
stratief uitgemaakt hoe groot zoo'n huisgezin wordt?
Men kan daar wel om lachen, maar spreker kan de
verzekering geven dat het hem deze week is gepas
seerd
De Voorzitter: Nu, mijnheer De Vries
De heer IJ. de Vries Ja, zoodra de menschen
begrijpen dat zij iemand moeten laten uitspreken. De
heeren lachen wel, maar zij weten niet waarom zij
lachen; spreker vindt dat betrekkelijk kinderachtig. Hij
komt hier voor het belang van onze burgers op
Spreker heeft dan deze week een loop mogen maken
naar het bevolkingsregister en heeft daar juist in ver
band met de tonnenwisseling gezegd: het is mij van
de week juist aangezegd en ik heb het hier verleden
Dinsdag al opgegeven, dus had nu Maandag mijn ton
moeten worden omgewisseld; dat is niet gebeurd, niet
tegenstaande men reeds een week weet dat mijn huis
gezin is vermeerderd. Men heeft spreker daar toen
gezegd: loopt U dan even naar de Heerestraat, waarop
spreker heeft geantwoord: dank U, ik ben geen loop
jongen voor de gemeente of voor een gemeentedienst;
als men administratief uitmaakt hoe groot mijn gezin is,
dan moet men daarmee ook maar administratief op de
hoogte blijven. In dat geval zal echter de afdeeling
bevolking iederen dag aan de Reiniging moeten op
geven, zoo groot is dat en dat gezin, tenzij de gemeente
raad uitmaakt dat men zelf, behalve naar het bevolkings
register, ook nog naar de Heerestraat moet loopen. Het
is juist deze vraag, die spreker hier aan de orde wilde
brengen en de heeren, die willen lachen, moeten het
nu doen. Spreker wil er tegen op komen dat men zonder
een bepaalde verordening den gemeentenaren meerdere
verplichtingen oplegt, dan nu reeds bestaan.
De heer Dijkstra merkt nog op dat het antwoord van
den Voorzitter duidelijk genoeg is en dat dit heel wat
scheelt bij het antwoord van den wethouder. Spreker
heeft er zich over verwonderd dat men van morgen in
de wijk, waar hij woont, eenvoudig nog met de mede-
deeling omtrent de 14-daagsche wisseling kwam, zoodat
het toch wel zin had, hier te zeggen wat spreker heeft
gezegd.
De heer K. de Boer zou ook een opmerking willen
maken, meer over het bedrijf dan over de bedrijvigheid.
Hij heeft met groote verwondering gehoord wat de
directeur van de Reiniging in dat stuk aan den wet
houder meedeelt. Spreker is er voor dat met het perso
neel van de bedrijven het grootst mogelijke overleg
wordt gepleegd omtrent den dienst, maar hij is er even
sterk tegen dat het personeel van een bedrijf zijn werk
taak zelf regelt en dat de directeur, als de gehoorzame
dienaar, de maatregelen, door het personeel genomen,
sanctionneert. Spreker vindt dat een zeer ernstig feit
en hij hoopt dat Burgemeester en Wethouders die feiten
en feilen den kop zullen indrukken. Het had op den weg
van den directeur gelegen om, toen de menschen met
een half leege wagen terug kwamen, te zeggen ga
daarmee terug en zorg dat die tonnen op de plaats ko
men, waar zij behooren. Spreker weet niet of dit ge
beurd is, maar het blijkt uit de feiten wel dat het niet
gebeurd is. Dat is naar zijn meening de fout van den
directeur geweest.
De heer Lautenbach (wethouder) meent toch dat er
een misverstand is tusschen den heer Dijkstra en hem.
Er is niet een verschil te constateeren tusschen den Bur
gemeester en spreker, maar spreker is het met den
Burgemeester volmaakt eens. Hij heeft ten overvloede
nog de conclusie van de Gezondheidscommissie voor
gelezen, waar hij ook mee instemt, dus een verschil
bestaat er niet.
Wat de heer Ij. de Vries wil, is absoluut onmogelijk;
men kan zich toch moeilijk indenken dat het bureau
bevolking met het oog op deze feiten telkens aan de
Reiniging zal opgeven dat een gezin met één persoon
is vermeerderd. Dat is niet te doen, dus er zit niets
anders op dan dat men zelf een boodschap stuurt naar
de Reiniging, zooals dat ook gebeurt bij de lichtfabrie
ken, als men iets gedaan wil hebben.
Wat de opmerking van den heer De Boer betreft,
merkt spreker op dat er reeds jaren een anarchie
heerscht bij de Reiniging. Spreker is indertijd in die
anarchie terecht gekomen en die bestond toen al jaren,
dat weet de heer Dijkstra ook wel; in zijn tijd was het
daar al dezelfde boel en dat is al jaren lang zoo ge
weest. Spreker heeft de stukken van den directeur voor
gelezen, die den toestand toch zeker niet donkerder zal
kleuren als hij is; spreker zal dat zelf ook niet doen om
de werklieden niet nog meer in het donker te zetten,
maar daar heerscht een toestand, die daar reeds jaren
en jaren is voortgezet.
Spreker zal zich nu gaarne neerleggen bij den wenk
van den Burgemeester om de discussies hierbij te laten,
alleen wil hij hier nog aan vastknoopen dat Burge
meester en Wethouders deze nieuwe beweging zullen
stop zetten.
De interpellatie wordt gesloten.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergadering
door den Voorzitter gesloten.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Februari 1926. 35
Tegenwoordig alle leden.
Voorzitter de heer Jhr. Mr. J. M. van Beyrna,
Burgemeester.
De Voorzitter doet, alvorens de officieele vergadering
te openen, enkele mededeelingen omtrent het verloop
der ziekte in de laatste dagen van den Secretaris der
gemeente, den heer Mr. M. Goslings, en van diens over
lijden.
De vergadering wordt geopend.
De Voorzitter Geachte Vergadering.
Hoewel we allen wisten, dat de gezondheidstoestand
van onzen gemeente-secretaris in den laatsten tijd niet
goed was en reden gaf tot ernstige bezorgdheid, heeft
het bericht van zijn plotseling overlijden ieder getroffen.
Ik wil ook hier dezen uitmuntenden ambtenaar dei-
gemeente herdenken en waar wij in deze zaal, in den
Raad, bijeen zijn, gaan mijne gedachten het eerste uit
naar zijn arbeid, dien hij altijd deed voor de voorberei
ding van deze vergaderingen. Ook gij leden van den
Raad zult in den loop der jaren gemerkt hebben, dat
deze altijd uitstekend is geweest.
Leefde hij geheel voor zijn werk, speciaal de voorbe
reiding Uwer zaken had zijne liefde, hij zorgde voor
goed geformuleerde, correcte voorstellen, die voor ieder,
ook al was hij toevallig minder op de hoogte van de
zaak, duidelijk waren.
Ook bij een onverwachte wending in de discussies
was mijn linkerbuurman, door zijne jarenlange ervaring,
voor mij, bij een kleine informatie, een nimmerfalende
vraagbaak.
Dit was zijn werk voor onze vergaderingen, maar
speciaal wil ik hier den heer Goslings herdenken in zijn
werk in de vergaderingen van Burgemeester en Wet
houders.
Zijn bijna 22-jarige ervaring, gepaard met een helder
oordeel, is ons altijd van grooten steun geweest.
Wij zullen hem missen, den man die voor alle zaken,
die ter behandeling kwamen, goed voorbereid was, die
uitleg kon geven over oudere toestanden en voorvallen,
die gebeurd waren voor ik zelf of één der wethouders
deel van het college uitmaakte, die vasthoudend aan
eigen meening, doch ten volle respecteerend die van
anderen, een factor was in het betrekkelijk kleine col
lege van Burgemeester en Wethouders.
Een welwillend man, die goed argumenteerde, waar
naar ieder gaarne luisterde, en voor wien allen in het
college respect hadden; die niet alleen mij, maar ook
de wethouders, indien zij dat verlangden, terzijde stond.
Als hoofd der secretarie had hij bij alle ambtenaren
niet alleen waardeering, maar ook groote sympathie
verworven; zijn aangename omgang, zijn groote werk
zaamheid en zijn uitstekend op de hoogte zijn van alle
zaken heeft ook bij hen hunne uitwerking niet gemist;
zij erkenden in hem den meerdere in alle opzichten en
zij deden dat gaarne.
Ten slotte wil ik als Burgemeester hier nog een per
soonlijk woord aan toe voegen.
De jaren die ik hier geweest ben, heb ik altijd met
groot genoegen en in de grootste harmonie met den
heer Goslings samengewerkt.
Hij was mij, door zijne ervaring in zaken deze ge
meente betreffende, een steun, dien ik noode zal missen;
hij was misschien wat formeeler aangelegd dan ik zelf,
maar wederzijdsche sympathie en goede samenwerking
heeft den wagen steeds in het rechte spoor gehouden.
Ik meen dan ook met Uw aller instemming en met
die der ambtenaren, die ook hier op dit oogenblik de
herdenking van hun chef hebben willen bijwonen, dank
te mogen brengen aan onzen overleden gemeente-secre
taris voor alles wat hij gedaan heeft voor deze gemeente;
wij hebben dergelijke ambtenaren zoo noodig.
Ik behoef hier dan ook niet de verzekering te geven
aan mevrouw Goslings, die bij allen ter secretarie ook
zoo goed bekend is, dat wij diep met haar mede voelen
en dat wij onzen secretaris zullen blijven gedenken als
uitstekend ambtenaar en persoonlijk vriend.
De heer Tieniersma Mijnheer de Voorzitter.
Als oudste lid van den Raad is het dat ik namens
hem, moge het dan ook met een enkel woord zijn, onzen
secretaris wil gaan herdenken. Het vrij plotselinge be
richt van zijn overlijden grijpt ook ons ten zeerste aan,
al was het ons in den laatsten tijd niet onbekend, dat
zijn ziekte weinig kans op herstel bood. Betrekkelijk
kort geleden was hij nog in ons midden en niemand
onzer, toen hij hoorde, dat de secretaris met verlof was,
vermoedde dat hij niet weder in ons midden zou ver
schijnen en zijn arbeid hervatten, wat wij allen zoo
gaarne zouden hebben gezien, zoowel voor hem als in
't belang van onze gemeente, waar zijn arbeid door ons
ten hoogste werd gewaardeerd. Het heeft zoo niet
mogen zijn.
Mr. Goslings, wij herdenken U bij dezen als iemand
van wien gezegd kan worden dat nauwgezette plichts
betrachting en groote ijver Uw persoon sierde, maar
ook Uw vriendelijke omgang en belangelooze welwil
lendheid die ge aan den dag legdet tegenover ons, wan
neer wij leden van den Raad U iets te vragen hadden.
Uw verscheiden schokt ons diep.
Namens den Raad sluit ik mij aan bij de zeer gevoel
volle woorden, door den Voorzitter gesproken, tot troost
van de nabestaanden en gewijd aan de nagedachtenis
van den afgestorvene.
Op voorstel van den Voorzitter wordt door dezen, ten
teeken van rouw, de vergadering gesloten.