42 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Maart 1926. De heer Weima kan zich met de verordening, zooals deze voor ons ligt, wel vereenigen, maar zou toch een opmerking willen maken en wel deze, dat dit prae-ad- vies op het schrijven van de Kamer van Koophandel zoo vreeselijk lang op zich heeft laten wachten. Den 19en Mei 1925 is het stuk bij Burgemeester en Wethouders aangebracht en spreker meent zich te herinneren dat volgens de stukken 3 weken daarna het advies van den directeur van het abattoir is ingekomen. Sindsdien zijn 9 maanden verstreken en nu vraagt spreker zich af of het noodig was zoo lang te wachten met dit prae-advies, waar toch door dit wachten verschillende handelaren zijn gedupeerd. Dit is wel niet met zooveel woorden gezegd, maar het is toch tusschen de regels door te lezen. Spreker betreurt het zeer dat de betrokken han delaren te Leeuwarden intusschen geen zaken konden doen. Wenschelijk is het dat Burgemeester en Wet houders voortaan bij het uitbrengen van dergelijke prae- adviezen wij krijgen nu weer een belangrijk prae- advies omtrent den Zondagsrust voor de bloemisten er wat meer rekening mee zouden willen houden dat de betrokkenen niet langer worden gedupeerd dan strikt noodig is. De heer Van der Schoot zou een vraag willen stellen omtrent bijlage no. 6. Hier staat dat de directeur van oordeel is dat voldoende controle mogelijk is, wanneer door het stellen van voorwaarden betreffende in- en uitslag aan de handelaren eenige beperking van bewe gingsvrijheid met hunne waren wordt opgelegd. En daar staat onder „Het stellen^der voorwaarden zouden wij aan ons opgedragen wenschen te zien." Spreker zou nu willen weten hoe Burgemeester en Wethouders zich die voorwaarden hebben gedacht. Kan het college daarom trent ook iets mededeelen De Voorzitter geeft den heer Weima toe dat het prae- advies lang heeft geduurd, maar zou toch geen bijzon dere oorzaak weten, waarom het lang heeft geduurd wel weet hij dat Burgemeester en Wethouders het niet expres lang hebben opgehouden. Het betreft hier een financieele kwestie voor de betrokkenen in de gemeente, terwijl de gemeente zelf er mee achteruit gaat. Spreker weet echter wel dat de zaak bij Burgemeester en Wet houders herhaaldelijk is besproken, vooral ook met be trekking tot de kwestie, waar de heer Van der Schoot op komt, de kwestie van uitvoering. Het idee op zich zelf was Burgemeester en Wethouders direct wel sym pathiek maar de uitvoering is lang en breed en niet een keer maar herhaaldelijk in het college besproken. Ten slotte heeft de directeur van den keuringsdienst gezegd: zooals ik nu de zaak heb opgezet, meen ik dat het wel mogelijk is. Wat hier in zit is niet alleen dat van het ingevoerde vleesch geen keurloon meer zal worden ontvangen, maar dat er bovendien tegen ge waakt moet worden dat niet ongekeurd vleesch er on willekeurig doorgaat voor gebruik ter plaatse. De directeur heeft eerst in het algemeen geadviseerd en daarna is de zaak bij Burgemeester en Wethouders een paar keer besproken. Vervolgens had men niet alleen een principieele uitspraak van den Raad noodig maar moest er ook een wijziging der verordening komen. Deze is toen naar de Gezondheidscommissie gezonden en die wijziging is in het laatst van 1925 van haar terug ontvangen. Zoo heeft het een met het ander het prae- advies wat lang opgehouden. Spreker geeft in het algemeen toe dat dergelijke zaken vlug moeten worden behandeld, maar wat het adres van de Bloemistenpatroonsvereeniging aangaat, wat de heer Weima aanhaalt, merkt spreker op dat dit een zaak betreft, die wij hier nooit anders hebben gekend, die hier jaren en jaren zoo is geweest. Spreker geeft toe dat het misschien goed zal zijn dat daarin verandering wordt gebracht maar men moet er nu niet op aan dringen dat dit zoo vlug mogelijk zal gebeuren en het niet doen voorkomen, alsof het hier een schreeuwende misstand betreft. Of het veranderd zal moeten worden laat spreker daar, maar als het werkelijk zoo erg is, dan had men ook maar eerder met het adres moeten komen. Wat de vraag van den heer Van der Schoot betreft, antwoordt spreker dat de directeur van het slachthuis voorstelt een soort van geleidebiljetten in te voeren evenals bij het gedistilleerd, waarbij dan moet kennis worden gegeven van het vervoer, zoowel bij inslag als bij uitslag, opdat steeds zal kunnen worden nagegaan of werkelijk geen vleeschwaren aan den keuringsdienst ontsnappen. De directeur meent dat hij dan voldoende de zaak in de hand heeft en dat op die manier hij en zijn personeel ook goed de hand aan deze regeling kun nen houden; hij is van meening dat het dan wel degelijk mogelijk is het goed te doen, zooals het behoort. Spr. meent dat het bedoelde formulier en de omschrijving daarvan ook ter inzage bij de stukken hebben gelegen. Het is dus de bedoeling dat zoowel bij inslag als bij uitslag geleidebiljetten zullen worden afgegeven en dat dus een kennisgeving van alle handelingen, die met de bedoelde vleeschwaren worden verricht, aan het abattoir moet worden gedaan. Op die manier meent de directeur de zaak voldoende te kunnen controleeren. De heer Van der Schoot zou na de toelichting van den Voorzitter denken dat er in de toekomst veel be zwaren aan deze regeling vastzitten. Als hij het goed begrijpt, zal de grossier, als hij aflevert naar buiten, voor ieder stukje vleesch een geleidebiljet moeten aan vragen. Geeft dat in de toekomst niet veel bezwaar Stel voor dat er bij een grossier in rookvleesch een kar rijder van buiten komt om een stukje rookvleesch, dan zal hij daarvoor eerst een geleidebiljet moeten halen, terwijl, als een oogenblik later de telefoon gaat en weer een kleine bestelling wordt gedaan, hij alweer naar het abattoir zal moeten om een geleidebiljet te halen. Zoo zal het telkens doorgaan, waarom spreker denkt dat dit in de toekomst veel bezwaar zal opleveren. Is dat nu wel noodig? Spreker ziet de zaak zoo. Een grossier, die b.v. 1000 pond vleesch aanvoert, betaalt toch slechts keurloon voor het vleesch dat in Leeuwar den blijft, voor wat er uit gaat, behoeft hij niet te be talen. Is het nu wel noodig dat hij telkens kennis geeft wat er uitgaat? Naar sprekers meening is het voldoende, wanneer hij het geheele kwantum aangeeft en dat hij aangeeft wat door hem in de stad wordt afgeleverd en waarvoor hij keurloon moet betalen. Het restant, dat naar buiten de gemeente gaat, behoeft er dan niet in te worden betrokken De heer K. de Boer: Ja, dat zit goed in mekaar De heer Van der Schoot vervolgt dat, als het niet zoo is, hij het dan mis ziet; er behoeft toch van het vleesch, dat naar buiten gaat, geen keurloon te worden betaald? Spreker zou ook nog de vraag willen stellen waarvan de grossier het keurloon betaalt, van het vleesch, zooals hij het ontvangt of van het vleesch, nadat het gerookt is. Spreker wil ook graag de keuring in de hand werken en hij meent dat ten opzichte van het vleesch, dat in Leeuwarden wordt afgeleverd, wel degelijk de winke liers, aan wie het wordt verkocht, in de verantwoording van de keuring moeten worden betrokken. Als de win kelier daartoe wordt verplicht, n.l. dat hij ook dient te weten dat het vleesch, dat hij ontvangt, moet zijn ge waarborgd door een merk, dan heeft men controle van twee kanten. In de eerste plaats zal de keuringsdienst moeten controleeren, maar wanneer verder in een winkel vleesch wordt aangetroffen zonder keuringsmerk, zou spreker den winkelier en den verkooper beide strafbaar willen stellen. Als spreker een en ander verkeerd ziet, zou hij daaromtrent gaarne worden ingelicht. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Maart 1926. 43 De Voorzitter merkt op dat Burgemeester en Wet houders met het voorstel tot wijziging van deze veror dening zijn gekomen, toen bij hen vast stond, dat hier mee werkelijk niet geknoeid zou kunnen worden. Nu geeft spreker direct toe dat er misschien nog wel han delaren zullen zijn, die nog slimmer zijn dan de direc teur en dat er nog wel eens een tusschen de mazen van de verordening door zal kunnen kruipen. Maar in elk geval zullen Burgemeester en Wethouders het in de hand houden de voorwaarden te stellen en zoodra het college merkt dat er iets is vergeten en dat gebeurt altijd wel eens kan het die voorwaarden aanvullen. Verder lijkt het spreker toe dat, zooals de heer Van der Schoot de zaak voorstelt, het wel een beetje heel eenvoudig zou zijn. Men moet niet vergeten dat, als de handelaar het lastig vindt om voor elk stukje vleesch een geleidebiljet te moeten aanvragen, hij zich daaraan niet behoedt te onderwerpen als hij alle vleesch laat keuren, is hij vrij. Het is juist ten bate van de grossiers dat deze wijziging in het leven wordt geroepen, het is ten bate van hun financieele vooruitgang, opdat zij iets meer kunnen verdienen en spreker meent dat zij zich daarvoor dan ook maar eenige moeite moeten ge troosten. Dan stelt spreker zich ook voor dat het in de practijk heel anders zal gaan dan de heer Van der Schoot heeft gezegd. De grossier zal wel degelijk een bepaalde voor raad hebben voor uitslag, waarvan hij vooruit aan het abattoir heeft kennis gegeven dat hij die voorraad in uitslag heeft. Spreker weet ook dat volgens het concept- formulier het personeel van den keuringsdienst ten allen tijde toegang heeft tot de perceelen van de gros siers, dat dit personeel in de gelegenheid moet worden gesteld daar wegingen te verrichten en dat daarbij assistentie moet worden verleend door het personeel van den grossier, opdat het personeel van den keurings dienst te allen tijde de zaak kan controleeren. Spreker stelt zich voor dat het zoo gaat, dat de grossier zegt dat hij die partij heeft voor vermoedelijken uitvoer naar buiten, dat hij daarvan kennis geeft aan het abattoir en dat hij daarvoor een geleidebiljet krijgt. Zoo eenvoudig als de heer Van der Schoot het zich denkt zou spreker het echter niet willen opzetten, n.l. doordat alleen de grossier een briefje afgeeft zooveel is hier gebruikt, dus zooveel moet ik betalen. Men zegt wel eens geen leeper wezens als men- schen. Dat geldt ook hier ten opzichte van de betrokken handelaren en daarom moesten Burgemeester en Wet houders, om fraude zooveel mogelijk te verhinderen, met dit voorstel komen. Het is waar dat daar bezwaren aan zitten en dat de bepalingen, hoe met gekeurd en met ongekeurd vleesch moet worden gehandeld, voor de betrokkenen een beetje lastig zijn, maar dan moeten zij maar van hetgeen gevraagd is afstand doen. Burge meester en Wethouders achten invoering van de voor gestelde bepalingen een openbaar belang. Spreker stelt zich ook voor dat de gemeente thans verlies zal lijden op het rooken van vleesch, omdat van gerookte vleeschwaren voortaan keurloon zal moeten worden betaald naar gelang van het gewicht dat die vleeschwaren na het rooken hebben. De grossiers in Leeuwarden komen daardoor ook meer in zuivere con currentie met die van buiten; de grossiers van buiten worden toch ook belast naar het gewicht dat de ge rookte waren hebben en niet naar het gewicht, dat zij gehad hebben, toen zij versch waren. Op het oogenblik is het zoo de grossier voert versch vleesch in, rookt dat en verkoopt het dan in Leeuwarden. Tot nog toe werd dat versche vleesch gekeurd en moest naar het gewicht daarvan het keurloon worden betaald, terwijl door de grossiers van buiten alleen maar keurloon naar het gewicht van het gerookte vleesch behoefde betaald te worden. De grossiers uit de gemeente komen nu echter in een betere conditie en in betere concurrentie met die van buiten de gemeente, maar het valt niet te ontkennen dat de gemeente ook daardoor in een slech tere conditie komt. De heer Van der Schoot is, wat het eerste betreft, volkomen tevreden gesteld, maar blijft toch in de toe komst veel bezwaren zien, terwijl het toch zeer gemak kelijk anders zou kunnen. Men kan toch ook de voor waarde stellen dat moet worden meegedeeld waar het vleesch is geleverd en dan kan men dat controleeren. Spreker acht dat niet onmogelijk. De Voorzitter: Laten wij dan beginnen met zoo streng mogelijke voorwaarden, dan kunnen wij die later in de practijk altijd nog een beetje verslappen. Als er wer kelijk ernstige tegenstand komt of als blijkt dat door voering ervan niet mogelijk is, kunnen wij ze altijd nog wat verminderen. In elk geval, Burgemeester en Wet houders hebben het in de hand, de voorwaarden kun nen elk oogenblik gewijzigd worden. De algemeene beraadslagingen v/orden gesloten. Onderdeelen IIII worden onveranderd vastgesteld, waarna de geheele verordening onveranderd wordt vastgesteld. Op voorstel van den Voorzitter wordt, teneinde wet houder Beekhuis gelegenheid te geven in besloten ver gadering een mededeeling te doen, in geheime verga dering overgegaan. Na heropening der openbare vergadering wordt, niets meer te behandelen zijnde, deze door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1926 | | pagina 4