Vergadering vat Dinsdag 11 Juli 1926.
132 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Juli 1926.
dat er in een ander restaurant ook nog wat anders te
koop is. Waar de zaken zoo staan, kan men het eene
niet van het andere scheiden.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi voelt ook een
onbillijkheid in de kwestie van wat men onder „bedrijf"
verstaat, maar dat kan niet een reden zijn om de zaken
te scheiden, omdat het haar heel moeilijk toelijkt alleen
een belasting te heffen op den verkoop van sterken
drank. Wèl kan het echter een reden zijn om niet het
maximum te heffen en dat gebeurt hier wel. Spreekster
voelt dat als een onbillijkheid. Zij zou er dan ook in
kunnen meegaan niet het maximum te aanvaarden,
waartoe de wet de macht geeft, maar het bedrag lager
te stellen, opdat de onbillijkheid niet zoo groot mogelijk
wordt.
De heer Beekhuis (wethouder) gelooft dat de Raad
niet geplaatst moet worden voor de taak om een juri
disch debat te houden over den uitleg van de wet. Hij
meent dat men zich hier meer tot de zaak moet bepalen
en het niet zoozeer moet hebben over de juridische
kwestie. De heeren Nijholt en Froentjes hebben zich in
hun werkje geplaatst op juridisch standpunt, maar me
vrouw Buisman heeft dat boekje misschien niet gelezen
en zij die het wel hebben gelezen, zullen zich, dunkt
spreker, misschien den inhoud niet geheel en al herin
neren.
Spreker wil alleen dit opmerken over de herschatters.
De heer Koopinans zegt zoo: de herschatters zijn onge
veer tot dezelfde cijfers gekomen als de schatters, dus
komt hij tot de conclusie dat die heeren hetzelfde
svsteem hebben gevolgd als de schatters. Dat zegt de
heer Koopinans zoo, maar spreker zou daarvan het be
wijs willen zien. Hij kan alleen meedeelen dat de her
schatters hun rondgang hebben gemaakt, zonder kennis
te hebben genomen van de cijfers van de schatters; men
stond op het standpunt dat de herschatters niet moeten
weten welke cijfers de schatters hebben geschat. Als
dan de uitkomsten van de herschatters zoo mooi over
eenkomen met die van de schatters, blijkt daaruit, meent
spreker, dat de schatters vrij goed hebben gezien, daar
de cijfers van de herschatters ten naasten bij bij de
hunne waren.
Mevrouw Buisman noemt een aparte categorie, waar
bij de onbillijkheid wordt begaan dat zij te veel belas
ting moeten betalen. Maar daar is niets aan te doen
men kan op het stuk van belastingen geen privilegiën
scheppen en niet een zekere categorie een lager percen
tage laten betalen dan een andere. Men kan dus voor
den kring van hotelhouders geen uitzondering stellen;
deze zal evengoed het vergunningsrecht moeten betalen
als de andere categorieën. Voor zoover daarbij echter
onbillijkheden mochten voorkomen, twijfelt spreker er
niet aan dat zoowel de schatters als de herschatters met
alle omstandigheden te rade zullen zijn gegaan.
Spreker zou nu zelf toch wel één opmerking willen
maken op juridisch terrein, omdat hij vindt dat de heer
K. de Boer den spijker op den kop heeft geslagen toen
hij zei: wat is de geheele omvang van het bedrijf
Het komt spreker voor dat men in het algemeen de
zaak zoo kan stellen. Wanneer men een kroegje heeft,
waar niets anders gebeurt dan dat over de toonbank
een glaasje jenever of brandewijn wordt verkocht, dan
kan men zeggen dat de omvang van het bedrijf daar
niets anders is dan de sterke drank, die daar wordt ver
kocht. Daar is het heel gemakkelijk voor de schatters
om te zeggen wat daar betaald moet worden: men gaat
eenvoudig na hoeveel liter gedistelleerd daar is verkocht
en dan is de rekening heel gemakkelijk te maken. Wel
komt ook hierbij de lokaliteit in aanmerking, maar dat
is iets wat niet zooveel verschilt bij die kroegjes.
Dat is echter niet wat men in den regel noemt het
bedrijf. De heer De Boer heeft bedoeld dat in de meeste
bedrijven, behalve sterken drank, ook nog iets anders
is te krijgen. Dat noemt men dan het nevenbedrijt' en nu
is zeer zeker heel goed aangetoond in het werkje van
de heeren Nijholt en Froentjes dat wel degelijk een ge
deelte van de inkomsten uit het nevenbedrijf in aanmer
king komt bij de schatting van het vergunningsrecht.
Die heeren staan hierin ook niet alleen, maar de groote
man op dit gebied, de heer Van der Veen die bij de
heeren ook wel bekend zal zijn als zijnde de man, die
het grootste en het beste commentaar over de Drank
wet heeft geschreven komt tot dezelfde conclusie, of
liever gezegd, de heeren Nijholt en Froentjes komen tot
dezelfde conclusie als de heer Van der Veen, dat neven-
bedrijven hierbij ook wel degelijk in aanmerking komen.
Spr. heeft nog van iemand, die bevoegd is over juri
dische kwesties te oordeelen, critiek op het systeem van
de schrijvers van dit boekje gehoord; hij heeft daarvan
nog in geen enkel juridisch werk gelezen, alleen krijgen
wij thans de critiek van het lid van de Tweede Kamer,
de heer Staalman, tevens voorzitter van den Bond van
Hotel-, Café- en Restauranthouders. Of die mijnheer nu
meer spreekt als Tweede Kamerlid of als voorzitter van
dien bond, weet spreker niet, maar dat zijn critiek ge
heel objectief zou zijn, acht spreker aan twijfel onder
hevig.
Spreker herhaalt dat hij weet dat de herschatters
hoegenaamd niet bekend waren met de cijfers van de
schatters en dat hij vindt dat, wanneer zij tot ongeveer
dezelfde cijfers zijn gekomen als de schatters, zijn con
clusie dan moet zijn dat de schatting vrij juist is ge
weest.
De Voorzitter: Wenscht de heer Koopinans nog een
besloten vergadering
De heer Koopmans: Dat behoeft om mij niet, maar
ik zou een paar voorbeelden willen voorlezen, omdat ik
die min of meer noodig heb.
De Voorzitter: Welke voorbeelen
De heer Koopmans: Van die twee zaken, die ik zou
willen noemen.
De Voorzitter: Wou U die onderling vergelijken
De heer Koopmans: Ja.
De Voorzitter: Dan zal dat in besloten vergadering
moeten gebeuren. Het is altijd de gewoonte geweest dat
de kohieren worden besproken in besloten vergadering
en dat lijkt mij ook nu verreweg het beste. Als U spe
ciale gevallen tegen elkaar wilt vergelijken in verband
met oneffenheden in de schatting, lijkt het mij beter dat
die in besloten vergadering worden besproken. Spreker
vraagt of de Raad zich hiermee kan vereenigen.
De Raad maakt daartegen geen bezwaar.
Ter verdere behandeling van punt 9 (agenda no. 10)
wordt in geheime vergadering overgegaan.
Na heropening der openbare vergadering wordt, niets
meer te behandelen zijnde, deze door den Voorzitter
gesloten.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Juli 1926. 133
Tegenwoordig 24 leden, te weten: de heeren Dijkstra,
Lautenbach, Tiemersma, H. de Boer, Wölcken, Schel-
tema, Koopmans, Botke, Oosterhoff, Cohen, O. F. de
Vries, Hofstra, Van der Schoot, Visser, Muller, Hooiring,
Van der Veen, M. Molenaar, Posthuma, Weiina, Westra,
Beekhuis, IJ. de Vries en B. Molenaar.
Afwezig 3 leden, waarvan met kennisgeving mevrouw
BuismanBlok Wijbrandi en de heer Fransen, zonder
kennisgeving de heer K. de Boer.
Voorzitter de heer Jhr. Mr. J. M. van Beyma,
Burgemeester.
1. Wordt medegedeeld
1. dat bij Koninklijk besluit is goedgekeurd het
raadsbesluit van 27 April 1.1. tot wijziging van de ver
ordening op de heffing van beurs- en waagrechten;
2. dat Gedeputeerde Staten hebben goedgekeurd de
raadsbesluiten van 29 Juni 1.1. tot afstand van grond in
erfpacht aan W. Jonker en J. Engelmoer (hoek Leeuw-
rikstraat en Merelstraat), W. van der Mey en T. Jellema
(Marssumerstraat) en J. Bakker (van Asbeckstraat)
3. rapport omtrent de opneming der kas van het be
drijf der gemeentereiniging.
De mededeelingen sub 13 worden voor kennis
geving aangenomen.
4. verzoek van de afdeeling Leeuwarden van den
Nederlandschen Bond van Leeraren en Leeraressen bij
het Nijverheidsonderwijs om op de gemeente-begrooting
1927 een post, groot 5354.70, uit te trekken, dienende
tot uitbetaling van een deel van het tekort op het salaris
over 1920 van het personeel der Nijverheidsscholen
alhier.
Zal worden behandeld bij de begrooting voor 1927.
5. schrijven van S. Polak, alhier, houdende verzoek
om uitkeering van een bedrag van 520.wegens het
niet aan hem gunnen van het sorteeren van lompen, enz.
uit het op het terrein te Wartena aangevoerde huisvuil.
Wordt voorgesteld dit schrijven voor kennisgeving aan
te nemen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Dijkstra heeft dit adresje ook gelezen en
gelooft dat het voor de raadsleden, die niet meer lezen
dan dat adres, niet recht duidelijk is. Voordat spreker
daarop verder ingaat omdat dit eigenlijk niet ge
makkelijk valt; de man begint direct met een eisch tot
schadeloosstelling zou hij graag van het college
hooren hoe deze zaak zich heeft ontwikkeld. Het gaat
hier over de kwestie van het vuil sorteeren en als spre
ker het goed begrijpt, is daarvoor een soort van onder-
handsche verkoop of aanbesteding geweest. Waar hij
het echter niet goed begrijpt, zou hij graag nadere in
lichtingen willen hebben.
De heer Hofstra zou zich kunnen aansluiten bij de
woorden van den heer Dijkstra. Ook hij zou graag in
lichtingen van het college willen hebben, omdat dit voor
hem ook een duistere zaak is, en in dit betrekkelijke stuk
veel dingen naar voren komen, die zijn rechtsgevoel niet
bevredigen. Spreker zou graag een nadere uiteenzetting
van het college willen hebben.
De heer Lautenbach (wethouder) zegt dat, zooals
wel algemeen aan de heeren bekend zal zijn, gedurende
eenige jaren de voorwerpen, die nog eenige waarde
hadden, werden uitgezocht. Daar kwamen echter ver
schillende malen op- of aanmerkingen over, waarom
eindelijk werd besloten een andere weg te kiezen, door
aan bepaalde geschikte personen de gelegenheid te
geven door er voor te betalen. Aan hen is gevraagd
wat zij er voor over hadden om de zaak te mogen uit
zoeken en toen zijn er een drietal inschrijvingen inge
komen, waarvan adressant de hoogste was. Het college
was echter van meening, ook op advies van den direc
teur, dat het niet op die aanbieding moest ingaan.
Tegelijk kwam ook een schrijven van de Vereeniging
voor Werkverruiming, die graag in de gelegenheid zou
worden gesteld om het uitzoeken door haar personeel
te laten doen, waarbij werd aangeboden dat de op
brengst zou kunnen worden afgetrokken van het sub
sidie, dat de gemeente aan de vereeniging geeft.
De heer Dijkstra meent dat de zaak na de mede-
deeling van den wethouder niet veel is verduidelijkt.
Spreker weet er natuurlijk, als oud-wethouder, toevallig
iets van, maar na de inlichtingen van den wethouder
weten de raadsleden op het oogenblik nog net zooveel
als toen de wethouder nog niet gesproken had. Spreker
zal dan ook-maar zeggen wat hij er van weet; misschien
dat men naar aanleiding daarvan het dan een beetje
beter begrijpt.
Zooals bekend is wordt het huisvuil van Leeuwarden
naar Wartena vervoerd; het wordt uit de wagens zoo
in de pramen gekipt en dan verzonden. Dit was in spre
kers tijd al zoo en dat zal zoo wel zijn doorgegaan, tot
er later iets gebeurde. Dat bestond hierin, dat door de
firma Cohen een man is geplaatst op het terrein bij
Wartena, die, terwijl de pramen werden leeggemaakt,
het goed uitzocht, dat mischien nog eenige waarde had,
lompen, beenderen, enz. Dat is het, wat spreker er van
bekend is.
Spreker begrijpt wel dat dit misschien aanleiding tot
deze zaak heeft gegeven; concurrenten hebben misschien
gemeend dat er heel wat in zat spreker raadt dat
maar, het is misschien niet zoo en zoo is dat dan
in de wereld gekomen. Wat hij echter niet goed heeft
begrepen is, of het is gebeurd naar aanleiding van een
verzoek van meer andere kooplieden om zooiets in het
openbaar aan te besteden, de mogelijkheid open te
stellen om zooiets te pachten. Is dat juist, is het in het
openbaar gegaan, of heeft men naar aanleiding van een
vraag van den heer Polak bij verschillende handelaren
op andere wijze contact gezocht
Hoe het ook zij, hier blijkt uit dat de heer Polak
meer geld heeft geboden voor de goederen dan de firma,
zoopas door spreker genoemd. Spreker vraagt ook met
nadruk of het in het openbaar is geschied, omdat er in
verband met de Gemeentewet anders misschien moeilijk
heden zouden kunnen rijzen. Hij heeft de Gemeentewet
niet bij zich, maar ten opzichte van verpachtingen staat
daarin dat een lid van den Raad niet mag deelnemen
aan onderhandsche pacht van gemeentegoederen, echter
wel aan een openbare verpachting.
Ook is spreker niet recht duidelijk de reden, waarom
de firma, die meer bood, het niet heeft gekregen. Die
vraag is niet voldoende beantwoord.
Spreker wil ook wijzen op het antwoord, dat de wet
houder heeft gegeven in verband met de kwestie van
Practische Hulp. Is er niet een bepaalde reden, waarom
het uitzoeken niet door die vereeniging gebeurt Mis
schien weet spreker die reden wel, maar het college zal
die nog beter weten. Als het kon worden gedaan door
Practische Hulp, zonder dat de gemeente daar schade
door leed, dan was daar misschien iets voor te zeggen,
maar spreker gelooft dat op die manier het vervoer
belangrijk duurder zou worden, omdat men hier bij het
overladen de goederen zou willen uitzoeken.
Spreker gelooft dat het antwoord van den wethouder
niet voldoende is op de vraag, waarom het aan de firma,
die een belangrijk bedrag hooger heeft geboden, niet
is gegund.
De Voorzitter zegt dat het antwoord op de laatste
vraag van den heer Dijkstra, waarom het aan hem, die
hooger heeft ingeschreven, niet is gegund, eigenlijk heel