138 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Juli 1926.
gekomen, dat naar het oordeel van Burgemeester en
Wethouders practisch uitvoerbaar is, maar zij achten
liet niet wenschelijk om te komen met een voorstel, dat
naar hun oordeel practisch niet uitvoerbaar is en dat is
de aflevering op Zondag; als dat strafbaar wordt ge
steld, geeft spreker de verzekering dat dit in de practijk
tot groote moeilijkheden aanleiding zal geven.
Wat is aflevering Het moment, waarop de loop
jongen of de bloemist de bloemen overgeeft aan me
vrouw of aan de dienstbode. Alleen dat moment is straf
baar; zoolang de loopjongen met een mandje met
bloemen loopt, is hij niet strafbaar, maar alleen op het
moment, dat hij ze overgeeft, is hij strafbaar en dat kan
niet worden geconstateerd, dat is de groote practische
moeilijkheid. Het eenige is dat de politie er toevallig
tegen aan loopt en dat zij het toevallig net ziet of dat
de politie des Zondags gaat loopen achter alle mogelijke
jongens, die met bloemen of planten loopen, dat zij zegt:
daar gaat er een met een bloemetje, en wacht tot de
loopjongen het overgeeft. Het zal daarbij echter weer
net gaan als bij de menschen, die iets in de gracht
willen gooien; die kijken eerst of er een agent is en als
hij er is, gooien zij het er niet in
De heer Hofstra: Daarom is het verboden.
De Voorzitter Daarom is het verboden, ja, maar
zoo is het ook met de maximum-snelheid. Daarom
maken wij toch geen verordening, om dan te zeggen:
wij hebben op Zondag geen aflevering; wij willen toch
ook dat die bepaling wordt gehandhaafd? Wij willen
die toch niet alleen op papier hebben; de bedoeling is
toch niet om te zeggen: bij ons wordt des Zondags niet
afgeleverd, terwijl wij weten dat het toch gebeurt?
Dan is het beter dat een dergelijke bepaling niet wordt
gemaakt.
Burgemeester en Wethouders hebben heel goed ge
voeld dat in net request van de bloemistenhandelaars
ook stond een verzoek tot aflevering op Zondag, waarbij
men gaf een verwijzing naar de verordening in Den
Haag. Het is Burgemeester en Wethouders echter niet
mogen gelukken een dergelijke bepaling uit de Haagsche
verordening op te diepen; spreker zou graag willen
zien dat men die er uit haalde hij heeft die verorde
ning hier maar de bepaling staat er niet in.
Burgemeester en Wethouders hebben gemeend op
grond van practische moeilijkheden een bepaling om
trent aflevering niet te moeten opnemen. Het open
hebben van bloemenwinkels is te constateeren, maar
het andere niet. En waarom zou men hier niet mogen
afleveren, terwijl andere winkels wel mogen afleveren
wat telefonisch wordt besteld Wat voor verschil is
daar toch in Waarom mag een kruidenier dat wel
doen en een kaaswinkelier ook, maar een bloemen
winkelier niet
Het artikel dat hier thans wordt ingevoegd ligt in
zooverre in de lijn van de bestaande verordening; deze
gaat voor andere zaken ook niets verder dan dat het
verboden is deze of die zaak open te hebben. De kap
perssalons mogen niet open zijn en bloemenwinkels nu
ook niet, maar aflevering is voor geen enkele zaak
strafbaar gesteld.
Burgemeester en Wethouders meenden nu eigenlijk
dat zij al heel mooi hun best hadden gedaan door met
deze verordening te komen, maar het komt er nu op
neer dat zij eigenlijk nog een standje krijgen, omdat zij
ook nog niet met iets anders zijn gekomen. Spreker
meent echter den Raad thans wel duidelijk te hebben
gemaakt hij heeft het dezen althans trachten duidelijk
te maken waarom Burgemeester en Wethouders dat
niet hebben gedaan.
De heer Muller: Ik moet U een illusie ontnemen; wij
zijn U heelemaal niet dankbaar
De Voorzitter: Dat heb ik wel gemerkt.
De heer Muller in deze kwestie ten minste niet.
Spreker wou even meedeelen dat hij zich meende te
herinneren dat hij den vorigen keer in denzelfden geest
heeft gesproken; hij heeft nu de voorloopige proefdruk
even laten opvragen en daarin staat dat daar door spre
ker is gesproken ais volgt
„Spreker hoopt dat de Raad het zal verwerpen en Burs,re-
•meester en Wethouders opdracht zal geven een verordening
samen te stellen."
De Voorzitter: Die hoopt dat.
De heer Muller: Dat hoopte ik en dat is gebeurd; de
Raad heeft het prae-advies verworpen en daarmee uit
gesproken dat Burgemeester en Wethouders met een
verordening
De Voorzitter: Oh
De heer MullerEn per slot van rekening, al was
dat niet uitgesproken, dan zou spreker toch willen
vragen aan den Raad: is het hier gewoonte, als een
prae-advies van Burgemeester en Wethouders wordt
verworpen, dat daar direct iets anders tegenover wordt
gesteld? Dan wordt de uitvoering toch stilzwijgend aan
Burgemeester en Wethouders overgelaten
Spreker heeft echter wel vaker opgemerkt dat, als
het college van Burgemeester en Wethouders iets niet
aanstaat, het heel wat voeten in de aarde heeft om de
zaak, zooals de Raad die wel wenscht, gedaan te krijgen.
Waar hier den vorigen keer met 19 tegen 6 stemmen
is besloten, niet alleen dat de winkels gesloten zullen
zijn, maar ook dat de aflevering zal zijn verboden, lag
het op den weg van Burgemeester en Wethouders om
niet alleen te komen met een voorstel tot winkelsluiting
met de mededeeling: wij achten het andere niet wen
schelijk, maar had het college in ieder geval in overleg
met de commissie voor de Strafverordeningen kunnen
trachten een redactie daarvoor te vinden. Dat was toch
wel mogelijk.
Nu zegt de Burgemeester dat de zaak niet is uit te
voeren en hij vraagt: wat is afleveren? Ja, men mag ook
niet stelen, maar als men steelt, terwijl de politie het
niet ziet, doen ze je ook niets. Zoo is het met het afle
veren ook. Maar als er een verbod komt voor aflevering,
zal men de medewerking hebben van alle bloemisten,
want zij hebben het allen gevraagd, op één na en dan
zal toch geen een het verbod saboteeren. En al zou men
het saboteeren, wat is het dan nog voor een groote
kwestie, om iemand met bloemen langs de straat te
sturen, terwijl men weet dat het verboden is? Dat doet
toch niemand, maar het ligt voor de hand dat, waar een
zaak, wat de uitvoering betreft, al zoo preventief werkt,
daarvoor wel een verordening, die uitvoerbaar is, is te
maken. Waar dat het geval is, hadden wij mogen ver
wachten dat Burgemeester en Wethouders met een
dergelijk voorstel waren gekomen.
Spreker doet op het oogenblik het voorstel niet
het verzoek, hij meent dat de heer Westra dat verzoek
heeft gedaan dat Burgemeester en Wethouders deze
zaak terug zullen nemen en zullen brengen bij de com
missie voor de Strafverordeningen en een redactie in
overeenstemming met het besluit, dat den 25en Mei is
genomen, zullen trachten uit te werken.
De heer Weima merkt op dat de Voorzitter formeel
gelijk mag hebben, dat de Raad in gebreke is gebleven
met een voorstel te doen, maar dat het college toch
even goed heeft gevoeld dat, nu het prae-advies was
verworpen, men moest komen met een voorstel. Er staat
toch duidelijk in deze toelichting
,,Wij hebben hieruit opgemaakt dat een verorde
ning, als door de adressanten wordt verlangd, ook
door U wordt gewenscht
v
i :,V(
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Juli 1926.
139
Er staat dus dat Burgemeester en Wethouders hebben
gevoeld met iets te moeten komen, maar dan niet met
een halven maatregel; zij hadden tegemoet moeten ko
men aan den wensch, die door den Raad is uitgesproken.
Nu zegt de Voorzitter dat een dergelijke bepaling zoo
moeilijk zal zijn uit te voeren. De heer Muller heeft
echter al opgemerkt, en spreker zou het ook zeggen
als ooit een verordening gemakkelijk is uit te voeren,
dan is het deze. Het gaat hierbij veel gemakkelijker dan
b.v. bij het tapverbod. Had men daar tegenwerking van
belanghebbenden, hier vraagt men om een verordening
en het is dus vanzelfsprekend dat men deze verordening
zal naleven.
Spreker wil dus gaarne meegaan met het voorstel van
de heeren Westra en Muller om deze zaak terug te
zenden naar de commissie voor de Strafverordeningen.
De heer Visser kan wel meegaan met het idee, door
Burgemeester en Wethouders in bijlage no. 17 naar
voren gebracht. Hij staat op het standpunt hij zal
niet in de vroegere discussies terugtreden dat men
een onbillijk element schept, wanneer men in een veror
dening iets vastlegt voor een groep van menschen. Dan j
zal men consequent moeten doorredeneeren en zoo in dit
geval moeten aanvaarden een verbod van aflevering van
alle materiaal op Zondag, anders wil spreker daar niet
aan meewerken
De heer Van der Schoot: Zij vragen het zelf.
De heer Visser Ja, maar ik vind het toch veel
beter een algeheel verbod te maken dan dit.
De Voorzitter wil opmerken dat hij niet zou hebben
gesproken, indien Burgemeester en Wethouders niet een
standje hadden gekregen dat zij de zaak niet goed heb- j
ben gedaan. Spreker heeft gezegd dat Burgemeester
en Wethouders iets hebben gedaan wat zij heele
maal niet verplicht waren om te doen en als men
uit den Raad niet had gezegd dat zij wél ver
plicht waren, ook om nog meer te doen, had
spreker niets gezegd. Hij voert aan dat, ais de Raad het
niet doet, het formeel ook niet op den weg van Burge
meester en Wethouders ligt om het te doen. Burge
meester en Wethouders zullen dat wel doen, maar, als
men iets niet behoeft te doen en dan van de eerste de
beste hier in den Raad een standje krijgt, omdat het
college niet precies naar de pijpen van den Raad heeft
gedanst want daar komt het op neer dan zegt
spreker doe het dan voortaan zelf maar. Als de heeren
het zoo niet hadden gezegd, zou spreker de rest ook
niet hebben gezegd en als de heeren zeggen dat zij het
zoo erg niet hebben gemeend, kan spreker ook wel
zeggen dat Burgemeester en Wethouders op dezen weg
zullen doorgaan, maar dat Burgemeester en Wethouders
toch ook niet precies eeuwig en altijd zullen dansen
naar de pijpen van den Raad.
Spreker zegt nog eens dat Burgemeester en Wethou
ders niet verder willen gaan; zij geven de gelegenheid
om hier de zaak te bespreken en wanneer zij hier nu
een ontwerp-verordening brengen, die naar de meening
van de meerderheid van den Raad niet ver genoeg gaat,
wat is het dan om een amendement in te dienen en tegen
Burgemeester en Wethouders te zeggen wij zijn het
hiermee eens, maar dit gaat ons niet ver genoeg wij
stellen voor daar ook aan toe te voegen
„en bloemen, planten, bloemwerken en bloemisterij
producten gedurende de Zondagen af te leveren."
Waarom stelt men dat niet voor? Dan is de zaak afge-
loopen.
De heer Dijkstra zegt dat de Voorzitter het wel van
zijn papier kon hebben afgelezen spreker heeft het
eerste genummerd a en daaronder geschreven
„b. of bloemen en planten uit bovengenoemde
inrichtingen af te leveren."
Waar de zaak echter toch nog aanleiding geeft tot
moeilijkheden, vindt spreker het beter, met de heeren
Weima en Westra, dat zij eerst nog eens door de com
missievoor de Strafverordeningen onder de oogen wordt
gezien. Zij is toch nog niet zoo gemakkelijk, anders was
er niet zoo lang over gesproken. De commissie voor de
Strafverordeningen is over deze zaak nog niet gehoord,
zij kan in ieder geval pogen een redactie te krijgen, die
goed is en misschien ook eens even de verordeningen
van andere plaatsen nazien. Het is spreker ook bekend
dat de bloemistenpatroons positief meenden dat de be
paling in de verordening van Den Haag stond, maar dat
dit niet geheel juist is. Toch zou de commissie in het
algemeen ook in dezen een onderzoek kunnen instellen
ten opzichte van Den Haag en van Amsterdam, waar
het wél gebeurt. Spreker is er ook voor eens onder de
oogen te zien hoe de uitvoering van de verordening
elders is en als de hier gewenschte elders wél wordt
uitgevoerd, is het te verwachten dat dit ook hier wel is
te doen. Spreker ondersteunt het voorstel van den heer
Muller.
De Voorzitter acht het dan beter het voorstel-Muller
aldus te wijzigen, dat deze zaak in handen wordt ge
steld van de commissie voor het ontwerpen van Straf
verordeningen en niet in handen van Burgemeester en
Wethouders, omdat de commissie toch de redactie
moet vaststellen. Dan worden Burgemeester en Wet
houders hiervan uitgesloten.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel-Muller, zooals dat door den Voorzitter
is gewijzigd, wordt met 18 tegen 6 stemmen aange
nomen.
Vóór stemmen de heeren Scheltema, Koopmans,
Botke, O. F. de Vries, Hofstra, Van der Schoot, Muller,
Hooiring, M. Molenaar, Posthuma, Weima, Westra,
IJ. de Vries, B. Molenaar, Dijkstra, Lautenbach, Tie-
mersma en H. de Boer.
Tegen stemmen: de heeren Oosterhoff, Cohen, Visser,
Van der Veen, Beekhuis en Wölcken.
14 Agenda no. 15). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om ten behoeve der woningbouw-vereeniging
„Beter Wonen" een onderhandsche geldleening aan te
gaan met de Verzekeringsbank „Victoria" te Amsterdam,
groot f 100,000.(bijlage no. 20).
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Westra kan zich met dit voorstel voor een
deel vereenigen en voor een deel niet. Hij kan er zich
zeer goed mee vereenigen dat aan de woningbouwver-
eeniging „Beter Wonen" een som van 100.000.— zal
worden geleend. Dat is het eene deel en het andere deel
is om die 100.000.te leenen van de Verzekerings
bank „Victoria" te Amsterdam. Spreker verwondert zich
eigenlijk eenigszins over dit voorstel. Hij heeft bij de
verschillende gemeentebegrootingen in de laatste jaren
uit den treure herhaald, dat hij het een van de verkeerde
dingen in het financieel beleid van de laatste jaren vond
dat wij te ruim in de middelen zaten en hij had de
illusie dat zijn stem niet was geweest die eens roepen
den in de woestijn, omdat hij meende te hebben beluis
terd van de tafel van Burgemeester en Wethouders, dat
men het met zijn zienswijze eenigermate eens was.
Spreker bemerkt echter dat men op dit oogenblik
weer van meening is dat het beter is dat geld maar
weer te leenen. Hij kan zich die gedachtengang niet
recht voorstellen. Hij kan zich voorstellen dat men geen
geld aan iemand wil leenen en hij kan zich ook voor
stellen dat men wel geld wil leenen, maar als men dat
geld in zijn vestzak heeft, dan leent men dat zelf toch
eerst niet. Spreker kan zich voorstellen dat men iemand,
die dat vraagt, wel wil leenen, maar waarom gaat men